ECLI:NL:GHAMS:2017:297

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2017
Publicatiedatum
9 februari 2017
Zaaknummer
23-004435-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake verblijfsverbod in dealeroverlastgebied Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 4 november 2015 was gewezen. De verdachte, geboren in 1982, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hem was opgelegd dat hij zich gedurende drie maanden niet mocht bevinden in het dealeroverlastgebied van Amsterdam, specifiek de Wallen. Dit bevel was hem op 21 juli 2015 gegeven door de burgemeester van Amsterdam, en de verdachte had op 9 september 2015 dit bevel genegeerd door zich in het verboden gebied te bevinden.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van het gebiedsverbod, aangezien hij op 25 juli 2015 tijdens een politieverhoor was geïnformeerd over het bevel en een afschrift van de brief had ontvangen. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk niet had voldaan aan het bevel, en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde het bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan.

De straf die door het hof werd opgelegd bestond uit een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaren. Het hof benadrukte het belang van naleving van dergelijke bevelen voor de openbare orde en veiligheid in de stad, en dat het niet naleven van het bevel bijdraagt aan gevoelens van onveiligheid onder de bewoners en bezoekers van het gebied.

Uitspraak

parketnummer: 23-004435-15
datum uitspraak: 31 januari 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 november 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-184018-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 januari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 september 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering gedateerd 21 juli 2015, krachtens artikel 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening en/of artikel 172 (a) van de Gemeentewet, in elk geval enig wettelijk voorschrift gedaan door de Burgemeester van Amsterdam, zijnde een ambtenaar die was belast met de uitoefening van enig toezicht, of een persoon krachtens wettelijk voorschrift, te weten de Gemeentewet, voortdurende of tijdelijk met enig openbare dienst belast, te weten de handhaving van de openbare orde, immers heeft verdachte toen en aldaar opzettelijk, nadat deze ambtenaar of persoon hem (eerder) had bevolen, althans van hem had gevorderd zich voor de duur van drie maanden, ingaande 25 juli 2015 tot en met 24 oktober 2015, zich te verwijderen en zich niet te bevinden binnen het dealeroverlastgebied (DOG 1.1.) Amsterdam centrum: de Wallen, geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering door zich op genoemd tijdstip op het Damrak, ter hoogte van het Beursplein te bevinden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof een andere bewijsconstructie hanteert.

Bewijsoverweging

Bij brief van 22 juli 2015 is het dealerverblijfsverbod van 21 juli 2015 op de geëigende wijze naar verdachtes toenmalige adres gezonden. Bovendien is de verdachte ter gelegenheid van een politieverhoor op 25 juli 2015 (proces-verbaalnummer 2015168000-4) van het gebiedsverbod en de duur daarvan in kennis gesteld en heeft hij op dat moment een afschrift van de bewuste brief ontvangen. De verdachte heeft toen bevestigd te begrijpen dat het gebiedsverbod aan hem was opgelegd. Op 9 september 2015 is hij aangetroffen in het dealeroverlastgebied waartoe hem voor drie maanden de toegang was ontzegd. Op grond daarvan stelt het hof vast dat de verdachte opzettelijk niet heeft voldaan aan het hem gegeven bevel. Dat uit het dossier niet blijkt dat aan de verdachte op 25 juli 2015 ook een kaart van het gebied is verstrekt doet aan het voorgaande niet af, nu een gebiedskaart in elk geval aan zijn toenmalige postadres is verzonden en op 18 juni 2015 met de verdachte is besproken of hij in het dealeroverlastgebied woonachtig was of afhankelijk was van zorg in dat gebied, zodat hij geacht moet worden met de grenzen daarvan bekend te zijn geweest.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 september 2015 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel gedateerd 21 juli 2015, krachtens artikel 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening gedaan door een ambtenaar die was belast met de uitoefening van enig toezicht, immers heeft verdachte toen en aldaar opzettelijk, nadat deze ambtenaar hem eerder had bevolen zich voor de duur van drie maanden, ingaande 25 juli 2015 tot en met 24 oktober 2015, zich te verwijderen en zich niet te bevinden binnen het dealeroverlastgebied DOG 1.1 Amsterdam centrum: de Wallen, geen gevolg gegeven aan dit bevel door zich op genoemd tijdstip op het Damrak, ter hoogte van het Beursplein te bevinden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week, met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Door niet te voldoen aan een bevel zich uit een door de burgemeester van Amsterdam aangewezen dealeroverlastgebied te verwijderen, heeft de verdachte, die wist dat hij in het betreffende gebied niet mocht komen, de inspanningen van de gemeente om de veiligheid en rust in dat gebied te bevorderen en het imago van de stad te verbeteren, gefrustreerd. De naleving van dit soort bevelen is van belang voor de algemene veiligheid en de openbare orde. Het niet naleven van een dergelijk verwijderingsbevel draagt bij aan gevoelens van onveiligheid bij buurtbewoners, ondernemers, toeristen en andere passanten.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 januari 2017 is hij eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
In soortgelijke gevallen plegen gevangenisstraffen voor de duur van 3 maanden te worden opgelegd. Het hof acht een straf die vrijheidsbeneming van een vergelijkbare duur met zich brengt in beginsel ook passend en is van oordeel dat niet kan worden volstaan met de door de advocaat-generaal geëiste straffen. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, ziet het hof evenwel aanleiding geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen. Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 184 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. A.M. van Woensel en mr. C.N. Dalebout, in tegenwoordigheid van mr. S. Ourahma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 31 januari 2017.
Mr. A.M. van Woensel is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.