Uitspraak
mr. L.C.J. Sprengers, kantoorhoudende te Utrecht,
mr. S. Sikkinken
mr. M.M. van den Berg, beiden kantoorhoudende te Amsterdam.
1.Het verloop van het geding
managing directorstructuur (hierna ook wel aangeduid met MD structuur, MD organisatie of level 3 organisatie), voor zover dit besluit betrekking heeft op de medezeggenschap. Daarnaast heeft de COR verzocht, uitvoerbaar bij voorraad, (i) bij wijze van voorziening TNT te gebieden voornoemd besluit voor zover het betrekking heeft op het regelen van de gevolgen van het besluit voor de medezeggenschap in te trekken, en (ii) bij wijze van een voorlopige voorziening TNT een verbod op te leggen in strijd te handelen met de medezeggenschapsrechten binnen TNT voor zover betrekking hebbend op de in of vanuit Nederland werkzame MD functionarissen.
2.De vaststaande feiten
enior vice president HR International”van FedEx en (gedelegeerd) bestuurder in de zin van de WOR van TNT (hierna: [A] ), heeft bij brief van 26 juni 2015 in het kader van de advisering van de COR over (de gevolgen van) de overname, aan de COR onder meer geschreven dat er nog onvoldoende duidelijkheid is over de structuur na overname en de wijze waarop het integratieproces zal verlopen. In de brief staat voorts dat bestaande convenanten en overeenkomsten met de COR niet van toepassing zijn en ook niet worden uitgebreid naar de FedEx onderneming, dat FedEx de intentie heeft om de COR in een vroeg stadium te betrekken bij besluitvorming en dat FedEx openstaat voor discussies over een convenant met de COR “
nadat de toekomstige groepsstructuur en de contouren van het voorziene integratieproces duidelijker zijn geworden.” De COR heeft positief geadviseerd met betrekking tot de overname.
top-level structure combined organisation”en op de “
vice president organizational design” (ook wel aangeduid met respectievelijk de level 1 en level 2 organisatie). In het laatstgenoemde besluit is opgemerkt dat FIB een FedEx entiteit is en dus geen onderdeel is van de Nederlandse activiteiten van de TNT groep en om die reden buiten het bereik van de COR valt en dat de WOR onverminderd van toepassing zal zijn ten aanzien van de verplichting om medezeggenschap in te richten op het niveau van FIB, wanneer aan de daarvoor geldende criteria van de WOR is voldaan.
request for opinion” gestuurd ten aanzien van de “
Country Integration Europe”. Hierin wordt een tijdslijn voorgesteld waarin beiden ondernemingen in landen die buiten een pilot vallen, waaronder Nederland, in de periode 2018 – 2020 worden geïntegreerd.
request for opinion”gestuurd ten aanzien van het
Managing Director Organization Designten aanzien van de Europese activiteiten van de TNT groep.
Inmiddels is de overname een feit en zijn er besluiten in het kader van het integratieproces genomen waarbij de COR ook betrokken is, zie de besluitvorming over het eerste en tweede echelon. Binnenkort zal informatie over de besluitvorming van het derde echelon in de vorm van een adviesaanvraag voorgelegd gaan worden, zo verwacht de COR. Daarmee is wat de COR betreft het moment aangebroken dat er zoveel informatie over de nieuwe organisatiestructuur en het integratieproces bekend is, dat het zinvol is om met elkaar het overleg aan te gaan (…) over de positionering van de medezeggenschap. Om dit overleg goed te voeren heeft de COR behoefte aan meer informatie over de toekomstige juridische structuur na integratie en daarbij aangegeven de rechtspersonen die de werkgeversrol zullen vervullen ten aanzien van degenen die voor FedEx Nederland werkzaam zullen zijn. Dan kan ook bepaald worden waar de ondernemingsraden moeten komen. (…).”
managing director structuur” voor de gecombineerde organisatie. In de adviesaanvraag staat onder meer, zakelijk weergegeven, dat na de implementatie van de
topmanagementstructuur (met ingang van 25 mei 2016) en van de
vice presidentstructuur (met ingang van 1 september 2016) de volgende fase van de verandering zal worden ingevoerd, te weten die van de
managing directororganisatie in Nederland. De
managing directorszullen net als het
top managementen de
vice presidentsin Nederland, in dienst treden van FIB.
positive opinionuitgebracht ten aanzien van de
Managing Director Organization Design.Hierin heeft hij geen aandacht besteed aan de medezeggenschapsstructuur. Op 16 maart 2017 heeft EWC een “
positive opinion” uitgebracht met betrekking tot de “
Country Integration.” Hierin heeft hij de geïntegreerde medezeggenschap op Europees niveau niet aan de orde gesteld.
managing directorsin dienst komen van FedEx, dat nu de zeggenschap nog niet vast staat het niet mogelijk is om uitspraken te doen over de toekomstige medezeggenschapstructuur en dat de volgende stap de landenintegratie betreft. “
Als onderdeel hiervan zullen ook de Hoofdkantoor functies (…) per land worden gepland. Juridische structuren zullen onderdeel van discussie zijn tijdens de landenintegratie. Als dan is ook het moment om te spreken over een nieuwe medezeggenschapsstructuur (“medezeggenschap volgt zeggenschap”). De medezeggenschap zal vanzelfsprekend nauw en tijdig bij de landenintegratie worden betrokken. (…).”
Medezeggenschap” heeft de COR verwezen naar de brief van 26 juni 2015 (zie hierboven onder 2.5) onder meer naar voren gebracht dat hij van mening is dat er inmiddels meer duidelijkheid is over de richting waarin het integratieproces zich gaat begeven omdat met de adviesaanvraag de inhoud en de bevoegdheden van de derde managementlaag en de daarbij horende organisatiestructuur wordt vormgegeven. De COR heeft onder verwijzing naar zijn brief van 26 januari 2017 (hierboven onder 2.9) te kennen gegeven dat het moment daar is om inhoud te geven aan de bij de overname uitgesproken intenties om met elkaar in overleg te gaan over de toekomstige medezeggenschapsstructuur. Tot dan toe is in de antwoorden op de door de COR gestelde vragen geen duidelijkheid gegeven over de toekomstige structuur, met uitzondering van één aspect, te weten dat het personeel dat nu in MD functies werkzaam is bij TNT van werkgever zal veranderen en in dienst zal treden bij FIB. Deze rechtspersoon zal in de toekomstige geïntegreerde situatie de werkgeversrol voor een deel van de MD-populatie gaan vervullen. Dat niet alle details van de structuur bekend zijn, acht de COR geen beletsel om met elkaar in overleg te treden over de toekomstige positionering van de medezeggenschap en daarover afspraken te maken waarmee in het vervolgtraject rekening kan worden gehouden. Het advies vervolgt met:
Een belangrijke reden die wordt aangevoerd van bestuurderszijde om hier nog geen inhoud aan te kunnen geven is de stelling dat “de medezeggenschap de zeggenschap moet volgen” en dat er nog onvoldoende bekend is over de zeggenschap. De COR vindt dit slechts gedeeltelijk recht doen aan de feitelijke situatie. Omdat immers de managementstructuur een belangrijk deel van de zeggenschapsverdeling is, namelijk de materiële bevoegdheidsverdeling en de verantwoordingslijnen in de nieuwe organisatiestructuur. Dit wordt inmiddels tot het 3e echelon ingevuld (…). Daarnaast is ook van belang de juridische structuur in verband met de positionering van de werkgeversrol, maar dat hoeft niet doorslaggevend te zijn voor de te maken keuzes bij de medezeggenschapsstructuur, nu de (…)[WOR]
ook de nodige mogelijkheden biedt om bijvoorbeeld een ondernemingsraad in te stellen voor in groep verbonden ondernemers. (…) Tijdens het overleg is van bedrijfszijde (…) de bereidheid uitgesproken om op zeer korte termijn (…) een aanvang te nemen met het inhoudelijke overleg (…). De COR is bereid hiermee vooralsnog genoegen te nemen en spreekt daarbij wel uit dat het streven zou moeten zijn om binnen drie maanden dan ook te komen tot een afronding van dit overleg om te voorkomen dat de onduidelijkheid over dit onderwerp te lang blijft voortbestaan. Daarbij is dan wel voor de COR van belang dat de gevolgen die dit besluit met zich meebrengt, in ieder geval voor de periode tot het moment dat de nieuwe medezeggenschapsstructuur tot stand is gekomen op een goede wijze worden afgedekt. (…) Gevolg van het voorgenomen besluit is dat een deel van de MD-populatie werkzaam binnen TNT Express uit deze organisatie zal stappen en in dienst gaat treden bij een nieuwe rechtspersoon (…). Tot nu toe viel de besluitvorming over deze MD-posities onder de bevoegdheden van de (…) centrale ondernemingsraad, voor zover het betrekking had op aangelegenheden die van gemeenschappelijk belang zijn voor alle dan wel de meerderheid van de in Nederland gevestigde ondernemingen. De betrokken managers die (…) functies zullen gaan bekleden in de MD-structuur en daartoe in dienst gaan treden bij[FIB])
, zullen voor een belangrijk deel ook in of vanuit de vestiging in Hoofddorp hun werkzaamheden blijven/gaan verrichten. De ondernemingsraad van het hoofdkantoor is tot op heden ook de gesprekspartner over aangelegenheden die op grond van de WOR daarop betrekking hebben. De COR is van mening dat tot het moment dat de nieuwe medezeggenschapsstructuur voor de geïntegreerde organisatie is ingevuld gewaarborgd dient te worden dat er geen discontinuïteit in de medezeggenschapsrechten gaat ontstaan in afwachting van de vormgeving van de nieuwe medezeggenschapsstructuur. Omdat het voor de hand ligt om voor de overgangsfase (…) aan te haken bij de bestaande structuur, is de COR dan ook van mening dat toegezegd dient te worden dat de ondernemingsraad van het hoofdkantoor de bevoegdheden, zoals die voortvloeien uit de WOR, ook zal uitoefenen met betrekking tot[
FIB]
, totdat de nieuwe medezeggenschapsstructuur tot stand is gekomen.”
De COR heeft bij het advies één voorwaarde gesteld, te weten dat (in ieder geval tijdelijk) de zeggenschap van de TNT OR van het hoofdkantoor wordt uitgebreid naar[
FIB]
. We hebben reeds uitvoerig over dit onderwerp gesproken. Het verkregen advies van de COR hebben wij in onze definitieve besluitvorming meegenomen en wij komen tot de conclusie dat wij ons voorgenomen besluit ongewijzigd willen doorvoeren, dat wil zeggen dat we kunnen niet voldoen aan de door de COR gestelde voorwaarde. We nemen het advies van de COR aldus niet (onverkort) over en zullen nu een maand wachttermijn in acht nemen alvorens tot implementatie van het besluit over te gaan. Deze termijn gaat vandaag in en komt aldus op 7 mei 2017 tot een einde. Een nadere schriftelijke reactie op het COR advies volgt nog.”
Zoals reeds aangegeven, wisselen wij graag op korte termijn met de COR van gedachten over de mogelijke toekomstige medezeggenschapsstructuur en onderschrijven wij het streven van de COR om binnen 3 maanden te komen tot afronding. Nu de nieuwe juridische structuur en de daarmee samenhangende zeggenschap nog niet bekend is zal in dit gesprek wel rekening gehouden moeten worden met verschillende scenario's en kunnen er pas definitieve afspraken hierover worden gemaakt op het moment dat de (juridische) zeggenschapsstructuur duidelijk is. Anders dan de COR vermoedt, bestaat die duidelijkheid er op dit moment namelijk nog niet. (…) De COR stelt in haar advies als voorwaarde dat tot het moment dat de nieuwe medezeggenschapsstructuur voor de geïntegreerde organisatie in Nederland is ingevuld, medezeggenschap gewaarborgd dient te worden. Daarover zijn wij het eens. Echter, de COR is van mening dat dit slechts zou kunnen worden gerealiseerd door de bevoegdheden van de COR (of althans van de TNT OR van het hoofdkantoor) tijdelijk uit te breiden naar (…)[FIB]
en heeft dit zelfs als voorwaarde bij haar (anderszins) positef advies gesteld. Over dit aspect zijn wij het niet eens. (…)
leidt tot een medezeggenschapsorgaan met medewerkers van de eigen onderneming (anders zou bijvoorbeeld hier de situatie ontstaan dat een TNT OR over FedEx medewerkers zeggenschap krijgt, terwijl zij niet door die medewerkers zijn verkozen en waarvan een deel van de medewerkers überhaupt geen relatie heeft met TNT nu zij nooit zelfs bij TNT in dienst zijn geweest). We zullen ons actief gaan inspannen om zo snel mogelijk een medezeggenschapsorgaan in te richten bij FIB.
Het voorgenomen besluit om de Managing Director structuur te implementeren is - zoals reeds aangegeven op 7 april jl. - hiermee een definitief besluit geworden. Aldus zal vanaf 7 april 2017 een maand wachttermijn in de zin van de[WOR]
in acht worden genomen alvorens tot implementatie over te gaan. Aan deze termijn komt op 7 mei 2017 een einde.”
3.De gronden van de beslissing
- Het bestreden besluit brengt mee dat de
- De drie besluiten met betrekking tot level 1, 2 en 3 zien op de geïntegreerde onderneming FedEx waarin TNT zal opgaan. Het bestreden besluit is in het kader van het integratieproces een deelbesluit. Met dit besluit, dat tot gevolg heeft dat een substantiële groep van de functionarissen die werkzaam zijn bij TNT in dienst komen van FIB, is het moment gekomen een discussie te voeren over de toekomstige medezeggenschapsstructuur. In dat verband heeft de COR gewezen op de in de brief van 26 juni 2015 uitgesproken intentie van TNT om na de overname, op het moment dat de toekomstige groepsstructuren en de contouren van het integratieproces duidelijker zijn, open te staan voor een discussie over het vervolg van de medezeggenschap. TNT schuift deze discussie echter steeds voor zich uit en verschuilt zich achter het argument dat er nog geen definitieve duidelijkheid is over de juridische structuur op landenniveau. Dit laatste is onjuist. Er is voldoende duidelijkheid over de hoofdlijnen van de organisatie op het moment dat het level 3 niveau van de managementstructuur ingevuld kan worden.
- Aan de bevoegdheid van de COR wordt geen afbreuk gedaan met het bestreden besluit. De positie van de COR wordt volledig gehandhaafd omdat alle advies- en instemmingsplichtige besluiten die betrekking hebben op de TNT groep aan de COR zullen worden voorgelegd.
- Een deel van de werknemers van TNT zal niet langer onder het bereik van de COR vallen, maar dit betreft een eigen belang van de (leden van de) COR dat geen verband houdt met de gevolgen van het besluit voor de betrokken werknemers als bedoeld in artikel 25 lid 3 WOR; het gaat in ieder geval niet om een belang dat TNT bij de besluitvorming had moeten betrekken. De level 3 structuur betreft slechts 28 van de naar verwachting maximaal 45 werknemers met activiteiten ten behoeve van de TNT groep (ongeveer 1,5% van de werknemerspopulatie van de TNT groep in Nederland) die vrijwillig een nieuwe baan hebben geaccepteerd, die hun belangen doorgaans niet door een ondernemingsraad laten behartigen en niet te kennen hebben gegeven dat hun belangen in het geding zijn of dat zij het bezwaarlijk vinden dat zij buiten de scope van de medezeggenschap van TNT zijn komen te verkeren. Daar komt bij dat FIB geen onderneming is die door TNT in stand wordt gehouden. De WOR biedt geen grondslag voor de stelling dat een ondernemingsraad van TNT medezeggenschap moet kunnen uitoefenen over werknemers van een andere onderneming. TNT heeft in het bestreden besluit toegezegd zich te zullen inspannen om bij FIB een ondernemingsraad op te richten. Daarmee wordt voldoende tegemoet gekomen aan de wensen van de COR.
- De wereldwijde implementatie van de drie managementlagen is een eerste stap in de integratie van TNT en FedEx in de zin dat met het creëren van een gezamenlijk management het mogelijk wordt beide ondernemingen op gecoördineerde wijze aan te sturen. Om de organisatie en haar werknemers in staat te stellen zich geleidelijk aan te passen aan de gecombineerde organisatie, is gekozen voor een gefaseerd integratie- en besluitvormingsproces. TNT en FedEx opereren echter in principe nog als afzonderlijke organisaties. Er is geen integratie van activiteiten maar alleen een wijziging van de rapportagelijnen. De juridische structuur is ongewijzigd gebleven. Pas op het moment dat de
managing directors) niet langer onder de medezeggenschap van de ondernemingsraad van het hoofdkantoor van TNT of van de COR valt, terwijl die werknemers, ook na indiensttreding bij FIB, feitelijk (mede) werkzaam blijven voor de onderneming van TNT, die vooralsnog niet is geïntegreerd met de onderneming van FedEx. Gegeven het feit dat er vooralsnog geen medezeggenschapsorgaan bij FIB is ingesteld, is er derhalve als gevolg van het bestreden besluit voor deze werknemers een vacuüm in de medezeggenschap ontstaan. Naar het oordeel van de Ondernemingskamer had van TNT, gelet op het bepaalde in artikel 25 lid 3 WOR verwacht mogen worden dat zij maatregelen zou hebben genomen om de continuïteit van de medezeggenschap van deze werknemers te waarborgen, in afwachting van de vormgeving van de medezeggenschap bij de daadwerkelijke integratie van beide ondernemingen. Het standpunt van TNT dat FIB geen onderdeel is van de onderneming die door TNT in stand wordt gehouden, – welk standpunt op zichzelf juist is – en dat er om die reden geen verplichting voor TNT bestaat om in het bestreden besluit een voorziening voor de medezeggenschap op te nemen, volstaat in het licht van de toepasselijkheid van artikel 25 lid 3 WOR niet, omdat FIB is opgericht om te fungeren als werkgever van het management van de ondernemingen van TNT en FedEx voorafgaand aan de integratie van beide ondernemingen. De stelling van TNT dat het feit dat deze werknemers niet langer onder het bereik van de COR vallen, slechts aan het eigen belang van de COR raakt, wordt eveneens door de Ondernemingskamer verworpen nu hierboven reeds is overwogen dat het vacuüm in de medezeggenschap als een gevolg van het besluit voor de betrokken werknemers in de zin van artikel 25 lid 3 WOR moet worden aangemerkt en omdat TNT geacht moet worden ook zelf belang te hebben bij het waarborgen van de continuïteit van de medezeggenschap gedurende het integratieproces. De voorstellen die de COR heeft gedaan om het tijdelijk vacuüm in medezeggenschap te overbruggen, zijn door TNT afgewezen zonder dat daaraan een afdoende motivering ten grondslag ligt. Zo heeft TNT in het besluit niet toegelicht waarom instelling van een (tijdelijke) groepsondernemingsraad in de zin van artikel 33 lid 2 WOR geen passend en adequaat middel zou kunnen zijn voor het waarborgen van de continuïteit van de medezeggenschap gedurende het integratieproces. Evenmin steekhoudend is het argument van TNT dat de betrokken managers vrijwillig in dienst zijn getreden van FIB en (de Ondernemingskamer voegt toe: thans) weinig belangstelling hebben voor medezeggenschap en dat het in het kader van het onderhavige besluit slechts gaat om 1,5% van de werknemerspopulatie. De toezegging van TNT in het bestreden besluit om zich in te spannen medezeggenschap binnen FIB op korte termijn vorm te geven, acht de Ondernemingskamer te vaag, nog daargelaten dat onvoldoende is gebleken dat TNT daadwerkelijk bereid is die inspanning binnen FIB – met inmiddels circa 50 werknemers – te leveren. Een tijdspad dan wel een concreet vooruitzicht over de aanpak daartoe ontbreekt in het bestreden besluit. De conclusie luidt dat TNT, in strijd met het voorschrift van artikel 25 lid 3 WOR, heeft nagelaten voldoende (tijdelijke) maatregelen te treffen ten aanzien van de gevolgen die het besluit heeft voor de medezeggenschap voor de
managing directorsdie in dienst komen van FIB en feitelijk mede werkzaam blijven voor TNT. In samenhang met hetgeen hierboven is overwogen, overweegt de Ondernemingskamer dat met het bestreden besluit de positie van de COR in zoverre wordt aangetast dat de betreffende werknemers, die feitelijk ten behoeve van TNT werkzaamheden zijn blijven verrichten, buiten het bereik van medezeggenschap zijn komen te vallen, zonder dat daar iets tegenover staat en dat in die zin afbreuk wordt gedaan aan de reikwijdte van de bevoegdheden van de COR. De stelling van TNT dat de positie van de COR volledig wordt gehandhaafd is in zoverre niet juist. Ook die constatering had TNT moeten nopen om maatregelen te nemen met betrekking tot de gevolgen van het bestreden besluit.
opiniongevraagd en gekregen van EWC met betrekking tot de
Country Integrationdie tussen 2018 en 2020 geïmplementeerd zal worden. Er moet derhalve, mede gelet op dit tijdspad, ten tijde van het bestreden besluit reeds een zodanige duidelijkheid hebben bestaan over de (uitgangspunten van de) beoogde structuur na volledige integratie van TNT en FedEx, in het bijzonder ten aanzien van de
Country Integration, dat overleg met de COR over de toekomstige medezeggenschapsstructuur op zijn plaats was geweest. Dit klemt te meer nu de integratie aan de hand van gefaseerde besluitvorming plaatsvindt, het bestreden besluit als een deelbesluit van drie besluiten die met elkaar samenhangen moet worden gezien en de kans aanwezig is dat met de huidige besluitvorming aangaande de level 1, 2 en 3 structuren een voorschot wordt genomen op het verdere proces van integratie, zonder dat duidelijk is op welke wijze de medezeggenschap bij het tot stand komen van de nieuwe structuur zal worden betrokken. De omstandigheid dat constructief overleg over de vormgeving van de medezeggenschap bij de algehele integratie van beide ondernemingen, vooralsnog is uitgebleven, betekent dat de COR daarover in onzekerheid verkeert en dat het treffen van tijdelijke voorzieningen ter waarborging van de continuïteit van de medezeggenschap voor die periode tot de algehele integratie te meer geboden is. Aan dit een en ander doet niet af dat TNT inmiddels te kennen heeft gegeven dat zij op korte termijn met de COR van gedachten wil wisselen over de vormgeving van de medezeggenschap in de definitieve situatie. Het standpunt van TNT dat zij niet goed begrijpt waarom de COR zich pas in het kader van de onderhavige advisering en niet al bij de advisering over de level 1 en 2 structuren aandringt op het maken van afspraken in het kader van de medezeggenschap, kan de Ondernemingskamer in dat verband niet plaatsen; de level 1 en 2 structuren hadden slechts betrekking op een gering aantal personen, terwijl level 3 een veel grotere groep betreft en met het besluit over level 3 de integratie een zodanige vorm heeft aangenomen dat de vormgeving van de medezeggenschap aandacht verdient. Ook het argument van TNT dat er met de COR afspraken zouden zijn gemaakt om pas in het kader van de
Country Integrationmet de COR overleg te voeren over toekomstige medezeggenschap, wordt door de Ondernemingskamer verworpen. Van een dergelijke afspraak is niet gebleken. De brief van 26 juni 2015 die [A] aan de COR heeft geschreven, verwoordt slechts het standpunt van TNT. Er is geen aanwijzing dat de COR zijn rechten zou hebben prijsgegeven en zal afwachten om voor een overleg te worden uitgenodigd als daar volgens TNT in het kader van de
Country Integrationde tijd rijp voor is.
4.De beslissing
managing directorstructuur, voor zover dit besluit betrekking heeft op medezeggenschap;