Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
woonhuis met bijbehorende opstallen, ondergrond en erf, staande en gelegen aan de [a-straat] te ( [postcode] ) [woonplaats] met kadastrale nummers:
3.Beoordeling
I. te bepalen dat de man zijn medewerking dient te verlenen aan de overdracht en levering van het woonhuis, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
IV. te bepalen dat aan de man een straatverbod wordt opgelegd.
I. schorsing van het vonnis van 21 september 2016 (het verdelingsvonnis) met betrekking tot de levering van de woning aan de vrouw, totdat in hoger beroep is beslist;
II. toewijzing van het gebruiksrecht van het woonhuis aan de man;
III. - de helft van de belastingschuld 2013 ad € 4.539,-;
- de helft van de belastingschuld 2014 ad € 4.503,-;
- afgifte van digitale foto’s op een digitale gegevensdrager;
- hem in de gelegenheid te stellen een selectie te maken uit niet-digitale foto’s en afgifte van afdrukken van deze foto’s;
V. een gebruiksvergoeding voor het woonhuis.
- bepaalt dat de man geen dwangsommen aan de man heeft verbeurd ingevolge het bestreden vonnis;
- bepaalt dat de vrouw ten onrechte beslag heeft doen leggen onder ASR op de arbeidsongeschiktheidsuitkering van de man;
- dit beslag opheft;
- aan de vrouw verbiedt op basis van het bestreden vonnis wegens dwangsommen opnieuw beslag te leggen ten laste van de man, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- de vrouw veroordeelt in de kosten van het geding.
de werkruimte ten behoeve van de “garnalenpellerij” werd bij deze waardering niet meegewogen”.
het door de vrouw genoemde bedrag van € 5.000,- voor het afkopen van de verhuizing van de pellerij is veel te laag”.
De bedoeling was dat de pellerij (…) zou verhuizen (…). Ik heb de pellerij afzonderlijk laten taxeren. De geschatte waarde is € 5.000,-”.
dat de vrouw aan de man voor de pellerij een bedrag vergoedt van € 5.000,-”, daarmee niet een verdeling van de waarde kan zijn beoogd, nu vergoeding van de waarde van het aandeel van de man in deze onroerende zaak een bedrag van € 2.500,- zou rechtvaardigen. Veeleer acht het hof, gelet op de uitlating van de man als hiervoor aangehaald, en voorts gelet op de omvang van de opstal van 80 vierkante meter als door de man beschreven en het in hoger beroep ontbreken van enige (schriftelijke) taxatie als door de vrouw destijds ter comparitie gemeld, voorshands aannemelijk dat de kosten van het verplaatsen van de garnalenpellerij aldus werden afgedaan. Het voorgaande leidt het hof tot de tussentijdse slotsom dat de stelling van de man gevolgd dient te worden, in die zin dat het verdelingsvonnis vanwege het niet-toekennen van enige waarde aan deze opstal als onderdeel van het woonhuis, op een klaarblijkelijke feitelijke of juridische misslag berust. In zoverre slaagt de derde grief.
het aandeel van de manin het woonhuis
aan de vrouwen daarmee de mogelijkheid open blijft dat de vrouw het woonhuis of een aandeel daarin aan een derde overdraagt.