ECLI:NL:GHAMS:2017:3122

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2017
Publicatiedatum
4 augustus 2017
Zaaknummer
200.118.038/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de relatie tussen woningcorporatie en aannemer wegens onjuist declareren

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de relatie tussen de woningcorporatie Stichting Parteon en het aannemersbedrijf Bouwbedrijf [X] B.V. De woningcorporatie beëindigde de jarenlange samenwerking met het aannemersbedrijf met onmiddellijke ingang, omdat zij vermoedde dat er grootschalig onjuist was gedeclareerd. Na getuigenverhoren bleek echter dat er onvoldoende bewijs was om de beëindiging van de overeenkomsten te rechtvaardigen. Het hof oordeelde dat de verwijzing naar de schadestaatprocedure in stand bleef, maar dat de beëindiging van de overeenkomsten niet gerechtvaardigd was. Het hof concludeerde dat de werkwijzen van de opzichters van Parteon onderling varieerden en dat er geen bewijs was dat Bouwbedrijf [X] opzettelijk onjuist had gedeclareerd. De zaak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken en controlemechanismen in contractuele relaties tussen woningcorporaties en aannemers.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.118.038/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : 175066/HA ZA 10-1523
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 1 augustus 2017
inzake
STICHTING PARTEON,
gevestigd te Zaanstad,
appellante in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel,
advocaat: mr. H. Nicaise te Amsterdam,
tegen
BOUWBEDRIJF [X] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in principaal appel,
appellante in incidenteel appel,
advocaat: mr. D.J. Posthuma te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna weer Parteon en [X] genoemd.
Het hof heeft in deze zaak op 1 september 2015 een tussenarrest gewezen.
Op 30 november 2015, 26 mei 2016 en 2 september 2016 hebben getuigenverhoren plaatsgehad.
Partijen hebben de resultaten van de bewijslevering besproken in daartoe strekkende memories, met producties.
Ten slotte is weer arrest gevraagd.

2.Verdere beoordeling

2.1
De raadsheer voor wie op 30 november 2015 de eerste drie getuigenverhoren hebben plaatsgehad, is niet langer aan dit hof verbonden en derhalve niet in staat dit arrest mee te wijzen.
2.2
Bij voormeld tussenarrest heeft het hof [X] toegelaten tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat zij van de in het desbetreffende panden aanwezige opzichters toestemming heeft gekregen om voor de in rechtsoverweging 3.16 van dat arrest genoemde werkzaamheden een onjuiste SFB-codering te gebruiken c.q. een onjuiste eenheidsprijs te hanteren wanneer sprake was van een niet-dekkende prijs dan wel van extra werkzaamheden dan wel van gewijzigde instructies tijdens het werk, alsmede toestemming om de in rechtsoverweging 3.20 van het tussenarrest genoemde werkzaamheden dubbel in rekening te brengen dan wel om kosten in rekening te brengen voor werkzaamheden die (uiteindelijk) niet zijn uitgevoerd.
2.3
Ter voldoening aan de bewijsopdracht heeft [X] [D] , [E] , [F] , [G] en [H] als getuigen doen horen. In contra-enquête heeft Parteon [I] , [J] en [K] als getuigen doen horen.
2.3.1
De getuige [D] heeft, voor zover van belang, als volgt verklaard.
(…) Ik heb tot 2009 bij Parteon gewerkt. Ik werkte er toen vijf of zes jaar. Ik was bij Parteon opzichter mutatie en dagelijks onderhoud.
Ik kan u in ieder geval al zeggen dat we met acht opzichters werkte en dat we niet allemaal op dezelfde manier werkte. U neemt met mij de werkwijze door zoals die door mij werd gehanteerd aan de hand van r.o. 3.11 van het tussenarrest, de stappen a tot en met g. Wat er staat over a tot en met c, kan ik zonder meer onderschrijven. Bij d staat dat [X] een offerte opstelt, maar ik zou zeggen dat hij een factuur opstelde. Inderdaad controleerde ik vervolgens de factuur. Ik controleerde of alles wat zou worden uitgevoerd, ook daadwerkelijk uitgevoerd was of dat er meer was uitgevoerd. Wat meer uitgevoerd was, vulde ik als ik weer op kantoor was bij, bij de opdracht, maar dat gebeurde niet altijd. Als het niet gebeurde, was de reden daarvoor dat je geen tijd had of dat je het vergat. Als het minder was, haalde ik het van de opdracht af. Ik wijzigde het dus in het mutatierapport. Maar ik weet wel zeker dat niet alle collega’s dat deden.
(…)
Ik ben betrokken geweest bij de woning [adres 1] , bij de andere woningen ben ik niet betrokken geweest. Ik ben in de stukken gaan bladeren die ik van deze woning van mr. Posthuma heb gekregen en het is wel weer bij mij boven gekomen. Met name is mij bijgebleven dat ik voor deze woning opdracht heb gegeven voor het plaatsen van een geschuurd plafond, wat normaal niet gebeurde. Ook is mij bijgebleven dat er twee keer calculatiekosten zijn opgevoerd. Dat klopt omdat we eerst een summiere opname hebben gedaan en later een meer uitgebreide. Deze woning stond op de nominatie voor renovatie in 2010 of daarna, althans in die periode. In verband met de renovatie van dat complex had ik een extra potje van € 200.000,-, om en nabij, dat kon ik gebruiken om alvast de geiser af te koppelen en de badkamer, keuken en toilet te moderniseren op het moment dat in dat woningcomplex een woning vrijkwam. Vandaar dat in die woning ook de badkamer, toilet en keuken zijn gerenoveerd. Dat haalde ik uit dat potje.
Mr. Nicaise vraagt of de door de getuige geschetste werkwijze ook is gevolgd bij de [adres 1] . Het antwoord is ja.
U houdt mij voor dat op een aantal punten voor wat betreft de [adres 1] is gezegd dat de heer [X] een onjuiste SFB-codering heeft gebruikt, danwel een onjuiste eenheidsprijs heeft gehanteerd. Ik kan daarop zeggen dat dat komt omdat daar geen codering voor was. De SFB-codering was verouderd. Parteon wist dat ook, want zij hadden ons gevraagd te melden als we voor bepaalde werkzaamheden geen juiste codering konden vinden. Soms belde ook een aannemer naar mij met de vraag waar hij bepaalde werkzaamheden moest onderbrengen. Ik heb zelf ook verschillende malen bij het bedrijfsbureau van Parteon melding gemaakt van werkzaamheden waar geen codering voor was. Ik geef een voorbeeld: voor het wijzigen voor een gewoon cilinderslot bestond een SFB-codering. Soms moest er echter een veiligheidsslot worden geplaatst, daarvoor moest gefreesd worden. Dat kostte de aannemer ongeveer een halve dag werk. Voor het plaatsen van een dergelijk slot bestond geen SFB-codering. Als de aannemer een dergelijk slot had geplaatst, accordeerde ik wel de offerte voor een halve dag werk omdat ik wist dat hij er zolang mee bezig was geweest. De coderingen klopten dus niet met de werkelijkheid. Ik zeg er nog even bij dat dit alles plaatsvond voor de crisis en voor dat er flink bezuinigd werd in de sociale woningbouw.
