ECLI:NL:GHAMS:2017:3312

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
17 augustus 2017
Zaaknummer
23-003035-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake vernieling van een hekwerk

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1962, was beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van een hekwerk dat toebehoorde aan een benadeelde partij. De vernieling vond plaats op 4 februari 2014 te Dirkshorn, gemeente Schagen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem eerder had veroordeeld tot een geldboete van € 270,00, bij gebreke van betaling te vervangen door vijf dagen hechtenis.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 12 mei 2017 heeft de raadsvrouw van de verdachte vrijspraak bepleit, stellende dat de herkenning van de verdachte door drie verbalisanten op camerabeelden het enige bewijs was. Het hof heeft echter geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de herkenningen door de verbalisanten, die de verdachte ambtshalve kenden. Het hof heeft vastgesteld dat de camerabeelden, hoewel van slechte kwaliteit, voldoende bewijs boden voor de herkenning van de verdachte als een van de daders van de vernieling.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en het bewezen verklaarde als strafbaar gekwalificeerd. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 270,00, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals de persoon en draagkracht van de verdachte. De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003035-15
Datum uitspraak: 24 mei 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 9 juli 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-244652-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 mei 2017.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 04 februari 2014 te Dirkshorn, gemeente Schagen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een hekwerk, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit en heeft hiertoe aangevoerd dat de herkenning van de verdachte door drie verbalisanten op de camerabeelden het enige bewijs vormt dat de verdachte een van de daders van de ten laste gelegde vernieling is. De kwaliteit van deze, ter terechtzitting afgespeelde, beelden is dermate slecht dat een positieve herkenning van de verdachte niet mogelijk is. Omdat het hof op basis van de beelden niet kan vaststellen dat de verdachte de dader is, dient hij te worden vrijgesproken.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt als volgt.
Op 4 februari 2014 is het schuifhek bij de ingang van [benadeelde] vernield. Van deze vernieling zijn camerabeelden beschikbaar, waarop twee mannen te zien zijn die het hek vernielen. Deze camerabeelden zijn, blijkens de daarvan opgemaakte processen-verbaal, door in ieder geval drie verbalisanten bekeken. Deze drie verbalisanten hebben afzonderlijk van elkaar de verdachte herkend als een van de twee mannen die de vernieling hebben gepleegd. De verbalisanten hebben ieder duidelijk gerelateerd waaraan zij de verdachte hebben herkend.
Het hof heeft, hoewel het zelf niet tot een herkenning is kunnen komen, geen aanleiding te twijfelen aan de herkenningen van de verdachte door de verbalisanten, die allen de verdachte ambtshalve kennen. Daarbij acht het hof mede van belang dat een van de verbalisanten de verdachte niet alleen heeft herkend aan zijn uiterlijke kenmerken, maar ook aan zijn manier van bewegen. Daar komt bij dat het hof ter terechtzitting in hoger beroep voorts is gebleken dat de verdachte – evenals de door de verbalisanten beschreven dader - een lange, magere man is.
Ten overvloede overweegt het hof dat de omstandigheid dat de getuige [getuige] heeft verklaard dat er die avond (
het hof begrijpt: de avond van 4 februari 2014) door verschillende mensen, waaronder kennelijk de verdachte, aan een bus is gewerkt, niet maakt dat de verdachte de ten laste gelegde vernieling niet heeft kunnen plegen, nu bedoelde getuige eveneens heeft verklaard dat de verdachte waarschijnlijk tussendoor wel is weggeweest om iemand weg te brengen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 4 februari 2014 te Dirkshorn, gemeente Schagen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk een hekwerk, toebehorende aan [benadeelde] , heeft vernield.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 270,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door vijf dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft samen met een ander een hek vernield. Door zo te handelen heeft hij geen respect getoond voor het eigendomsrecht van een ander.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van € 270,00 passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 47 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking van 1 december 2014 onder CJIB nummer
2132 5420 0205 5680.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 270,00 (tweehonderdzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. S. Bek, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 mei 2017.