Vaststaat dat de man en mevrouw [Y] , geboren [in] 1949, gedurende 31 jaren gehuwd zijn geweest, welk huwelijk op 30 augustus 2000 door echtscheiding is ontbonden. Het hof constateert voorts dat [dochter] ten tijde van de echtscheiding van de man en mevrouw [Y] reeds was geboren. Ten tijde van die echtscheiding had de man derhalve reeds een onderhoudsplicht jegens [dochter] . In het licht van die onderhoudsplicht en gelet op de beperkte pensioenvooruitzichten van de man lag het niet in de rede om af te zien van pensioenverevening. De eventuele nadelige gevolgen van die keuze dienen niet op [dochter] te worden afgewenteld.
De man heeft echter uitdrukkelijk bewijs aangeboden van zijn stelling dat het pensioen vermeld in de door hem in het geding gebrachte pensioenbrief van het Pensioenfonds Horeca & Catering het enige verevenbare pensioen van mevrouw [Y] is. Nu de vrouw en [dochter] het door de man gestelde verevenbare pensioen van mevrouw [Y] en aldus het door hem gestelde aandeel in dat pensioen gemotiveerd hebben betwist, alsmede gelet op het door de man uitdrukkelijk gedane en gespecificeerde bewijsaanbod, zal het hof de man toelaten tot het leveren van (aanvullend) bewijs van zijn stelling.
Het hof overweegt dat, indien de man slaagt in zijn bewijs en aldus komt vast te staan dat hij in het kader van pensioenverevening slechts € 412,- bruto per jaar had kunnen ontvangen, geen rekening zal worden gehouden met dit geringe pensioenbedrag, temeer omdat mevrouw [Y] eveneens heeft afgezien van haar aandeel in het pensioen van de man. In dat geval kan, gelet op hetgeen hiervoor onder 5.16 en 5.17 is overwogen, in het midden blijven of de man zich reeds vanaf het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd het hogere pensioen (dat hij eerst na ommekomst van tien jaren zal ontvangen) had moeten laten uitkeren. Ook indien zou worden uitgegaan van dit hogere pensioen, zou zijn draagkracht ten behoeve van [dochter] immers slechts € 25,- per maand bedragen. Bij die stand van zaken hebben de vrouw en [dochter] geen belang bij een beoordeling van voormelde vraag.
Mocht de man niet slagen in het leveren van (aanvullend) bewijs, dan zal het hof beoordelen welk pensioen uit verevening de man had kunnen krijgen. In dat geval zullen de vrouw en [dochter] mogelijk wel belang hebben bij een beoordeling van de vraag of de man zich, in het licht van zijn onderhoudsplicht jegens [dochter] , had moeten onthouden van zijn keuze om in de eerste tien jaren na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd een lagere pensioenuitkering te ontvangen.