Met betrekking tot regel 27, kan ik zeggen dat er voor schuurwerk plafond geen afzonderlijke SFB-codering was. Er was alleen codering voor stucwerk. Omdat [X] voor schuurwerk niet uitkwam met de codering “meer dan 5 m²”, heb ik het goed gevonden dat hij met de hogere prijs van “minder dan 5 m²” rekende. Ik weet dit nog specifiek, omdat we bijna nooit woningen deden met plafonds van schuurwerk. Maar het werd zo mooi opgeknapt dat ik vond dat er een mooi plafond bij moest. Nogmaals: dat was in de tijd dat het allemaal nog kon.
Wat betreft de kosten voor voorzetwand keuken, regel 17, kan ik zeggen dat daarvoor inderdaad geen SFB-codering voor bestond. De prijs die door [X] is gehanteerd, is door mij geaccordeerd.
Wat betreft de kosten voor het aanrechtblad, regel 22, kan ik zeggen dat de SFB-codering uitging van een roestvrij stalenaanrechtblad. Wij eisten een multiplex aanrecht, daar moest een bak ingefreesd worden. Daaraan waren meer kosten verbonden, dus ik accordeerde een hogere prijs. Er moet natuurlijk wel betaald worden voor de werkzaamheden.
Ik wil nog wel zeggen, als ik het overzicht van BBN bekijk, dat ze er niet veel verstand van hebben. Ik wil in ieder geval zeggen dat als ze opmerkingen maken over werkzaamheden die teveel zouden zijn gedeclareerd, ze ook iets zouden moeten zeggen over werkzaamheden die te weinig zijn gedeclareerd. Zo weet ik bijvoorbeeld dat in die woning in mijn opdracht de badkamer tot het plafond betegeld is, terwijl volgens opdracht en factuur betaald is voor betegeling tot 1.80 meter. Verder wil ik nog zeggen dat als Parteon naar mij was toegekomen om te vragen hoe het precies zat met deze woning, ik dat allemaal had kunnen uitleggen, maar dat hebben ze niet gedaan.
2.3.2
De getuige [E] heeft, voor zover van belang, als volgt verklaard.
(…) Ik ben in loondienst van Parteon. Dat is al ruim 13 jaar zo.
U houdt mij voor de werkwijze die tussen Parteon en [X] werd gehanteerd, zoals omschreven in r.o. 3.11 van het tussenarrest. Zoals het daar staat, klopt het. Wel wil ik zeggen dat de opzichter niet altijd het werk controleerde. (…) Ik bedoel dat ik als opzichter, na uitvoering van de werkzaamheden, niet altijd meer in de woning kwam. Ik kan daar aan toevoegen dat als het om een kleine opdracht ging, wij er in goed vertrouwen vanuit gingen dat de werkzaamheden naar behoren waren uitgevoerd. U vraagt wie ik bedoel met “wij”. Dat waren de opzichters die samen in een rayon werkten. Het was de bedoeling dat zij dezelfde werkwijze hanteerden. U zegt mij dat de heer [D] , die net hiervoor als getuige is gehoord, zoals het leek wel altijd de uitvoering van het werk controleerde. Dat kan zijn, want hij zat in een ander rayon.
Ik ben betrokken geweest bij de werkzaamheden in de [adres 2] . Ik heb daar de voorinspectie uitgevoerd. Dat betekent dat ik ook de “voorbrief” heb opgesteld. Ik weet niet zeker of ik ook het definitieve mutatierapport heb opgesteld, dat kan ook de heer [G] zijn geweest, hij staat namelijk als tweede opzichter vermeld.
U vraagt mij naar de SFB-coderingen, die [X] heeft gebruikt voor de werkzaamheden aan de [adres 2] . Meer specifiek vraagt u of ik gecontroleerd heb of [X] de juiste SFB-coderingen heeft gebruikt. Ik kan dat niet zeggen, omdat ik niet meer kan terughalen of ik de eindinspectie heb uitgevoerd. Dat kan ook een collega zijn geweest.
U vraagt mij naar regel 19. Ik kan daar op zeggen dat ik dat gezien heb in de begroting. Als het goed is, zijn de extra kosten van het frezen inbegrepen in de SFB-codering. U vraagt mij of die kosten inderdaad daar inzitten. Dat kan ik niet zeggen want ik ken niet de SFB-codering uit mijn hoofd. U houdt mij voor dat de kosten wel voor akkoord zijn getekend en vraagt mij wat we daaruit moeten afleiden. Daaruit is af te leiden dat de kosten door de opzichter voor akkoord zijn bevonden.
U vraagt mij naar regel 43, verwijderen behang geschilderd. Ik heb de werkomschrijving er op na gekeken en daarin staat dat er inderdaad behang verwijderd is. Of er gewoon behang of geschilderd behang is verwijderd, kan ik mij niet meer herinneren en heb ik ook niet meer kunnen traceren. Ik kan er inhoudelijk daarom niets over zeggen.
U vraagt mij naar regel 81. Ik kan over dit punt niets specifiek zeggen, alleen al omdat ik mij niet kan herinneren of ik de inspectie heb gedaan. Hetzelfde geldt voor regel 90.
Voor regel 110 kan ik zeggen dat ik mij niet kan voorstellen dat het gebeurt. Er zijn nu eenmaal eenheidsprijzen. Verdere details weet ik niet, omdat ik niet kan traceren of ik de inspectie heb gedaan.
U vraagt mij naar regel 113. Ik kan mij dat niet herinneren.
In verband met r.o. 23 vraagt u mij naar regel 86, vervangen aanrechtblad. Ik weet niet of ik die opzichter was met wie overleg is gevoerd, dus ik kan het niet zeggen.
Mr. Posthuma vraagt de getuige of naar zijn mening de SFB-coderingen alle werkzaamheden dekken die in een woning gedaan moeten worden. Ik kan daarop antwoorden dat niet voor alle werkzaamheden een SFB-codering te vinden is.
Mr. Posthuma vraagt hoe ik het als opzichter oplos, wanneer er voor werkzaamheden geen SFB-codering te vinden is. In dat geval voert de aannemer een regel op in de begroting met een bedrag. De opzichter accordeert dat dan al dan niet. Naar aanleiding van een opmerking van mr. Nicaise, kan ik zeggen dat ik met “begroting”, “offerte” bedoel. Dat betekent dus in het stuk opgesteld ná de uitvoering van de werkzaamheden.
Mr. Posthuma vraagt of het in 2008/2009 ook al zo was dat werkzaamheden die niet bij een SFB-codering onder te brengen waren, in een aparte regel moesten worden vermeld. Het antwoord is ja.
2.3.3
De getuige [F] heeft, voor zover van belang, als volgt verklaard.
