ECLI:NL:GHAMS:2017:3096

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2017
Publicatiedatum
31 juli 2017
Zaaknummer
200.205.099/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van een oud-notaris tegen de benoeming van een waarnemer en het vastgestelde honorarium

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een oud-notaris tegen de beslissing van de voorzitter van de kamer voor het notariaat in Amsterdam, waarbij mr. [X] als waarnemer van het protocol van de oud-notaris is benoemd. De oud-notaris heeft op 7 december 2016 een beroepschrift ingediend tegen deze beslissing, die betrekking heeft op het honorarium van mr. [X] en de ontheffing van mr. [X] van bepaalde verplichtingen volgens de Verordening overdracht protocol. Het hof heeft de zaak behandeld op 18 mei 2017, waarbij zowel de oud-notaris als mr. [X] en vertegenwoordigers van het Bureau Financieel Toezicht (BFT) aanwezig waren.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de oud-notaris werd op 16 juni 2016 geschorst en mr. [X] werd benoemd als waarnemer van het protocol. De oud-notaris betwistte de regeling omtrent het honorarium van mr. [X] en de ontheffing van verplichtingen. Het hof heeft vastgesteld dat de voorzitter van de kamer op goede gronden het honorarium heeft vastgesteld en dat de ontheffing van verplichtingen terecht was, aangezien mr. [X] niet de intentie had om de praktijk van de oud-notaris voort te zetten. Het hof concludeert dat de oud-notaris niet in zijn beroep kan worden ontvangen en bevestigt de bestreden beslissing.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.205.099/01 NOT
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 1 augustus 2017
inzake
mr. [naam],
oud-notaris te [plaats],
appellant.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. mr. [X],
wonend te [plaats],
gemachtigde: mr. R.M. Köhne, advocaat te Voorburg.
2. Bureau Financieel Toezicht (BFT),
gevestigd te Utrecht.
3. Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB),
gevestigd te Den Haag.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: de oud-notaris) heeft op 7 december 2016 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de voorzitter van de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam (hierna: de kamer) van 10 november 2016, waarbij mr. [X] (hierna: mr. [X]) als waarnemer is benoemd van het protocol van de oud-notaris.
1.2.
Op 8 februari 2017 is van mr. [X], die daartoe door het hof was uitgenodigd, een op 6 februari 2017 gedagtekende schriftelijke reactie - met bijlagen - ontvangen.
1.3.
Bij brief van 1 mei 2017 heeft mr. [X] aanvullende producties bij het hof ingediend.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 18 mei 2017. De oud-notaris en mr. [X], vergezeld van zijn gemachtigde, zijn verschenen. Tevens is namens het BFT verschenen mr. [naam]. Allen hebben het woord gevoerd; de oud-notaris aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. Feiten
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.1.
Bij beslissing van 16 juni 2016 heeft de fungerend voorzitter van de kamer op grond van artikel 26 lid 1, sub b van de Wet op het notarisambt (Wna) de oud-notaris in de uitoefening van zijn ambt als notaris geschorst met ingang van diezelfde dag te 16:30 uur.
3.2.
