Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
grief Iklaagt [appellant] dat de voorzieningenrechter ten onrechte is uitgegaan van een hoogte van 6 meter van de kapschuur omdat in het huidig ontwerp sprake is van een hoogte van 2.59 meter. Het hof is bij de feitenvaststelling uitgegaan van laatstgenoemde hoogte zodat de grief geen verdere bespreking behoeft.
grieven II, III, IV en Vkomt [appellant] op tegen de uitleg die de voorzieningenrechter aan voormeld artikel 8 heeft gegeven. Volgens [appellant] heeft de voorzieningenrechter ten onrechte ‘opstallen met grensbepalende gevolgen’ meegenomen in de toets of er sprake is van een erfafscheiding omdat te vervangen, te verbouwen, aan te bouwen of uit te breiden opstallen grensbepalende gevolgen mogen hebben en er dus wel degelijk een nieuwe opstal gebouwd mag worden. Nu de voorzieningenrechter van onjuiste afmetingen is uitgegaan, de schuur geen erfafscheiding is (deze beslaat slechts 1/6 deel van de achtertuin van [appellant] en kan aan beide zijden gepasseerd worden) en de bedoeling van het verbod slechts was het plaatsen van hekken te verbieden, terwijl in de procedure tegen [X] de inzet van onder meer [geïntimeerde] was een veel hoger hek dan 1.20 meter te plaatsen, moet worden geoordeeld dat het hier niet erom gaat het open karakter van de tuinen te waarborgen en dat het bouwen van een kapschuur wel is toegestaan. De uitzondering op het verbod van artikel 8 geldt volgens [appellant] niet alleen voor reeds bestaande opstallen, maar ook voor nieuw te realiseren opstallen zoals de onderhavige, die bovendien functioneel verbonden is met het huis van [appellant] .
grief IIIvoegt hij daar aan toe dat (ook) de opgeslagen materialen een grensbepalend karakter hebben gelet op de omvang daarvan en de inmiddels lange duur.