(…) Ik ben van 1 april 2002 tot eind december 2009 in dienst geweest bij Parteon. (…) Ik ben niet betrokken geweest als opzichter bij de woningen waarover het gaat in het arrest.
(…)
Ik ken [X] wel uit andere woningen waarbij ik wel betrokken ben geweest. U houdt mij voor r.o. 3.11 uit het tussenarrest waarin de werkwijze van aannemer en Parteon is beschreven. Het klopt zoals het daar staat. Wel kan ik zeggen dat punt c, de opzichter controleert het werk, niet altijd plaatsvond. Dat deden we alleen bij grote woningen boven een bepaald bedrag. Bij kleinere opdrachten had je geen tijd om alles te controleren. U vraagt mij aan de hand waarvan de offerte dan geaccordeerd werd door de opzichter. Dat gebeurde aan de hand van een werkomschrijving, die er was gegeven. Als het er goed uitzag, tekende je voor akkoord. U houdt mij voor dat ik bedoel dat het er op papier goed uitzag. Ja, dat klopt. Als er bijzonderheden waren in een woning werd je al eerder gebeld door bijvoorbeeld een timmerman, die vroeg of een klemmende deur mocht worden meegenomen of dat het stucwerk er veel slechter uitzag. Ik beoordeelde dan op dat moment of ik ging kijken, of dat het werk extra kon worden meegenomen. Het was ook een stukje vertrouwen. U vraagt mij of mijn werkwijze zo met [X] was. Met alle aannemers ging het zo. (…)
U vraagt mij of ik iets kan zeggen over de SFB-codering voor werkzaamheden. Ik kan mij nog herinneren dat in het begin destijds wel soms onduidelijk was, zowel voor ons als voor de aannemer, welke codering moest worden gehanteerd. Sommige werkzaamheden pasten niet bij een codering. Of dat nu nog zo is, weet ik niet. U vraagt mij wat ik deed als werkzaamheden niet bij een bepaalde codering konden worden ondergebracht. Ik ging dan met gezond verstand kijken welke codering er het dichtste bij lag.
U vraagt mij of het wel eens voorkwam dat in overleg met de aannemer een andere codering werd gehanteerd. Dat weet ik niet. Maar ik weet wel dat als bepaalde werkzaamheden niet in een codering zaten, je ging kijken wat er reëel was, ook aan de hand van mijn eigen ervaring als timmerman. Zo weet ik dat het infrezen van een slot niet in een codering zat. Soms had je gewoon heel bijzondere dingen, maar meer specifiek weet ik het niet.
(…)
Mr. Nicaise vraagt de getuige of hij het accepteerde dat bij bijzondere gevallen een offerte werd opgemaakt waarbij achter een bepaalde werkzaamheid een bedrag stond vermeld, op een aparte regel, zonder SFB-codering. Als er geen codering voor was en het aantal vierkante meters klopte en ik vond de prijs reëel, dan gaf ik daar akkoord voor. Maar ik heb het idee dat dat niet veel is voorgekomen.
2.3.4
De getuige [G] heeft, voor zover van belang, als volgt verklaard.
(…)
Ik ben tussen 2008 en 2012 in dienst geweest van Parteon, de eerste twee jaar in de functie van rayonopzichter en later als mutatieopzichter. In de periode waarin [adres 3] en [adres 4] werden opgeleverd was ik rayonopzichter.
De werkwijze die is vermeld onder 3.11, a t/m g van het tussenarrest herken ik. Wij probeerden ons altijd wel aan deze werkwijze te houden, alleen in heel bijzondere gevallen werd daar van afgeweken.
(…)
In iedere woning werd door mij na gereedkomen het uitgevoerde werk gecontroleerd. Ik liep dan met de aannemer door de woning om te kijken of alles uit de werkomschrijving was uitgevoerd en of dat naar behoren was gebeurd.
(…)
Als ik de factuur ontving controleerde ik die aan de hand van de werkomschrijving in het mutatierapport. Verschillen daartussen onderzocht ik en ik had daarover overleg met de aannemer, wat er toen kon leiden dat er een aanpassing moest plaatsvinden. Ik controleerde niet of er verkeerde codes of verkeerde tarieven waren gehanteerd. Ik controleerde alleen de werkzaamheden zelf, of die op de factuur overeen kwamen met die in de werkomschrijving. Wij hadden niet genoeg tijd om ook te controleren of de opgevoerde metrages juist waren. Daarom zijn wij later op digitale metingen overgegaan. Verschillen tussen gedeclareerde en werkelijk uitgevoerde afmetingen zouden er bij deze vorm van controle dus niet uitkomen.
Ik herken het wel als wordt gezegd dat de SFB-codes niet helemaal toereikend waren. Dat kwam ik ook wel tegen. In overleg met de afdeling van Parteon die over de prijzen ging of in overleg met de aannemer werd dan wel eens bepaald dat er meer kosten in rekening gebracht mochten worden, meestal in de vorm van het toepassen van een andere code om een kostendekkende situatie te krijgen. Qua omschrijving was ook die toegepaste code dan niet helemaal juist, maar qua prijs was het meer in overeenstemming.
U neemt met mij door het “financieel vergelijk [adres 3] ”. U begint met de regels waarin een verkeerde code zou zijn gehanteerd.
Regel 22: dat kan ik me niet zo herinneren. Ik controleerde dus niet of de toegepaste eenheidsprijs juist was. Het vervangen van een leiding impliceert volgens mij al dat de oude leiding wordt weggehaald, dus dat hoeft niet apart te worden opgevoerd.
Regel 28: een slechte ondergrond was wel eens aanleiding om een hoger tarief te hanteren. Specifiek kan ik me niet herinneren dat dat hier is gebeurd. Het opvoeren van dergelijke kosten in een aparte regel zonder code deed ik niet.
Regel 29: dit begrijp ik niet. Dit zijn standaard blokken die je op elkaar stapelt.
Regel 32: dit kwamen we wel vaker tegen. Ik durf niet meer te zeggen of dit een manier was om daar mee om te gaan. Het verschilde ook nog wel eens per aannemer hoe hij dat deed.
Regel 52: het aanbrengen van een standaard keuken had in mijn herinnering een vaste prijs, waarin het aanbrengen van het aanrechtblad was opgenomen. In die standaard keuken zat een bruin gespikkeld aanrechtblad.
Regel 55: ik kan me er wel iets van herinneren dat het verplaatsen van de keukenwand is gebeurd. Dat het aantal m2 dan wordt verdubbeld is in mijn ogen wel een logische oplossing.
Regel 75: dit kan ik me niet herinneren. Ik kan mij er wel wat bij voorstellen. Het zou kunnen kloppen.
Regel 78: dit kan ik me herinneren. Gelet op de extra tijd die er in heeft gezeten vind ik dit aantal uren nog steeds in orde en ik heb het destijds ook goedgekeurd.
Regel 88: zie 32.
Regel 100: ik kan me herinneren dat er kleine ramen zijn vervangen door grotere waardoor de daksparingen moesten worden vergroot. Ik weet niet meer of de SFB-code kostendekkend was voor die werkzaamheden.
Regel 105: zie 32.
Regel 109: ik weet niet meer welke eenheidsprijzen destijds golden. Ik hield me daarmee niet bezig. Er was een afdeling die de prijzen vaststelden en afspraken maakten met de aannemers. Er was niet altijd de tijd om aan de hand van de lijsten te controleren of de opgevoerde bedragen klopten. In grote lijnen controleerden we alleen de werkzaamheden.
Regel 117 en 122: zie 32.
Regel 127: kan ik me niet herinneren.
Regel 132: zie 32.
U neemt nu de dubbele werkzaamheden met mij door.
Regel 13: ik herken niet dat dit standaard bij iedere mutatie in rekening mocht worden gebracht. Als je deurbeslag gaat vervangen hoef je het niet meer apart te controleren. Het vervangen is een aparte code.
Regel 21 en 127: ik weet niet meer waarom dit twee keer is opgevoerd. Dat blijkt ook niet uit het opgemaakte mutatierapport.
Regel 53 en 56: ik kan me herinneren dat het inderdaad zo gegaan is. Als staat in de reactie van [X] van maart 2014, namelijk dat er een wand is geplaatst.
Regel 60: dit betreft ook de kwestie van het verplaatsen van de wand. Het kan kloppen.
Regel 61 en 62: idem.
Regel 72: dit kan ik me niet herinneren. We werkten meestal met vaste kleurnummers en alleen als een bewoner iets anders wilde kon dat veranderen. Ik durf niet te zeggen of dat hier is gebeurd. Als er pas na vier meter wordt ontdekt dat er een andere kleur moet komen, dan zou dit een logische manier zijn om dit op te lossen.
U bespreekt nu [adres 4] , de verkeerde coderingen.
Regel 25: wat hier in de reactie van [X] staat zegt mij niets. Hetgeen wordt gezegd over de verwarrendheid herken ik niet. Het toepassen van een beter passende codering kwam inderdaad wel eens voor, maar ik weet niet of dat hier is gebeurd.
Regel 56: in een aantal woningen, en ook in deze, stonden kasten in de woonkamer die werden verwijderd. Ik kan me niet meer herinneren hoe de werkzaamheden van het verwijderen van de kasten door de aannemer werden opgevoerd.
Regel 58: het klopt dat in deze woning een open keuken is gerealiseerd op verzoek van de bekend geworden nieuwe bewoner. Dat heeft inderdaad ertoe geleid dat het stucwerk moest worden overgedaan.
Regel 68: het klopt dat een Lewisvloer in elkaar moet worden gehaakt, qua m2’s kan ik dat niet zo snel zeggen. Ik weet niet of in de SFB-codering al met dat in elkaar haken rekening is gehouden.
Regel 89 en 92: dit kan ik me niet herinneren.
Regel 100: dit kan ik me absoluut niet herinneren.
Regel 106: over m2’s kan ik niets zeggen.
Regel 113, 119 en 126: zie mijn eerdere verklaring over dubbele plafonds.
Nu verder over de dubbele werkzaamheden in [adres 4] .
Regel 14: het verhaal over de calculatie over de keuken zegt mij niets, maar dat kan zijn dat de nieuwe huurder andere wensen had met betrekking tot de keuken. Het kan zijn dat de calculatie die in rekening is gebracht, is doorbelast naar de nieuwe huurder.
Regel 31: ik kan me dit niet herinneren, maar het zou kunnen als de nieuwe huurder voor een andere soort gekozen heeft.
Regel 37: het doorgeven van een verkeerd tegelnummer kan alleen als de nieuwe bewoner een eigen tegelkeuze heeft doorgegeven, want normaal werkten wij met een standaardtegel. Ik kan me niet herinneren of dat in dit geval is gebeurd.
Regel 46 en 47: dat de opdracht zou zijn gewijzigd als gevolg van fouten van Parteon kan ik me niet herinneren, wel dat de bewoner een andere keuken wilde.
Regel 65: dit kan ik me niet herinneren, ook niet nadat ik me daarover heb sufgepiekerd.
Regel 78: ik kan me dit niet herinneren, maar het zou kunnen. Het is niet zo dat ik me kan herinneren dat het genoemde communicatieprobleem bij Parteon vaker voorkwam. Feilloos was het natuurlijk ook niet, maar daar deed je wel je best voor.
U leest mij een stukje voor uit de verklaring van mijn ex-collega [D] , dat begint met de woorden: “u houdt mij voor” en eindigt met de woorden “codering konden vinden” (…). Wat daar staat dat klopt en ook het verhaal over het aanbrengen van een veiligheidsslot zou kunnen kloppen. Wat op pagina 5 is gezegd over de kosten van het aanrechtblad: voor zover ik me kan herinneren werden de bladen compleet aangeleverd inclusief bak.
Wat mijn ex-collega [E] heeft verklaard over het niet controleren bij een kleine opdracht klopt, maar dan ging het echt om een hele kleine opdracht, als er maar een paar kleine werkzaamheden hoefden te worden verricht als het vervangen van een toiletbril of een douchekop en het verwisselen van de sloten. Mijn ex-collega [F] zat in een ander rayon. Wat hij zegt over het niet controleren bij kleine werkzaamheden dat gebeurde inderdaad wel eens. (…)
Er waren ook SFB-coderingen die te veel vergoedden. Die werden niet naar beneden bijgesteld. Dan kreeg de aannemer gewoon het bedrag van de codering.
2.3.5
De getuige [H] heeft, voor zover van belang, als volgt verklaard.
(…)
Ik ben in 1988 in dienst getreden van de vader van de huidige eigenaar [X] .
Ik ben degene met wie de opzichter voorafgaand aan de werkzaamheden door de woning loopt. Ook controleer ik achteraf met de opzichter de woningen, maar die controle achteraf gebeurde alleen bij woningen waaraan veel moest gebeuren en niet als bijvoorbeeld alleen een slot vervangen moest worden. Het was altijd Parteon die bepaalde of controle achteraf plaatsvond of niet. Ik weet er niets van welke codes in de rekeningen van [X] werden toegepast, want daar ging ik niet over.
(…)
De woning [adres 4] was een grote klus. Er kwamen een nieuwe badkamer en een nieuwe keuken. Toen we daarmee bijna klaar waren kwam de nieuwe bewoner binnen en zei dat we de verkeerde tegels hadden toegepast in de badkamer, de wc en de keuken en dat zij een open keuken had gewild. Dit betekende dat de nieuw aangelegde tegels moesten worden overtegeld en dat het nieuw geplaatste sanitair weer moesten worden verwijderd. De oorspronkelijk beoogde nieuwe keuken stond al wel in de woning maar moest nog worden geplaatst. De badkamervloer die was aangelegd moest er weer helemaal uit. Deze bewoner had tegels en een keukenblok uitgezocht bij Planmatig, maar aan ons was een opdracht gegeven van een standaarduitvoering. Via [G] hebben wij vervolgens de opdracht gekregen de tegels en de keuken weer te vervangen.
