In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de kinderbijdrage die de man aan de vrouw dient te betalen voor de verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind. De man, die sinds 2004 in België woont, verzocht om de kinderbijdrage te verlagen naar nihil of naar een lager bedrag, omdat hij zijn baan had verloren en zijn financiële situatie was verslechterd. De vrouw, die het gezag over het kind uitoefent, verzocht om de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, zoals de wijziging van de fiscale regels en de huwelijk van de vrouw met een nieuwe partner, die ook onderhoudsplichtig is. Het hof heeft de behoefte van het kind vastgesteld op € 705,- per maand en de draagkracht van de man en de vrouw beoordeeld. De man heeft onvoldoende aangetoond dat hij niet in staat is om aan zijn onderhoudsverplichting te voldoen. Het hof heeft de kinderbijdrage vastgesteld op € 302,- per maand, met ingang van 10 december 2015, en de verzoeken van de man om terugbetaling van teveel betaalde alimentatie afgewezen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.