ECLI:NL:GHAMS:2017:3368
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vorderingen van appellant tegen geïntimeerden met betrekking tot onrechtmatig handelen
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Amsterdam, betreft het een hoger beroep van appellant tegen de geïntimeerden, [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2]. De zaak is ontstaan uit een geschil over de vorderingen van appellant, die stelt dat [geïntimeerde sub 1] onrechtmatig heeft gehandeld door het horecabedrijf van [X] te kopen, terwijl [X] daar geen eigenaar meer van was. In een eerder tussenarrest is overwogen dat de vorderingen van appellant tegen de geïntimeerden moeten worden afgewezen. Appellant heeft in zijn akte verzocht om terug te komen van dit oordeel, stellende dat [geïntimeerde sub 1] persoonlijk onrechtmatig heeft gehandeld. Het hof heeft echter vastgesteld dat de feiten die appellant nu aanvoert, verschillen van de feiten die hij eerder in zijn memorie van grieven heeft aangevoerd. De twee-conclusieregel in het hoger beroep staat niet toe dat appellant na een tussenarrest nieuwe feiten aan zijn stelling ten grondslag legt. Het hof concludeert dat er geen aanleiding is om van het eerdere oordeel terug te komen en wijst het verzoek van appellant af. De grieven van appellant falen en hij wordt veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.