In [adres 3] moest een nis gemaakt worden in de keuken voor de wasmachine en moest een kastenwand bij de keuken worden getrokken. In de muur waarin de kastenwand zat moest een stalen balk worden gemaakt, omdat die dragend was. Die balk stond niet in het mutatierapport. Ook hier wilden de bewoners bij nader inzien een open keuken en daardoor moest het plafond, dat al was gebeurd, over worden gedaan.
[adres 2] : hier moest een hele keuken worden vervangen en een kastenwand worden omgezet, dat wil zeggen dat de deur de andere kant moest opdraaien. Verder weet ik het niet meer uit mijn hoofd.
[adres 1] : in deze woning hebben wij voor het eerst een voorzetwand geplaatst in verband met de elektriciteits- en gasleiding. Later is dat in alle woningen zo gebeurd. In deze woning is een nieuw keukenblok geplaatst en is schuurwerk aangebracht aan het plafond in de keuken. De badkamer is gerenoveerd. Verder weet ik het niet meer zo.
(…)
Als alles klaar was werden de woningen waarin vele werkzaamheden waren verricht altijd met de opzichter gecontroleerd. Bij alle vier hiervoor genoemde woningen heeft een dergelijke oplevering plaatsgehad en ik was daarbij. Bij zo’n oplevering werd altijd het extra werk doorgelopen en werd ook gecontroleerd of alles goed was uitgevoerd. Ik was niet verantwoordelijk voor het opmaken van de offerte/rekening. Ik deed tien à vijftien mutaties per week, zowel grotere als kleinere. Een kleine mutatie betrof soms maar een uurtje werk.
De woningen [adres 3] en [adres 4] waren wel bijzonder, vooral om hoe de werkzaamheden daaraan verlopen zijn. De woning [adres 1] was de eerste met een voorzetwand en om die reden bijzonder. De woning aan de [adres 2] was in verband met de gewijzigde indeling van de keuken ook bijzonder.
2.3.6
De getuige [I] heeft, voor zover van belang, als volgt verklaard.
(…) Ik was destijds werkvoorbereider planmatig onderhoud bij Parteon. Op 1 september 2015 ben ik uit dienst getreden.
(…)
Het mutatieonderhoud bij Parteon was opgedeeld in vier rayons, met ieder eigen opzichters en aannemers. Ik ben in augustus 2009 werkvoorbereider planmatig onderhoud geworden. Voor die tijd was ik opzichter in het rayon Zuidwest. Daar had ik niet met de firma [X] te maken.
De werkwijze in de vier rayons was in hoofdzaak hetzelfde. Nadat ik werkvoorbereider planmatig onderhoud was geworden, liep er nog een aantal opdrachten met [X] en die heb ik begeleid.
(…)
de opdrachten van [X] die ik begeleidde, betroffen in ieder geval de [adres 5] en de [adres 6] . Ik ben degene die heeft geconstateerd dat de firma [X] voor de [adres 5] onjuist heeft gefactureerd.
Ik kreeg in augustus 2009 een factuur van de firma [X] op mijn bureau met het verzoek die te accorderen. Het viel mij op dat in die factuur voor zes woningen precies dezelfde bedragen werden gefactureerd. Ik wist dat in de praktijk nooit precies dezelfde werkzaamheden in verschillende woningen worden verricht. Ik ben toen in de woningen gaan kijken en het bleek dat in alle woningen sommige van de gefactureerde werkzaamheden niet op die manier waren verricht.
Er hebben vervolgens in de periode van september tot eind 2009 gesprekken met de firma [X] plaatsgevonden. (…) In beide gesprekken is aan de heer [X] gevraagd de afwijkingen te verklaren. In dat eerste gesprek kon hij dat niet. Dat is ook wel logisch, want het gesprek vond plaats kort nadat ik mijn constateringen had gedaan en de heer [X] moest zich er nog in verdiepen. De heer [X] is daarna naar een woning gegaan met zijn uitvoerder. Hij belde mij toen hij daar was en zei dat het niet klopte wat ik had geconstateerd. Ik ben toen naar de woning toegegaan en ik heb toen in hun aanwezigheid e.e.a. nagemeten en mijn constateringen bleken juist te zijn. Daarna hebben we nog een andere woning bekeken, waarvoor hetzelfde gold. Er heeft daarna een tweede gesprek met de heer [X] plaatsgevonden. Ik weet niet meer wat voor verklaring de heer [X] in dat gesprek heeft gegeven. Het is te lang geleden.
Ik heb vervolgens regelmatig met de firma [X] over deze kwestie gebeld en uiteindelijk heeft die een creditnota gestuurd voor dit project. In het gesprek met de heer [X] is ter sprake gekomen dat de bevindingen reden waren om alle aannemers van Parteon te controleren. Eén aannemer bleek een afwijking van 5% te hebben en bij de anderen was de afwijking maar tot 1% tot 2%. De firma [X] stak daar flink bovenuit.
(…)
Als de door een aannemer verrichte werkzaamheden niet in een SFB-codering pastten, moesten die werkzaamheden op een aparte regel worden gezet. Ik hanteerde die werkwijze en die gold ook voor de andere opzichters.
Hetgeen [D] in zijn verhoor heeft verklaard over het gebruik van afwijkende coderingen, namelijk “Ik geef een voorbeeld: voor het wijzigen voor een gewoon cilinderslot bestond een SFB-codering. Soms moest er echter een veiligheidsslot worden geplaatst, daarvoor moest gefreesd worden. Dat kostte de aannemer ongeveer een halve dag werk. Voor het plaatsen van een dergelijk slot bestond geen SFB-codering. Als de aannemer een dergelijk slot had geplaatst, accordeerde ik wel de offerte voor een halve dag werk omdat ik wist dat hij er zolang mee bezig was geweest”, herken ik niet. Het zoet en het zuur moest door elkaar. Het toepassen van een afwijkende codering als de aannemer tekort kwam op de codering, was niet in overeenstemming met de afspraak. Eén keer per jaar werden de eenheidsprijzen vastgesteld en dan moesten dergelijke dingen worden meegenomen. Ik weet niet waarom [D] heeft verklaard wat hij heeft verklaard.
Er was een aantal aannemers die altijd opmerkingen hadden over de eenheidsprijzen bij dat jaarlijkse overleg en de firma [X] was daar een van. Dat was alleen maar goed. U leest mij voor hetgeen [F] in zijn verhoor heeft verklaard over de SFB-codering, namelijk: “U vraagt mij of ik iets kan zeggen over de SFB-codering voor werkzaamheden. Ik kan mij nog herinneren dat in het begin destijds wel soms onduidelijk was, zowel voor ons als voor de aannemer, welke codering moest worden gehanteerd. Sommige werkzaamheden pasten niet bij een codering. Of dat nu nog zo is, weet ik niet. U vraagt mij wat ik deed als werkzaamheden niet bij een bepaalde codering konden worden ondergebracht. Ik ging dan met gezond verstand kijken welke codering er het dichtste bij lag”. Inderdaad was het in het begin weleens zoeken wat de juiste code was, en het kan zijn dat er wel eens een verkeerde code is gegeven, maar het is niet zo dat er structureel een andere code werd gegeven als de aannemer op de juiste code tekort kwam.
