ECLI:NL:GHAMS:2017:3011

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 juli 2017
Publicatiedatum
25 juli 2017
Zaaknummer
23-000666-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in een winkeldiefstalzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, die op 30 september 2016 in Hoofddorp twee fotocamera's heeft gestolen, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die haar had veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken. Tijdens de zitting in hoger beroep op 10 juli 2017 heeft de verdachte aangevoerd dat zij en haar partner de camera's weliswaar uit de winkel hebben meegenomen, maar deze later hebben teruggelegd. Het hof heeft echter geoordeeld dat dit alternatieve scenario niet aannemelijk is, omdat er geen bewijs is dat de camera's op een andere plek in de winkel zijn teruggevonden. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen en het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, waarbij rekening is gehouden met haar eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten. Het hof heeft geen aanleiding gezien om een voorwaardelijke straf op te leggen, gezien de ernst van het feit en de recidive van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000666-17
datum uitspraak: 24 juli 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 21 februari 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-810032-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Utrecht, locatie Nieuwersluis te Nieuwersluis.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 juli 2017.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 30 september 2016 te Hoofddorp, gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 2 compact fotocamera’s (Sony Dscrx 100 m3), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededaders;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bespreking van een gevoerd verweer

De verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat zij en haar partner de fotocamera’s weliswaar uit het schap hebben gepakt en hebben meegenomen, maar dat zij twee gangpaden verderop hebben besloten dat zij deze toch niet wilden kopen en dat zij de betreffende camera’s toen daar hebben achtergelaten. De raadsman heeft het hof verzocht, bij gebrek aan voldoende duidelijkheid, de verdachte van het ten laste gelegde vrij te spreken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het op basis van het dossier niet duidelijk is of de fotocamera’s al dan niet in de winkel zijn teruggevonden.
Het hof acht het door de verdachte geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk. Het hof overweegt hiertoe dat de verdachte pas ter terechtzitting in hoger beroep het alternatieve scenario naar voren heeft gebracht, terwijl voorts in het dossier geen enkel aanknopingspunt is te vinden voor de stelling dat de fotocamera’s op een andere plek in de winkel zijn teruggezet. De enkele stelling van de verdachte is daartoe onvoldoende. Het hof stelt voorts vast dat zes dagen na het voorval aangifte is gedaan en dat toen kennelijk niet is gebleken dat de door de verdachte weggenomen camera’s op een andere plek in de winkel zijn teruggevonden.
Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 30 september 2016 te Hoofddorp, gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 2 compact fotocamera’s (Sony), toebehorende aan winkelbedrijf [naam].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft, voor het geval het hof tot een bewezenverklaring zou komen, het hof verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het van toepassing zijnde artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Hij heeft aangevoerd dat de partner van de verdachte ernstig ziek is en dat haar moeder twee operaties zal moeten ondergaan en de steun van de verdachte nodig heeft. Daarnaast is de verdachte thans voorlopig gehecht op verdenking van het plegen van een ander strafbaar feit, en wordt in die zaak oplegging van de ISD-maatregel onderzocht. Indien deze maatregel wordt opgelegd is het niet wenselijk dat daarna nog een straf uit de onderhavige zaak zal worden geëxecuteerd. De raadsman heeft het hof verzocht aan het bepaalde in artikel 9a Sr toepassing te geven dan wel een deels voorwaardelijke straf op te leggen in combinatie met een onvoorwaardelijk deel, met een duur gelijk aan die van het voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft tezamen met haar mededader twee fotocamera’s uit de [naam] gestolen. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten die, naast eventuele schade, ook veel hinder bij de gedupeerden kunnen veroorzaken.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 juni 2017 is zij vele malen eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen haar er kennelijk niet van heeft weerhouden opnieuw een dergelijk feit te plegen. Dit weegt in haar nadeel.
In hetgeen de raadsman heeft aangevoerd en ook overigens ziet het hof - mede gelet op de ernst van het feit en de veelvuldige recidive - geen aanleiding om aan het bepaalde in artikel 9a Sr toepassing te geven, dan wel een deels voorwaardelijke straf op te leggen. Ten aanzien van het gestelde met betrekking tot de ISD-maatregel is daarbij voorts van belang dat volstrekt onzeker is of en, zo ja, wanneer, deze maatregel zal worden opgelegd en tenuitvoergelegd.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S. Bek, mr. G. Oldekamp en mr. C.N. Dalebout, in tegenwoordigheid van mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 juli 2017.
mr. S. Bek is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.