ECLI:NL:GHAMS:2017:298

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2017
Publicatiedatum
9 februari 2017
Zaaknummer
23-004580-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland inzake diefstal bij Albert Heijn

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 3 november 2015 was gewezen. De verdachte, geboren in 1981, was aangeklaagd voor diefstal van een fles Bacardi bij de Albert Heijn in Zaanstad. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de opgelegde bijzondere voorwaarden. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot 24 uren taakstraf, te vervangen door 12 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder meldplicht bij Reclassering Nederland en deelname aan ambulante behandeling.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 24 januari 2017 heeft de raadsman van de verdachte verzocht om geen bijzondere voorwaarden op te leggen, gezien de verbeterde psychische toestand van de verdachte en zijn huidige woonomstandigheden. De advocaat-generaal heeft gevorderd het vonnis te bevestigen, behalve de bijzondere voorwaarden. Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn behandeling en begeleiding, en heeft geconcludeerd dat bijzondere voorwaarden niet meer nodig zijn.

Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, maar er waren wel instabiele leefomstandigheden en een delictpatroon. Het hof heeft uiteindelijk besloten tot een voorwaardelijke taakstraf van 24 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis, en heeft het vonnis voor het overige bevestigd. De beslissing is genomen in het kader van de artikelen 14a, 14b, 14c, 63, 22c, 22d en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

parketnummer: 23-004580-15
datum uitspraak: 7 februari 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 3 november 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-162697-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 januari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde straf -in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof onderstaande strafmotivering in de plaats stelt van de strafmotivering van de politierechter. Voorts bevatten de tenlastelegging en bewezenverklaring twee kennelijke schrijffouten die verbeterd zullen worden gelezen, zodat:
- in plaats van ‘barcardi’ wordt gelezen ‘bacardi’;
- in plaats van ‘Albert Hein’ wordt gelezen ‘Albert Heijn’. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot 24 uren taakstraf, te vervangen door 12 dagen hechtenis, met bevel dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, met een proeftijd van twee jaren. De politierechter heeft als bijzondere voorwaarden gesteld dat de verdachte zich moet melden bij Reclassering Nederland en meewerkt aan de reeds gestarte ambulante behandeling bij Palier forensische psychiatrie.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de door de politierechter opgelegde bijzondere voorwaarden.
De raadsman heeft ter terechtzitting verzocht geen bijzondere voorwaarden aan de verdachte op te leggen omdat de verdachte in het kader van de BOPZ reeds twee maanden opgenomen is geweest, sinds ongeveer drie maanden bij de GGZ Mondriaan begeleid woont en zich thans in een betere psychische toestand bevindt. De raadsman heeft tevens verzocht de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een fles Bacardi bij Albert Heijn in Zaanstad. Een dergelijk feit zorgt voor overlast bij het gedupeerde bedrijf.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 januari 2017 is zij niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld. Volgens een de verdachte betreffend advies van Reclassering Nederland van 31 oktober 2015 zijn er diverse instabiele leefgebieden, waaronder het ontbreken van financiën, stabiele huisvesting en dagbesteding, en is inmiddels sprake van een delictpatroon. De reclassering acht hulpverlening aan de verdachte noodzakelijk en heeft geadviseerd een voorwaardelijke straf op te leggen, waaraan bijzondere voorwaarden verbonden zouden moeten worden.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte toegelicht. Hieruit is naar voren gekomen dat de verdachte een behandeling heeft ondergaan en inmiddels begeleid woont. Het hof ziet daarom thans geen toegevoegde waarde in het opleggen van bijzondere voorwaarden.
Anders dan de raadsman heeft bepleit doet een schuldig verklaring zonder oplegging van straf geen recht aan de ernst van het feit. Voorts kan een voorwaardelijke straf eraan bijdragen de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw een soortgelijk feit te plegen. Gelet op de precaire financiële situatie van de verdachte is een geldboete in haar geval niet passend. Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63, 22c, 22d en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 12 (twaalf) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. Y.M.J.I. Baauw - de Bruijn, in tegenwoordigheid van N. Hannaart, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 februari 2017.
Mr. A.E. Kleene-Krom en mr. Y.M.J.I Baauw – de Bruijn zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.