(…)
2.3.7
De getuige [J] heeft, voor zover van belang, als volgt verklaard.
Ik ben tot 1 maart 2015 in dienst geweest bij Parteon. De laatste tijd was ik projectopzichter en eerder was ik rayonopzichter.
(…)In het rayon waar ik werkte als opzichter, werkte de firma [X] niet.
De in het arrest onder randnummer 3.11 omschreven werkwijze klopt in grote lijnen. De mate van overleg die plaatshad, was afhankelijk van de ingewikkeldheid van de werkzaamheden. Als de werkzaamheden niet zo ingewikkeld waren en goed beschreven waren, was dagelijks overleg niet nodig. Er was altijd wel overleg als er wijzigingen nodig waren. Bij een groter project kom je meer dingen tegen die afwijken dan bij een kleiner project, dus heb je dan vaker overleg.
Gedurende de werkzaamheden werden die gecontroleerd door de opzichter. Als het een groter werk was, wil je dat wel even gezien hebben. Ik keek dan aan de hand van het mutatierapport of de werkzaamheden waren verricht. Het is wel lang geleden, dus ik kan me niet specifiek herinneren of heel kleine mutaties ook altijd door mij werden gecontroleerd. Soms was het ook de huismeester of de woonmakelaar die de werkzaamheden controleerde, want ook die beschikte over de lijst van de oplevering. Bij de controle van de werkzaamheden werden echter niet de vierkante meters gecontroleerd.
Na ontvangst van de offerte controleerde ik of hetgeen daar in stond klopte met de gegeven opdracht. Soms controleerde ik steekproefsgewijs de hoeveelheden/vierkante meters. Het was echter niet zo dat in iedere woning alles werd nagemeten. Ik controleerde ook niet of het juiste codenummer was toegepast. Ik controleerde of de tekst die erbij stond klopte.
Als de door de aannemer verrichte werkzaamheden meer omvattend waren dan in de eenheidsprijzen was voorzien, was daarover geen discussie mogelijk. Dit was nu eenmaal de gemaakte afspraak. Voor discussie daarover verwees ik ze naar [L] . Het is nu eenmaal het zoet en het zuur. U wijst mij erop dat de zojuist gehoorde getuige [I] exact dezelfde uitdrukking gebruikte. Wij hebben het echter niet hierover met elkaar gehad. Ik gebruik die uitdrukking wel vaker en die is niet ongebruikelijk in onze branche. Bij het toepassen van de SFB-coderingen vond ook nooit een bijstelling naar beneden plaats.
Als een opzichter een offerte zou goedkeuren met daarin zes keer hetzelfde bedrag voor werkzaamheden in zes verschillende woningen, zou ik zeggen dat hij niet goed heeft gecontroleerd. Ik zou dat zo niet doen. Het was mij niet bekend dat er andere opzichters waren die dat wel deden. Er waren tien à elf rayonopzichters.
(…)
werkzaamheden die niet onder een SFB-codering vielen, werden apart benoemd en moesten dan worden gespecificeerd. Dit was mijn werkwijze en ik ga ervan uit dat die ook door de anderen in het bedrijf op die manier werd toegepast.
2.3.8
De getuige [K] heeft, voor zover van belang, als volgt verklaard.
Ik ben tot september 2014 in dienst geweest van Parteon. Vanaf 1 januari 2010 was ik daar werkzaam als manager vastgoed.
(…)
Toen ik met deze kwestie bemoeienis kreeg, was de zaak al in de fase dat Parteon wilde stoppen met de firma [X] . (…)
Het probleem met de firma [X] hield in dat door [X] meer was gedeclareerd dan werkzaamheden die waren uitgevoerd. Ik heb in 2010 gezien dat ook andere aannemers waren gecontroleerd en dat gebleken was dat bij meerdere partijen verschillen bestonden. Die verschillen waren bij de firma [X] hoger dan bij de anderen. Maar bij die anderen speelden het ook. Vanwege die manier van declareren was er onvoldoende vertrouwen meer in de firma [X] om met haar verder te gaan en dat was de grond voor de opzegging.
(…)
2.4
Uit de verklaringen van de getuigen die in dienst zijn of zijn geweest van Parteon kan worden afgeleid dat de werkwijzen van de opzichters van Parteon onderling konden verschillen. Hoewel de in het tussenarrest onder 3.11 beschreven werkwijze door de getuigen in grote lijnen is onderschreven, blijkt ook van verschillen, bijvoorbeeld in de mate waarin de werkzaamheden achteraf nog werden gecontroleerd en, in het kader van de bewijsopdracht in het bijzonder van belang, de wijze waarop werd gehandeld als de door de aannemer verrichte werkzaamheden niet (volledig) overeenkwamen met de omschrijving in de toepasselijke SFB-code. De getuige [D] heeft verklaard dat hij in een dergelijke geval soms toestemming gaf een andere code met een hogere prijs te gebruiken. Dit deel van zijn verklaring wordt ondersteund door de verklaring van de getuige [G] , terwijl ook de getuige [F] heeft verklaard dat hij als de werkzaamheden niet in een codering pasten, met gezond verstand ging kijken welke codering er het dichtste bij lag. De getuige [E] heeft daarentegen verklaard dat bij ontoereikende SFB-codes een aparte regel in de begroting moest worden opgenomen met een bedrag dat vervolgens al dan niet door de opzichter werd geaccordeerd, in welke verklaring hij wordt gesteund door de getuigen [I] en [J] .
2.5
De bewijsopdracht ziet op vier woningen: [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] en [adres 4] .
2.5.1
Over de woning aan de [adres 1] heeft de getuige [D] verklaard. Hij heeft bevestigd dat hij als opzichter voor de drie met betrekking tot deze woning geconstateerde afwijkingen ten opzichte van de geldende manier van declareren, toestemming heeft gegeven aan [X] .
2.5.2
Over de woning aan de [adres 2] heeft de getuige [E] verklaard. Hij wist niet meer zeker of hij wel degene was die de eindcontrole op deze woning heeft uitgevoerd. Hij kon zich ook niets specifieks meer herinneren over de hier aan de orde zijnde kwesties, met dien verstande dat hij, in overeenstemming met zijn hiervoor vermelde standpunt over het gebruik van afwijkende SFB-coderingen, wel heeft verklaard dat hij zich niet kon voorstellen dat dat in dit geval (regel 110) was gebeurd, omdat er nu eenmaal eenheidsprijzen zijn. Met betrekking tot regel 19 heeft hij opgemerkt dat weliswaar de daarin vermelde werkzaamheden (frezen) reeds zijn begrepen in de daarboven vermelde post (vervangen oplegslot), maar dat uit het feit dat die kosten voor akkoord zijn getekend moet worden afgeleid dat zij door de opzichter akkoord zijn bevonden.
