In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een verdachte die op 4 september 2016 in Amstelveen een mishandeling heeft gepleegd op een slachtoffer. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 10 uren en een geldboete van € 500,-. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een zwaardere straf van 30 uren taakstraf, terwijl de raadsvrouw van de verdachte pleitte voor een geheel voorwaardelijke straf, gezien de financiële situatie van de verdachte en zijn medische beperkingen.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en kwam tot de conclusie dat de verdachte het ten laste gelegde feit, namelijk het stompen van het slachtoffer in het gezicht, wettig en overtuigend bewezen is. Het hof heeft daarbij de omstandigheden waaronder de mishandeling plaatsvond in aanmerking genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte. Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar is en legde een taakstraf op van 20 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.