ECLI:NL:GHAMS:2017:327

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2017
Publicatiedatum
9 februari 2017
Zaaknummer
23-002016-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot woninginbraak in vereniging met gebruik van braak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 mei 2016. De verdachte, geboren in 1994, werd beschuldigd van poging tot woninginbraak in vereniging, gepleegd op 5 februari 2016 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het gezamenlijk met een ander proberen in te breken in een woning met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van goederen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 25 januari 2017 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader een cilinderslot van de toegangsdeur van de woning hebben geforceerd, maar heeft ook geoordeeld dat niet alle tenlastegelegde feiten bewezen konden worden. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn problematische schulden en beperkte IQ, en heeft de maatschappelijke impact van de inbraak in overweging genomen. De verdachte is eerder veroordeeld voor vermogensdelicten, maar niet voor woninginbraken. Het hof heeft de inbeslaggenomen telefoon aan de verdachte teruggegeven.

Uitspraak

parketnummer: 23-002016-16
datum uitspraak: 8 februari 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 mei 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-684055-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 januari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 februari 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan [adres 2]) weg te nemen een of meer geldbedrag(en) en/of goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot een of meer voornoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geldbedrag(en) en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar voornoemde woning is toegegaan, waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (door middel van de zogenaamde 'kerntrekmethode') een (cilinder)slot aan/van een (toegangs)deur van voornoemde woning heeft/hebben verbroken en/of geforceerd en/of verwijderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 februari 2016 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [adres 2] weg te nemen een of meer geldbedragen en/of goederen van hun gading, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte of zijn mededader en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen door middel van braak, met zijn mededader, naar voornoemde woning is gegaan, waarna hij, verdachte, en zijn mededader een cilinderslot van een toegangsdeur van voornoemde woning hebben geforceerd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de verdachte eerder ter zake van een inbraak is veroordeeld en dat de door de rechtbank opgelegde straf te zwaar is. De raadsman heeft het hof verzocht rekening te houden met de problematische schulden van de verdachte en zijn beperkte IQ, volgens het overgelegde psychologisch rapport op de grens tussen zwakbegaafd en beneden gemiddeld. De raadsman heeft het hof verzocht een taakstraf voor de duur van 180 uren op te leggen, al dan niet in combinatie met een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf, zodat de verdachte niet opnieuw gedetineerd raakt.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak in vereniging. Ten tijde daarvan was de vijftienjarige zoon van de aangever alleen thuis. Hij is daardoor erg bang geworden. Ook is door het handelen van de verdachte en zijn mededader schade berokkend aan de aangever doordat het slot van de deur van zijn woning is geforceerd. Meer in het algemeen veroorzaken feiten als het onderhavige maatschappelijke onrust en brengen zij bij veel mensen gevoelens van onveiligheid teweeg.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 januari 2017 is hij wel eerder voor een vermogensdelict veroordeeld, maar niet voor een woninginbraak of poging daartoe.
Het hof zal bij de strafmaat rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen telefoon (Nokia) zal het hof – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal – bepalen dat deze aan de verdachte wordt teruggegeven.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1) 1.00 STK Telefoontoestel Kl: zwart NOKIA 5132598.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. R.D. van Heffen en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 februari 2017.