ECLI:NL:GHAMS:2017:3151
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming tot erkenning en omgang in familiezaken
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 augustus 2017 een tussenuitspraak gedaan over de vervangende toestemming tot erkenning en omgang. De zaak betreft een geschil tussen een vrouw en een man over de erkenning van hun minderjarige kind. De vrouw, verzoekster in principaal hoger beroep, heeft bezwaar gemaakt tegen de erkenning door de man, die verzoeker is in incidenteel hoger beroep. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in een rapport geadviseerd om de erkenning toe te wijzen, maar de vrouw vreest dat dit schadelijk zal zijn voor de emotionele ontwikkeling van het kind. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank, waarin aan de man vervangende toestemming voor erkenning is verleend, bekrachtigd. Het hof oordeelt dat de erkenning de belangen van de vrouw en het kind niet schaadt, en dat de man recht heeft op erkenning van zijn relatie met het kind. De omgangsregeling is vastgesteld op vier keer per zes weken, waarbij de vrouw als begeleider optreedt. Het hof benadrukt het belang van een goede relatie tussen de man en het kind en de noodzaak van verdere begeleiding en ondersteuning voor de vrouw.