Bij beslissing van 16 juni 2016 heeft de fungerend voorzitter van de kamer op grond van artikel 28, aanhef en onder c, Wna, in samenhang met artikel 29 lid 2, tweede en derde volzin, Wna, mr. [X] benoemd tot waarnemer van het protocol van de oud-notaris, met de overige notariële bescheiden, en daarbij nevenbeslissingen gegeven, waaronder de vaststelling van het honorarium (gelijk aan de beloning die mr. [X] als salaris van de oud-notaris zou ontvangen).
3.3.
Bij beslissing van 17 juni 2016 heeft de fungerend voorzitter van de kamer een ander honorarium vastgesteld, te weten een honorarium van € 150,- per uur, exclusief BTW (nadat hem was gebleken dat mr. [X] niet in loondienst bij de oud-notaris werkzaam was).
3.4.
Bij beslissing van 7 juli 2016 heeft de kamer de onder 3.1. genoemde beslissing ingevolge artikel 27 Wna bekrachtigd, in zoverre dat de schorsing op grond van artikel 26 lid 4 Wna eindigde drie maanden na ingang daarvan, behoudens verlenging door de kamer telkens voor de duur van drie maanden.
3.5.
Bij vonnis van 26 juli 2016 is de [naam bedrijf] – binnen welke coöperatie het kantoor van de oud-notaris werd gedreven – op eigen aangifte in staat van faillissement verklaard en is een curator benoemd.
3.6.
Bij beslissing van 8 september 2016 heeft de fungerend voorzitter van de kamer de oud-notaris, naast een schorsing op grond van de artikelen 106 lid 1 en 26 lid 1 Wna, met ingang van 8 september 2016 een aantal verplichtingen als ordemaatregel opgelegd, waaronder (kort gezegd):
- herstel digitale toegang automatiseringssysteem uiterlijk op 12 september 2016;
- gebod om uiterlijk op 15 september 2016 een back-up te maken van zijn (notariële) automatiseringssysteem per de datum van zijn schorsing (16 juni 2016), zodanig dat de waarnemer zijn werkzaamheden kon verantwoorden in deze back-up en onafhankelijk van de oud-notaris zijn werkzaamheden kon verrichten met een door de KNB te verstrekken kantoorlicentie;
- gebod om in overleg en in samenwerking met de waarnemer en de curator alle documentatie behorende tot het protocol en de overige notariële bescheiden uit het kantoor van de oud-notaris (en de externe opslagruimten) weg te (laten) halen en te overhandigen aan de waarnemer.
3.7.
Bij beslissing van de kamer van 15 september 2016 is de schorsing van de oud-notaris op grond van artikel 26 lid 4 Wna met drie maanden verlengd.
3.8.
Bij beslissing van 6 oktober 2016 heeft de kamer de onder 3.6. genoemde beslissing bekrachtigd.
3.9.
Bij Koninklijk Besluit van 29 oktober 2016, nr. 2016001824, is aan de oud-notaris met ingang van 15 november 2016 op zijn verzoek ontslag verleend uit zijn ambt.
3.10.
Bij beslissing van 10 november 2016 (hierna: de bestreden beslissing) is mr. [X] met ingang van 15 november 2016 benoemd als waarnemer van het protocol en de overige notariële bescheiden van de oud-notaris met vaststelling van diens honorarium op € 150,- per uur, exclusief BTW. Voorts zijn bij diezelfde beslissing aan mr. [X] (voor de duur van de waarneming) het protocol en de overige notariële bescheiden toegewezen en is mr. [X] ontheven – gelet op het bepaalde in artikel 11 van de Verordening overdracht protocol – van de verplichtingen als vermeld in de artikelen 2 tot en met 4 van deze Verordening.
3.11.
Bij beslissing van de kamer van 9 maart 2017 is aan de oud-notaris (tweemaal) de maatregel van ontzetting uit het ambt opgelegd. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep ingesteld.

