ECLI:NL:GHAMS:2017:331

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2017
Publicatiedatum
10 februari 2017
Zaaknummer
200.188.347/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris over onrechtmatige executieveiling van woning en informatieplicht

In deze zaak hebben klagers, die eigenaar waren van een woning met een hypotheek bij de Coöperatieve Rabobank, een klacht ingediend tegen de notaris. Klagers verwijten de notaris dat hij essentiële informatie heeft achtergehouden over de executieveiling van hun woning, die volgens hen onrechtmatig was. De notaris had de opdracht gekregen om de woning te veilen vanwege wanbetaling, maar klagers stelden dat er geen sprake was van wanbetaling en dat zij niet goed waren geïnformeerd over de situatie. Klagers hebben verschillende vorderingen geformuleerd, waaronder het verzoek om inzage in het dossier en schadevergoeding. Het hof heeft de vorderingen van klagers voor het grootste deel niet-ontvankelijk verklaard, met uitzondering van één klachtonderdeel dat ongegrond werd verklaard. Het hof bevestigde de beslissing van de kamer voor het overige, waarbij het hof oordeelde dat de notaris niet in gebreke was gebleven in zijn informatieplicht. De beslissing van het hof werd op 7 februari 2017 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.188.347/01 NOT
nummer eerste aanleg : AL/2015/153
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 7 februari 2017
inzake
1. [naam] ,
2. [naam] ,
wonend te [plaats] , gemeente [naam] ,
appellanten,
tegen
[naam] ,
notaris te [plaats] , gemeente [naam] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. J.M.A.H. van der Ploeg, advocaat te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellanten (hierna: klagers) hebben op 30 maart 2016 een beroepschrift met bijlagen bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 2 maart 2016 (ECLI:NL:TNORARL:2016:3). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klagers tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) voor zover het gaat om civielrechtelijke vorderingen en eisen (I. tot en met XII. in het klaagschrift) niet-ontvankelijk en voor het overige ongegrond verklaard
.
1.2.
De notaris heeft op 22 april 2016 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.3.
Op 24 november 2016 heeft het hof de zaak buiten aanwezigheid van partijen in raadkamer behandeld.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Samengevat weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Klagers zijn eigenaar geweest van een met een recht van hypotheek bezwaarde woning aan [adres] (verder: de woning). Hypotheekhouder was Coöperatieve Rabobank [naam] U.A. te [plaats] (hierna: de bank). Daarnaast hielden klagers twee betaalrekeningen aan bij de bank.
3.2.2.
Bij brief van 17 april 2014 heeft Rabobank Nederland, Service Centrum Financieren, namens de bank en onder verwijzing naar een eerdere brief van 26 maart 2014, aan klagers medegedeeld dat zij sinds geruime tijd in verzuim waren in de nakoming van hun financiële verplichtingen en de bestaande financieringen om die reden werden opgezegd. Klagers werden verzocht en voor zover nodig gesommeerd het verschuldigde bedrag aan achterstallige renten en debetsaldi binnen veertien dagen te voldoen. Indien niet (tijdig) aan dit verzoek zou worden voldaan, zouden voorbereidingen worden getroffen voor een openbare verkoop van de woning.
3.2.3.
De notaris heeft op 8 mei 2014 van de bank opdracht gekregen de veiling van de woning ter hand te nemen. Bij brief van diezelfde datum heeft de notaris klagers hiervan op de hoogte gesteld. In de brief staat dat de bank vanwege wanbetaling heeft besloten tot veiling van de woning en dat de datum van de veiling is vastgesteld op 17 juni 2014. In de brief staat onder het kopje “Samenvattend” dat de bank tot veiling van de woning overgaat wegens faillissement, de veiling op 17 juni 2014 omstreeks 13:30 uur zal plaatsvinden en dat klagers na de veiling en de betaling van de koopsom de woning dienen te ontruimen.
3.2.4.
Klagers hebben bij brief van 11 mei 2014 aan de notaris kenbaar gemaakt dat zij geen medewerking verleenden aan de voorgenomen veiling van de woning. Klagers hebben in de brief toegelicht waarom naar hun mening van wanbetaling en faillissement geen sprake was en hebben verzocht om specifieke informatie over de opdrachtgever en de taxateur.
