ECLI:NL:GHAMS:2017:3305

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2017
Publicatiedatum
17 augustus 2017
Zaaknummer
200.211.988/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet-ondertekend beroepschrift door advocaat

In deze zaak heeft de man hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 22 februari 2017. Het hof ontving het beroepschrift op 20 maart 2017, maar constateerde dat het niet was ondertekend door een advocaat, wat in strijd is met de wettelijke vereisten. De man werd in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen, maar heeft dit niet gedaan. In zijn brief van 14 april 2017 verzocht de man om zijn verzoek in hoger beroep ontvankelijk te verklaren, waarbij hij zich beroept op verschillende artikelen van de Grondwet en het EVRM. Het hof overweegt dat de indiening en ondertekening van een appelschrift door een bevoegde advocaat moet geschieden, zoals vastgelegd in de artikelen 359, 362 en 278 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het hof concludeert dat de man niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn hoger beroep, omdat hij niet heeft voldaan aan de vereisten voor het indienen van een beroepschrift. De door de man aangehaalde artikelen bieden geen grond voor zijn verzoek, en het hof oordeelt dat de procesrechtelijke drempels die de toegang tot de rechter beperken, toelaatbaar zijn onder het EVRM. De beslissing van het hof is op 15 augustus 2017 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.211.988/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland: C/15/245653 / FA RK 16-4101
(locatie Alkmaar)
beschikking van de meervoudige kamer van 15 augustus 2017 inzake:
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man.
en
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
niet verschenen.

1.Het geding in hoger beroep

1.1
De man is bij een door hemzelf ondertekend schriftelijk stuk van 10 maart 2017, door het hof ontvangen op 20 maart 2017, in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 22 februari 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
1.2
Bij brief van 21 maart 2017 heeft het hof de man op de hoogte gesteld dat zijn beroepschrift niet voldoet aan de wettelijke vereisten, daar indiening van een beroepschrift uitsluitend kan geschieden door tussenkomst van een advocaat. De man is in de gelegenheid gesteld om dit verzuim uiterlijk op 18 april 2017 te herstellen.
1.3
Ter griffie van dit hof is op 18 april 2017 een brief van de man van 14 april 2017 ingekomen.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep

2.1
De man heeft in zijn onder 1.3 genoemde brief verzocht om zijn verzoek in hoger beroep ontvankelijk te verklaren en de zaak in behandeling te nemen en/of zijn verzoekschrift direct aan de bevoegde rechter voor te leggen. De man heeft daartoe aangevoerd dat een ieder, en zeker in civiele gerechtsprocedures, zonder bemiddeling van een advocaat verzoekschriften en/of beroepschriften kan indienen bij het bevoegd gezag. De man beroept zich daarbij op de artikelen 5, 17 en 18 van de Grondwet, artikel 6 lid 3c van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek. Voorts zou een niet-ontvankelijkverklaring van zijn verzoek ongrondwettelijk zijn, omdat door zowel de kinderrechter en de griffier van de rechtbank Noord-Holland, alsmede door mr. M de Geest de grondrechten van zowel de man als zijn kinderen zijn geschonden, aldus de man.
2.2
Het hof overweegt als volgt.
Ingevolge het bepaalde in artikel 359 juncto artikel 362 en artikel 278 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient de indiening en ondertekening van een appelschrift door een bevoegde advocaat te geschieden.
Ingevolge artikel 1.2.1 van het Procesreglement Verzoekschriftprocedures Familiezaken Gerechtshoven wordt een beroepschrift ingediend en ondertekend door een advocaat en kan niet “i/o” door een ander dan een advocaat worden ondertekend, tenzij de wet een andere mogelijkheid biedt.
2.3
Nu de man geen gebruik heeft gemaakt van de hem op grond van artikel 362 jo 281 Rv geboden gelegenheid om de geconstateerde verzuimen in de wijze van aanbrengen van de zaak bij het hof te herstellen, zal het hof de man niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep. De door de man aangehaalde artikelen uit de Grondwet en het Burgerlijk Wetboek zien niet op het onderhavige geval. Het beroep dat de man ter rechtvaardiging van de geconstateerde verzuimen heeft gedaan op onder meer artikel 6 EVRM, faalt, daar volgens vaste rechtspraak van het EHRM procesrechtelijke drempels die de toegang tot de rechter beperken, zoals het vereiste van verplichte procesvertegenwoordiging, in beginsel een toelaatbare beperking vormen op het recht tot toegang tot de rechter zoals neergelegd in artikel 6 EVRM. Dit geldt temeer in appelprocedures en cassatieprocedures, omdat de lidstaten op grond van artikel 6 EVRM niet verplicht zijn om in appel- en cassatierechtspraak te voorzien binnen de nationale rechtsorde. Daar waar lidstaten wel een traditie van appel- en/of cassatierechtspraak hebben, genieten zij een ruime beleidsvrijheid bij de inrichting hiervan. Nu de procesrechtelijke beperkingen van het recht op toegang tot de rechter voorzienbaar zijn, een legitiem doel dienen en proportioneel zijn is van strijd met de door de man genoemde bepalingen geen sprake.
2.4
Dit leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

Het hof:
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Schenkeveld, mr. C.M.J. Peters en mr. J. Kok, in tegenwoordigheid van mr. H. Sapir als griffier, en is op 15 augustus 2017 in het openbaar uitgesproken.