4.Standpunt van de oud-notaris

4.1.
De oud-notaris betoogt dat de voorzitter van de kamer geen regeling had moeten treffen omtrent het honorarium van mr. [X]. De activiteiten van de oud-notaris als notaris zijn reeds sinds lange tijd beëindigd c.q. gestaakt, althans niet voortgezet. Mr. [X] is blijkens inlichtingen uit het handelsregister eigenaar van [naam bedrijf] (met als bedrijfsomschrijving [naam]). Het ondernemingsvermogen van deze eenmanszaak bestaat onder andere uit de omzet die wordt behaald door middel van de onderhavige vacaturewaarneming, zodat feitelijk de notarispraktijk voor rekening en risico van mr. [X] wordt gedreven, aldus de oud-notaris.
4.2.
Verder (zo begrijpt het hof) stelt de oud-notaris zich op het standpunt dat de voorzitter van de kamer mr. [X] niet had moeten ontheffen van de verplichtingen als vermeld in de artikelen 2 tot en met 4 van de Verordening overdracht protocol.

5.Beoordeling

5.1.
Het hof constateert dat het beroep van de oud-notaris betrekking heeft op zowel het vastgestelde honorarium van mr. [X] als de ontheffing van mr. [X] van de verplichtingen als vermeld in de artikelen 2 tot en met 4 van de Verordening overdracht protocol. De oud-notaris heeft ter zitting te kennen gegeven dat het beroep (in tegenstelling tot hetgeen in zijn beroepschrift is vermeld) uitdrukkelijk niet de benoeming van mr. [X] als waarnemer als zodanig betreft.
5.2.
Ter zitting in hoger beroep heeft het debat zich vervolgens toegespitst op de kwesties die door de oud-notaris zijn opgeworpen. Het hof zal derhalve deze kwesties bespreken (en aan een beoordeling onderwerpen) en de benoeming van mr. [X] als waarnemer buiten verdere bespreking laten.
Honorarium en ontheffing verplichtingen (artikelen 2 tot en met 4 Verordening overdracht protocol)
5.3.
Mr. [X] heeft aangevoerd dat het door hem waargenomen protocol van de oud-notaris los staat van de door hem gedreven notariële rechtspraktijk. In die praktijk heeft hij eigen klanten en zaken. Daarnaast neemt hij het protocol van de oud-notaris waar. Toewijzing van dat protocol betekent niet dat aan mr. [X] de onderneming van de oud-notaris zou toekomen. Het is ook niet zijn bedoeling de door de oud-notaris gedreven onderneming voort te zetten. Verder heeft hij verklaard dat zijn werkzaamheden voornamelijk hebben bestaan en bestaan uit het beantwoorden van vele e-mails van cliënten (mede in verband met de persberichten over de oud-notaris), het te woord staan van cliënten, het organiseren van de benodigde bevoegdheden over de kwaliteitsrekening, het informeren en geïnformeerd houden van de betrokken instanties (de kamer, BFT, KNB en het Ministerie van Veiligheid en Justitie) en het corrigeren van diverse door de oud-notaris gemaakte fouten in akten. Mr. [X] is thans nog altijd twee tot vijf uur per week bezig met deze werkzaamheden. De reden dat het protocol nog steeds niet optimaal kan worden waargenomen of (door een derde) overgenomen, is gelegen in het feit dat de oud-notaris nog altijd geen toegang heeft gegeven tot zijn automatiseringssysteem en het feit er geen beroepsaansprakelijkheidsverzekering loopt en gelet op de toestand van het protocol ook niet is af te sluiten, aldus mr. [X].
5.4.
Verder heeft mr. [X] aangevoerd dat omdat hij niet degene is die het protocol van de oud-notaris zal overnemen, hij terecht is ontheven van de verplichtingen als vermeld in de artikelen 2 tot en met 4 van de Verordening overdracht protocol. Overigens is het protocol ook nog niet volledig, aldus mr. [X].
5.5.
Het hof is van oordeel dat de voorzitter van de kamer in de bestreden beslissing op goede gronden een honorarium voor mr. [X] heeft vastgesteld. Het was en is immers, zoals hiervoor reeds werd overwogen, niet de bedoeling dat de notarispraktijk van de oud-notaris voor rekening en risico van mr. [X] zou worden voortgezet, maar dat dit voor rekening en risico van de oud-notaris zou geschieden. De werkzaamheden van mr. [X] betreffen het afwerken van de door de oud-notaris uitgeoefende praktijk. Artikel 29a, onder b Wna biedt in dat geval de mogelijkheid van de vaststelling van een honorarium, zoals de voorzitter heeft gedaan. De door de voorzitter vastgestelde vergoeding komt het hof niet onredelijk voor. Het hoger beroep van de oud-notaris faalt op dit punt.
5.6.
Voor wat betreft de ontheffing van mr. [X] van de verplichtingen als vermeld in de artikelen 2 tot en met 4 van de Verordening overdracht protocol, volgt het hof mr. [X] in zijn betoog zoals hiervoor weergegeven onder 5.4. Nu er geen sprake van is dat mr. [X] de oud-notaris als notaris gaat opvolgen, zijn de regels die gelden bij overdracht van een protocol aan een opvolgend notaris niet van toepassing. Dat geldt temeer als het protocol door toedoen van de oud-notaris niet compleet is, zoals door mr. [X] is aangevoerd.
Dit betekent dat het hoger beroep van de oud-notaris ook op dit punt faalt.
5.7.
Hetgeen de oud-notaris verder nog naar voren heeft gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
5.8.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. F.J.P.M. Haas, A.M.A. Verscheure en T.K. Lekkerkerker en in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2017 door de rolraadsheer.