ECLI:NL:GHAMS:2017:3046

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2017
Publicatiedatum
28 juli 2017
Zaaknummer
200.149.305/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvulling van arrest inzake buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, hebben appellanten A, B, C en D hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een verzoek tot aanvulling van een arrest dat op 20 juni 2017 was uitgesproken. Appellanten stelden dat het hof verzuimd had te beslissen over een onderdeel van hun vordering, namelijk de vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Dit verzoek werd ondersteund door de advocaat van de geïntimeerde, die instemde met de aanvulling van het arrest.

Het hof heeft in zijn eerdere arrest vastgesteld dat appellanten recht hebben op vergoeding van buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 1.788,-, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 13 maart 2009. Echter, deze vordering was niet opgenomen in het dictum van het arrest. Na het verzoek van appellanten en de instemming van de geïntimeerde, heeft het hof besloten om de aanvulling door te voeren.

In de beslissing van 25 juli 2017 heeft het hof de geïntimeerde veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 1.788,- aan appellanten, inclusief de wettelijke rente. De aanvulling op het eerdere arrest is officieel vastgelegd en zal worden toegevoegd aan de minuut van het arrest van 20 juni 2017. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de procesvoering en de noodzaak om alle onderdelen van een vordering in de uitspraak op te nemen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.149.305/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/506624 / HA ZA 11-2862
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 25 juli 2017
inzake

1.[Appellant A],

wonend te [woonplaats], (India),

2. [Appellant B],

wonend te [woonplaats] (India),

3. [Appellant C], voorheen [naam],

wonend te [woonplaats] (Verenigde Staten van Amerika)

4. [Appellant D], voorheen [naam],

wonend te [woonplaats] (India),
appellanten,
advocaat: mr. A.C. Herweijer te Amsterdam,
tegen:

1.[geïntimeerde],

kantoorhoudend te [kantoorplaats],
2. NOTARIS [geïntimeerde],
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerden,
advocaat: mr. T.P. Hoekstra te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Appellanten worden hierna gezamenlijk [appellanten] genoemd; geïntimeerde sub 1 wordt [geïntimeerde] genoemd.
Het hof heeft in deze zaak op 20 juni 2017 een arrest uitgesproken. Bij faxbericht van 6 juli 2017 heeft mr. Herweijer zich namens [appellanten] op het standpunt gesteld dat het hof jegens [geïntimeerde] heeft verzuimd te beslissen over een onderdeel van het gevorderde en het hof verzocht tot aanvulling van het arrest over te gaan.
Bij fax van eveneens 6 juli 2017 heeft mr. Hoekstra namens [geïntimeerde] meegedeeld in te stemmen met aanvulling van het arrest overeenkomstig het verzoek van [appellanten]

2.Beoordeling

In het arrest van 20 juni 2017 heeft het hof onder rov. 2.7 overwogen dat [appellanten] jegens [geïntimeerde] recht hebben op vergoeding van de door hen gemaakte buitengerechtelijke kosten à € 1.788,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2009. Het hof heeft verzuimd die vordering in het dictum van het arrest ook toe te wijzen. [appellanten] hebben verzocht zulks bij wijze van aanvulling van het arrest alsnog te doen. Gelet op het voorgaande en het feit dat [geïntimeerde] daarmee heeft ingestemd zal het hof op de voet van artikel 32 Rv tot de verzochte aanvulling overgaan als na te noemen.

3.Beslissing

Het hof:
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan [appellanten] van € 1.788,- aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2009;
vult het op 20 juni 2017 in deze zaak uitgesproken arrest in deze zin aan;
stelt de aanvulling op de minuut van dat arrest.
Aldus gewezen door mrs. A.W.H. Vink, A.S. Arnold en G.J. Visser en in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 25 juli 2017.