3.2.5.
Bij brief van 9 juni 2014 hebben klagers hun standpunten en verzoeken aan de notaris herhaald en de notaris gesommeerd de veiling te annuleren.
3.2.6.
De notaris heeft bij brief van 13 juni 2014 aan klagers medegedeeld dat Rabohypotheekbank N.V. en de bank de opdracht hadden verstrekt en dat alleen deze bankinstellingen de veilingopdracht zouden kunnen annuleren.
3.2.7.
Bij brieven van 13 juni 2014 en 16 juni 2014 aan de notaris hebben klagers hun verzoeken en standpunten herhaald.
3.2.8.
De notaris heeft klagers bij brief van 20 juni 2014 laten weten dat de woning op de veiling van 17 juni 2014 voor een bedrag van € 208.000,- was verkocht en hen verzocht de woning te ontruimen en de sleutels op zijn kantoor in te leveren.
3.2.9.
Klagers hebben de notaris vervolgens verschillende berichten gezonden over de naar hun mening onrechtmatige veiling van de woning.
4. Standpunt van klagers
Klagers hebben de notaris in eerste aanleg verweten dat hij essentiële en cruciale informatie voor hen heeft achtergehouden over de volgens klagers onrechtmatige en onwettige executieveiling van hun woning. Klagers stellen zich op het standpunt dat de notaris bij het ter hand nemen van de opdracht tot veiling van de woning van klagers niet conform de hoge zorgvuldigheidseisen heeft gehandeld die aan zijn ambt verbonden zijn, nu hij zich aan zijn informatieplicht en zijn zorgplicht heeft onttrokken. Klagers zijn van mening dat zij hierdoor zijn benadeeld.
Klagers hebben op basis daarvan de volgende vorderingen en eisen geformuleerd:
I. de notaris te veroordelen om uiterlijk binnen twee weken na de uitspraak inzage in het volledige dossier te verschaffen;
II. de notaris te veroordelen om uiterlijk binnen twee weken na de uitspraak de integriteitsverklaring te laten tekenen dan wel hem te laten bevestigen dat hij deze niet ‘kan’ ondertekenen;
III. de notaris te veroordelen tot betaling van verschillende facturen van klagers;
IV. de notaris te veroordelen tot vergoeding van verhuiskosten, overige schade en kosten en nakosten, te betalen binnen twee weken na de uitspraak;
V. de notaris te veroordelen in de kosten van deze procedure, het salaris van de advocaat van klagers alsmede nasalaris, te betalen binnen twee weken na de uitspraak;
VI. de notaris te veroordelen tot betaling van een dwangsom voor iedere dag of ieder dagdeel dat hij geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft in de nakoming van het hiervoor onder I. tot en met V. gevorderde;
VII. de notaris te verbieden in contact te treden met de bank aangaande deze zaak;
VIII. de notaris te veroordelen tot betaling van een dwangsom voor iedere keer dat hij in gebreke is in de nakoming van het hiervoor onder VII. gevorderde;
IX. de notaris te veroordelen wegens het plegen van veilingfraude;
X. de notaris te veroordelen wegens het plegen van ambtsmisdrijven;
XI. de notaris te veroordelen wegens het plegen van overige fraudes en oplichting;
XII. te onderzoeken of de handelwijze van de notaris, het achterhouden van zaakinhoudelijke stukken, een verwijtbare gedraging in de zin van artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (Wna) oplevert;
XIII. de notaris een passende maatregel op te leggen.

5.Standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Ontvankelijkheid
6.1.
Voor zover klagers in hoger beroep nieuwe klachten hebben geformuleerd, heeft te gelden dat het hof op grond van het bepaalde in artikel 107 lid 4 Wna een aan hem voorgelegde zaak opnieuw in volle omvang behandelt. In die procedure is voor de behandeling van in hoger beroep nieuw geformuleerde klachten geen plaats. Klagers zullen daarom in hun nieuwe klachten niet-ontvankelijk worden verklaard.
6.2.
Het hof is met de kamer van oordeel dat de wet geen grondslag biedt voor een beoordeling van de vorderingen en eisen van klagers als weergegeven hiervoor onder 4. I tot en met XI. Deze vorderingen en eisen kunnen niet beoordeeld worden in een tuchtprocedure maar dienen te worden beoordeeld door de civiele of strafrechter. Het hof is met de kamer van oordeel dat klagers in deze vorderingen en eisen niet-ontvankelijk zijn.
6.3.
Anders dan de kamer acht het hof klagers wel ontvankelijk in de vordering geformuleerd onder XII. Het hof begrijp deze vordering van klagers zo dat een beoordeling aangaande het verweten handelen van de notaris in het licht van artikel 93 lid 1 Wna wordt verzocht.
Inhoudelijk
6.4.
Het hof verenigt zich met hetgeen de kamer in de bestreden beslissing in de rechtsoverwegingen 4.4, 4.6 en 4.7 over de handelswijze van de notaris in het algemeen heeft geoordeeld en maakt dit oordeel tot het zijne. In hoger beroep hebben klagers geen argumenten naar voren gebracht die tot een ander oordeel moeten leiden.
6.5.
Wat betreft de klacht over het achterhouden van zaakinhoudelijke stukken door de notaris overweegt het hof het volgende. Bij brief van 17 april 2014 is door de afdeling Service Centrum Financieren, Bijzonder Beheer, van Rabobank Nederland namens de bank aan klagers specifieke informatie verstrekt op grond waarvan door de bank tot een veiling van de woning zou worden overgegaan indien klagers in gebreke bleven hun hypothecaire verplichtingen na te komen. De notaris heeft klagers bij brief van 8 mei 2014 laten weten dat hij van de bank opdracht had gekregen de veiling van de woning op zich te nemen en daarbij melding gemaakt van de reden voor de veiling (wanbetaling) en de geplande veilingdatum (17 juni 2014). In zijn brief van 13 juni 2014 aan klagers heeft de notaris herhaald dat Rabohypotheekbank N.V. en de bank de opdracht tot veiling van de woning hadden verstrekt en dat alleen deze bankinstellingen de veilingopdracht zouden kunnen annuleren. Aldus beschikten klagers over de relevante gegevens met betrekking tot de reden voor de aangekondigde veiling van de woning, de datum en wijze waarop deze zou plaatsvinden alsmede de instanties bij wie klagers moesten zijn voor nadere informatie. De notaris mocht ervan uitgaan dat klagers reeds beschikten over afschriften van de akte van levering van de woning en de hypotheekakte(n). Een notaris is in het kader van een openbare veiling van een woning, waarbij alleen de bank - als executerend hypotheekhouder - partij is, niet gehouden (nadere) stukken aan de hypotheekgever/huiseigenaar te verstrekken. Voor zover klagers hebben willen stellen dat zij recht hebben op het integrale dossier van de notaris, is dat (dus) onjuist. Het voorgaande brengt mee dat het verwijt dat de notaris ten onrechte zaakinhoudelijke stukken voor klagers heeft achtergehouden, geen doel treft.
Dit betekent dat de klacht voor wat betreft de vordering onder XII ongegrond zal worden verklaard.
6.6.
Nu de klacht van klagers onder XII ongegrond is, komt de vordering zoals geformuleerd onder XIII evenmin voor toewijzing in aanmerking.
6.7.
Het hof komt ten aanzien van de vordering geformuleerd onder XII tot een andere beslissing dan de kamer. In zoverre zal het hof de bestreden beslissing vernietigen. Voor het overige zal de beslissing van de kamer worden bevestigd.
6.8.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat dit niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.9.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof:
- verklaart klagers niet-ontvankelijk in de in hoger beroep nieuw geformuleerde klachten;
- vernietigt de bestreden beslissing voor zover klagers in het onderdeel van hun klacht onder XII niet-ontvankelijk zijn verklaard en opnieuw beslissende:
- verklaart het onderdeel van de klacht onder XII ongegrond;
- bevestigt de bestreden beslissing voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.M.A. Verscheure, A.R. Sturhoofd en B.J.M. Gehlen en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2017 door de rolraadsheer.