2.5.3
Over de woning aan de [adres 3] heeft de getuige [G] verklaard. Deze getuige kon zich met betrekking tot twee afwijkingen van de geldenede manier van declareren (regels 53 en 56 en regel 78) concreet herinneren dat het zo was gegaan als [X] daarover heeft gesteld. Met betrekking tot één afwijking (regel 55) meende hij zich dat te kunnen herinneren en vond hij de gekozen oplossing logisch. Met betrekking tot vier afwijkingen (regels 22, 29, 52, 13 en 25) kon de getuige zich niet voorstellen dat de verklaring van [X] juist is. Met betrekking tot drie afwijkingen heeft de getuige niets kunnen verklaren en met betrekking tot de andere afwijkingen houdt de verklaring van de getuige de mogelijkheid open dat het door [X] gestelde juist is.
2.5.4
De getuige [G] heeft ook over de woning aan de [adres 4] verklaard. Met betrekking tot één afwijking (regel 58) heeft de getuige verklaard dat het inderdaad zo is gegaan als [X] stelt. Van één afwijking herkende de getuige niet wat [X] daarover heeft aangevoerd. Over vijf afwijkingen kon de getuige niets inhoudelijks meer verklaren. Met betrekking tot de overige afwijkingen houdt de verklaring van de getuige de mogelijkheid open dat het door [X] gestelde juist is. Met betrekking tot vier daarvan heeft de getuige in het bijzonder verklaard dat het door [X] gestelde juist zou kunnen zijn als de nieuwe huurder na aanvang van de werkzaamheden zou hebben gekozen voor een andere keuken en een andere soort tegels. De getuige [H] , werknemer van [X] , heeft verklaard dat die situaties zich in de woning aan de [adres 4] daadwerkelijk hebben voorgedaan.
2.6
Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat van een flink aantal posten (11 van de 44) in voldoende mate is komen vast te staan dat de wijze waarop is gedeclareerd is afgestemd met de dienstdoende opzichter van Parteon. Van zes afwijkingen is eerder het tegendeel aannemelijk geworden. Met betrekking tot de overige afwijkingen is niet duidelijk geworden of daarvoor toestemming is verleend, zij het dat op grond van de verklaring van [G] bepaald niet valt uit te sluiten dat deze wel toestemming heeft gegeven voor (sommige van) de gebleken vormen van afwijkend declareren. De verklaring van [E] bevat geen enkele aanwijzing dat een dergelijke toestemming zou kunnen zijn verleend met betrekking tot de woning aan de [adres 2] , maar van deze getuige staat niet vast dat hij degene is geweest die de toestemming zou moeten hebben gegeven.
2.7
[X] heeft dus zeker niet aangetoond dat voor alle afwijkingen toestemming is verleend, zoals de bewijsopdracht luidde. Daarmee is de kous echter niet af. Zoals het hof in het tussenarrest heeft overwogen gaat het erom of kan worden vastgesteld of [X] herhaaldelijk, stelselmatig en op grote schaal onjuist heeft gedeclareerd, dat wil zeggen heeft gedeclareerd voor werkzaamheden die niet zijn verricht, dubbel heeft gedeclareerd of onjuiste bedragen heeft gedeclareerd. In het tussenarrest heeft het hof met betrekking tot een aantal posten reeds als vaststaand aangenomen dat [X] die op onjuiste wijze heeft gedeclareerd. Het oordeel of de wijze van declareren van die posten opzegging van de overeenkomsten met onmiddellijke ingang rechtvaardigde, is aangehouden tot na de bewijslevering. Hetgeen hiervoor werd overwogen leidt tot de slotsom dat voor die beëindiging niet voldoende grond is gebleken. De stelselmatige onjuistheid die voor een dergelijke wijze van beëindiging zou zijn vereist is niet komen vast te staan; gebleken is dat voor veel afwijkingen een deugdelijke verklaring bestaat. Niet voldoende is ook dat, zoals de getuige [K] heeft verklaard, uit onderzoek is gebleken dat de afwijkingen bij [X] veel groter waren dan die bij de andere aannemers. Nu de werkwijzen van de verschillende opzichters varieerden en sommige opzichters nooit met [X] hebben gewerkt, kan niet worden uitgesloten dat [X] beter in staat is geweest dan andere aannemers om afwijkende afspraken met de opzichters van Parteon te maken. Dat [X] daarbij haar eigen belangen goed in het oog heeft gehouden is wel duidelijk - de coderingen werden immers niet aangepast als die een te ruime beloning boden, zo heeft de getuige [G] verklaard - maar een verwijtbaar onjuist declareren dat grond zou bieden voor opzegging met onmiddellijke ingang is daarmee niet gegeven. In dit verband is nog van belang dat alle declaraties waarover het hier gaat door de opzichters zijn geaccordeerd, ook in gevallen waarin de afwijkingen zeer in het oog springend waren, zoals bijvoorbeeld bij de kwestie van het declareren van het freeswerk naast het declareren van de plaatsing van een nieuw slot en de in het tussenarrest al behandelde kwestie van het aanbrengen en schilderen plafond: de “dubbelop” gefactureerde werkzaamheden stonden in die gevallen direct onder de regel met de SFB-code waarin die werkzaamheden als waren inbegrepen. Dat [X] heeft beoogd Parteon om de tuin te leiden kan dan ook niet worden vastgesteld.
2.8
De SFB-codering werd sinds 2007 bij Parteon gebruikt. Parteon heeft in haar memorie na enquête daarover opgemerkt dat het systeem nog in de kinderschoenen stond. Zoals het hof in het tussenarrest reeds overwoog had [X] in geval van onduidelijkheid over de codering om uitleg moeten vragen. Niettemin kan aan het feit dat hantering van de SFB-codes voor [X] tamelijk nieuw was, na een lange samenwerking waarin de prijzen kennelijk op een andere wijze werden bepaald, niet geheel voorbij worden gegaan. In een lange relatie als die van partijen had het voor de hand gelegen dat Parteon [X] in de gelegenheid had gesteld haar leven te beteren, hetzij in het vervolg van de (voortgezette) overeenkomst hetzij gedurende de reguliere opzegtermijn.
Grief 13 in principaal appel, die is gericht tegen de dienovereenkomstige overweging van de rechtbank, stuit daarop af.
