ECLI:NL:GHAMS:2017:3049

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2017
Publicatiedatum
28 juli 2017
Zaaknummer
200.186.105/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Subrogatie en verdeling van de gemeenschap in het kader van borgtocht

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, betreft het een hoger beroep van de Ontvanger van de Belastingdienst tegen een eerdere uitspraak. De zaak is een vervolg op een tussenarrest van 21 maart 2017. De Ontvanger vorderde betaling op basis van een borgtocht die ten laste van een onverdeelde gemeenschap was voldaan. Het hof oordeelde dat de schuld aan FGH, die voortvloeide uit de borgtocht van de geïntimeerde, niet op de geïntimeerde zelf rustte, maar dat het bedrag van € 173.723,92 ten laste van zijn onverdeelde aandeel was voldaan. Dit bedrag moest in mindering worden gebracht op het aandeel van Aerop, waardoor de Ontvanger nog slechts aanspraak kon maken op een bedrag van € 272,24.

De geïntimeerde gaf aan zich te kunnen vinden in de redenering van het hof, terwijl de Ontvanger het daar niet mee eens was. De Ontvanger betoogde dat bij een executoriale verkoop de vordering van FGH pas voldaan zou zijn na voldoening van zijn eigen vordering, wat niet het geval was bij een onderhandse verkoop. Het hof volgde deze redenering niet en stelde vast dat de vordering van FGH krachtens subrogatie in de gemeenschap was gevallen. De Ontvanger had recht op het bedrag dat na verdeling van de gemeenschap aan Aerop toekwam, maar niet meer dan dat.

Het hof vernietigde het eerdere vonnis, maar verklaarde voor recht dat een bedrag van € 272,24 toekwam aan de Ontvanger, terwijl het resterende depotbedrag aan de geïntimeerde toekwam. De Ontvanger werd veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep, terwijl de kosten van de eerste aanleg voor zijn rekening bleven. Het arrest werd uitgesproken op 25 juli 2017.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.186.105/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/583529/HA ZA 15-283
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 25 juli 2017
inzake
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST/AMSTERDAM,
zetelend te Amsterdam,
appellant,
advocaat: mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. H.C. Bollekamp te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna wederom de Ontvanger en [geïntimeerde] genoemd.
Het hof heeft in deze zaak op 21 maart 2017 een tussenarrest (hierna: het tussenarrest) uitgesproken. Partijen hebben beide een akte na tussenarrest genomen.
Vervolgens hebben partijen wederom arrest gevraagd.

2.Verdere beoordeling

2.1
In het tussenarrest heeft het hof samengevat overwogen (r.o. 3.4) dat de schuld aan FGH uit hoofde van de borgtocht [geïntimeerde] niet aanging en dat deze schuld voor een bedrag van € 173.723,92 ten laste van zijn onverdeelde aandeel is voldaan. Het hof heeft voorts overwogen dat dit bedrag ten gunste van [geïntimeerde] op het aandeel van Aerop in mindering moet worden gebracht, zodat Aerop (en derhalve de Ontvanger) nog slechts aanspraak kan maken op een bedrag van € 272,24.
2.2
[geïntimeerde] heeft in zijn akte na tussenarrest vermeld dat hij zich kan vinden in de redenering van het hof.
2.3
De Ontvanger deelt de zienswijze van het hof in het tussenarrest niet. De Ontvanger heeft samengevat betoogd dat indien het pand niet onderhands maar executoriaal zou zijn verkocht de krachtens subrogatie op [geïntimeerde] en Aerop overgegane vordering van FGH op Aerop bij de verdeling van de netto-opbrengst pas zou zijn voldaan indien er na voldoening van de vordering van de Ontvanger een surplus zou resteren en dat de Ontvanger bij een onderhandse verkoop, zoals hier aan de orde, niet met een lager bedrag genoegen behoeft te nemen.
2.4
Het hof volgt de Ontvanger niet. In dit geval was het tot de gemeenschap behorende pand voor de vordering van FGH op Aerop uit hoofde van de borgtocht verbonden en is de vordering van FGH daarom ten laste van de onverdeelde gemeenschap voldaan. Daardoor is de vordering van FGH op Aerop krachtens subrogatie (artikel 6:150 aanhef en onder b BW) in de gemeenschap gevallen. De Ontvanger heeft aanspraak op het bedrag dat na verdeling van de gemeenschap aan Aerop toekomt. Het beslag dat de Ontvanger heeft gelegd rust immers op het aandeel van Aerop en aldus komt de Ontvanger niet meer toe dan aan Aerop bij de verdeling van de gemeenschap toe zou komen. Bij verdeling van de gemeenschap strekt de schuld van Aerop aan de gemeenschap in mindering op haar aandeel (art. 3:184 BW). Het aandeel van Aerop bedraagt de helft van het surplus ad € 347.992,32, derhalve
€ 173.996,16. Daarop komt het bedrag van haar schuld ad € 173.723,92 in mindering, zodat voor Aerop en a fortiori de Ontvanger € 272,24 resteert. De grieven zijn in zoverre wel terecht voorgesteld. De door de Ontvanger gevorderde verklaring voor recht is ten aanzien van dit bedrag alsnog toewijsbaar. Het hof zal voor de duidelijkheid voorts bepalen dat het resterende depotbedrag toekwam aan [geïntimeerde] .
2.5
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd. De Ontvanger zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep. De kosten van de procedure in eerste aanleg blijven voor rekening van de Ontvanger.

3.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, doch uitsluitend met betrekking tot de punten 5.1 en 5.4 en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verklaart voor recht dat van het bedrag dat door mr. A. Helmig, notaris te Haarlem in depot werd gehouden een bedrag van € 272,24 toekwam aan de Ontvanger en dat het resterende depotbedrag toekwam aan [geïntimeerde] ;
veroordeelt de Ontvanger in de kosten van het geding in hoger beroep tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 1.631,- aan verschotten en € 2.632,- voor salaris;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. D.J. Oranje, W.A.H. Melissen en A.W.H. Vink en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2017.