In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1962, was beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van een hekwerk dat toebehoorde aan een benadeelde partij. De vernieling vond plaats op 4 februari 2014 te Dirkshorn, gemeente Schagen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem eerder had veroordeeld tot een geldboete van € 270,00, bij gebreke van betaling te vervangen door vijf dagen hechtenis.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 12 mei 2017 heeft de raadsvrouw van de verdachte vrijspraak bepleit, stellende dat de herkenning van de verdachte door drie verbalisanten op camerabeelden het enige bewijs was. Het hof heeft echter geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de herkenningen door de verbalisanten, die de verdachte ambtshalve kenden. Het hof heeft vastgesteld dat de camerabeelden, hoewel van slechte kwaliteit, voldoende bewijs boden voor de herkenning van de verdachte als een van de daders van de vernieling.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en het bewezen verklaarde als strafbaar gekwalificeerd. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 270,00, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals de persoon en draagkracht van de verdachte. De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden.