ECLI:NL:GHAMS:2017:3049
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Subrogatie en verdeling van de gemeenschap in het kader van borgtocht
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, betreft het een hoger beroep van de Ontvanger van de Belastingdienst tegen een eerdere uitspraak. De zaak is een vervolg op een tussenarrest van 21 maart 2017. De Ontvanger vorderde betaling op basis van een borgtocht die ten laste van een onverdeelde gemeenschap was voldaan. Het hof oordeelde dat de schuld aan FGH, die voortvloeide uit de borgtocht van de geïntimeerde, niet op de geïntimeerde zelf rustte, maar dat het bedrag van € 173.723,92 ten laste van zijn onverdeelde aandeel was voldaan. Dit bedrag moest in mindering worden gebracht op het aandeel van Aerop, waardoor de Ontvanger nog slechts aanspraak kon maken op een bedrag van € 272,24.
De geïntimeerde gaf aan zich te kunnen vinden in de redenering van het hof, terwijl de Ontvanger het daar niet mee eens was. De Ontvanger betoogde dat bij een executoriale verkoop de vordering van FGH pas voldaan zou zijn na voldoening van zijn eigen vordering, wat niet het geval was bij een onderhandse verkoop. Het hof volgde deze redenering niet en stelde vast dat de vordering van FGH krachtens subrogatie in de gemeenschap was gevallen. De Ontvanger had recht op het bedrag dat na verdeling van de gemeenschap aan Aerop toekwam, maar niet meer dan dat.
Het hof vernietigde het eerdere vonnis, maar verklaarde voor recht dat een bedrag van € 272,24 toekwam aan de Ontvanger, terwijl het resterende depotbedrag aan de geïntimeerde toekwam. De Ontvanger werd veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep, terwijl de kosten van de eerste aanleg voor zijn rekening bleven. Het arrest werd uitgesproken op 25 juli 2017.