2.9
Voor zover hetgeen [X] heeft gedaan, het op onjuiste wijze declareren van de door haar verrichte werkzaamheden, zonder dat is gebleken dat dat opzettelijk is gebeurd, al als een tekortkoming in de nakoming van de beide overeenkomsten kan worden aangemerkt, is het hof van oordeel dat die tekortkoming, gezien haar aard en betekenis, onder de hiervoor geschetste omstandigheden de ontbinding van de beide overeenkomsten niet kon rechtvaardigen. Bij dit oordeel speelt niet alleen een rol het gegeven dat (medewerkers van) Parten regelmatig instemden met het door [X] afwijken van de SFB-codering, maar ook het gevolg van dit gegeven, namelijk dat [X] door deze (regelmatige) instemming met afwijkingen de SFB-codering als minder bindend mocht beschouwen. Met
grief 12 in principaal appelbestrijdt Parteon wel dat zij wist dat [X] een aanzienlijk belang bij haar overeenkomst met Parteon had, maar tevergeefs; gegeven het volume van de door [X] in het verleden voor Parteon verrichte werkzaamheden en de duur van de relatie acht het hof dit belang evident.
2.1
Hetgeen hiervoor werd overwogen betekent dat de
grieven 4, 5, 8, 9, 10 en 11 in principaal appeltevergeefs zijn voorgedragen.
Aannemingsovereenkomst 27 september 2007
2.11
Nu een grond om de overeenkomsten per onmiddellijke ingang te beëindigen niet is komen vast te staan, dient het hof te beoordelen, in het kader van de
grieven 2 en 3 in principaal appel, wat het rechtskarakter is van de overeenkomst van 27 september 2007 en of uit die overeenkomst, zoals de rechtbank heeft overwogen, voortvloeit dat Parteon gehouden was [X] op regelmatige basis nieuwe opdrachten te gunnen. Parteon voert aan dat die overeenkomst voor partijen eerst tot verplichtingen leidde, zodra Parteon [X] een opdracht gaf voor specifiek uit te voeren werkzaamheden. Dit betoog kan niet worden aanvaard. Partijen deden reeds zeer lang zaken met elkaar. Toen zij een raamovereenkomst sloten met betrekking tot de wijze waarop zij over bepaalde werkzaamheden in het vervolg afzonderlijke overeenkomsten van opdrachten met elkaar zouden aangaan en daarbij een opzegtermijn overeenkwamen, heeft [X] redelijkerwijs erop mogen vertrouwen dat zij gedurende de looptijd van die overeenkomst, en dus ook gedurende de opzegtermijn, de desbetreffende opdrachten zou (blijven) krijgen van Parteon. Zoals ook de rechtbank heeft overwogen valt immers, zonder nadere toelichting, die door Parteon niet is gegeven, niet in te zien wat anders de zin van de opzegtermijn zou zijn geweest.
2.12
Zoals het hof onder 2.13 van het tussenarrest reeds vaststelde, heeft Parteon in haar brief van 22 maart 2010 aan [X] bericht dat zij geen vertrouwen meer in haar had en haar geen opdrachten meer zou geven. Deze brief moet worden beschouwd als een opzegging in de zin van artikel 18 van de overeenkomst van 27 september 2007, zo niet letterlijk dan wel uitgelegd naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Weliswaar heeft Parteon daarbij niet de opzegtermijn van zes maanden in acht genomen, maar dat doet niet eraan af dat door middel van deze brief die overeenkomst rechtsgeldig werd opgezegd per de eerst mogelijke datum, namelijk 1 oktober 2010. Dit betekent dat, ofschoon de grief van [X] in incidenteel appel in beginsel terecht is voorgedragen, haar incidenteel appel toch moet worden verworpen, omdat haar vordering VII, voor zover het betreft het primaire gedeelte, de vordering te verklaren voor recht dat de overeenkomst niet door rechtsgeldige opzegging is geëindigd, en haar vordering VIII, voor zover gebaseerd op het uitgangspunt dat die overeenkomst niet is geëindigd, niet voor toewijzing vatbaar zijn.
2.13
Parteon heeft na 8 september 2009 geen opdrachten meer gegeven ter uitvoering van de overeenkomst van 27 september 2007. Aldus schoot zij tekort in de nakoming van die overeenkomst. Met die vaststelling is het lot bezegeld van de
grieven 14 en 15 in principaal appel, die het tegendeel betogen. De omvang waarin Parteon aan [X] opdrachten had moeten geven zal moeten worden bepaald door te kijken naar hetgeen in het verleden tussen partijen gebruikelijk was, waarbij niet alleen het gemiddelde per periode een rol kan spelen, maar ook eventuele tendensen. In zoverre falen de grieven 2 en 3 in principaal appel. Of dit ook betekent dat Parteon [X] “regelmatig” opdrachten had behoren te geven, zoals de rechtbank overwoog, valt voor het hof op dit moment echter niet vast te stellen.
Onderhoudsovereenkomst 27 maart 2009
2.14
In het tussenarrest heeft het hof geoordeeld dat deze overeenkomst een cluster van opdrachten inhield tot het verrichten van specifiek omschreven werkzaamheden tegen een bepaalde prijs. Inmiddels heeft het hof ook vastgesteld dat voor onmiddellijke beëindiging van deze overeenkomst onvoldoende grond bestond. Terecht heeft de rechtbank met betrekking tot deze overeenkomst dan ook overwogen dat Parteon gehouden was op grond van artikel 7:764 lid 1 BW de voor het werk geldende prijs te betalen, verminderd met de besparingen die door de opzegging zijn veroorzaakt, hetgeen zij heeft nagelaten, zodat zij schadeplichtig is. De daartegen gerichte
grieven 18 tot en met 21 in principaal appelfalen derhalve.
Beide overeenkomsten
2.15
De rechtbank heeft partijen voor de begroting van de vordering van [X] naar de schadestaatprocedure verwezen. Tegen die verwijzing als zodanig hebben partijen geen bezwaar gemaakt (vergelijk NJ 2003/256). Met
grief 22 in principaal appelbetoogt Parteon echter dat niet is voldaan aan het vereiste dat de mogelijkheid van schade voldoende aannemelijk is gemaakt. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat [X] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij door het hiervoor onder 2.13 en 2.14 omschreven tekortschieten in de nakoming van de beide overeenkomsten schade heeft geleden. Parteon heeft weliswaar de omvang van de door [X] in eerste aanleg gestelde schade betwist, maar dat [X] in ieder geval enige schade heeft geleden heeft zij onvoldoende gemotiveerd bestreden.
2.16
Grief 23 in principaal appelgaat over de kosten van het geding in eerste aanleg. Hetgeen hiervoor werd overwogen leidt tot de conclusie dat de rechtbank Parteon terecht in die kosten heeft veroordeeld. Als de in het ongelijk gestelde partij dient Parteon tevens de kosten van het principale appel te dragen, waaronder de taxen. [X] wordt als de in zoverre in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het incidentele appel.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Parteon in de kosten van het geding in principaal appel, tot op heden aan de zijde van [X] begroot op € 1.011,= aan verschotten en € 2.682,=voor salaris;
verklaart voormelde veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
veroordeelt [X] in de kosten van het geding in incidenteel appel, tot op heden aan de zijde van Parteon begroot op € 1.341,= voor salaris.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.R. van Harinxma thoe Slooten, J.C.W. Rang en L.A.J. Dun en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2017.