ECLI:NL:GHAMS:2017:2967

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2017
Publicatiedatum
21 juli 2017
Zaaknummer
200.214.355/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van herinrichtingsplan voor De Lairessestraat en Cornelis Krusemanstraat door Gerechtshof Amsterdam

In deze zaak heeft de Stichting Laat de Lairesse in hoger beroep beroep aangetekend tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 7 april 2017 was gewezen. De Stichting was het niet eens met de herinrichtingsplannen van de Gemeente Amsterdam voor de De Lairessestraat en de Cornelis Krusemanstraat, die volgens hen op onzorgvuldige wijze tot stand waren gekomen en inhoudelijk gebrekkig waren. De Gemeente had in 2010 vastgesteld dat de straten aan groot onderhoud toe waren en had besloten om dit onderhoud te combineren met een herinrichting, met als doel de verkeersveiligheid te verhogen. De Stichting had bezwaren geuit tegen de wijze van totstandkoming van de plannen en de gevolgen voor de verkeersveiligheid, met name voor fietsers en voetgangers. Het hof oordeelde dat de Gemeente in redelijkheid tot haar keuzes had kunnen komen en dat de civiele rechter zich terughoudend moest opstellen bij de beoordeling van het handelen van de Gemeente. Het hof bevestigde de beslissing van de voorzieningenrechter en wees de vorderingen van de Stichting af. De Gemeente werd in het gelijk gesteld, en de Stichting werd veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.214.355/01 SKG
zaak/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/625730/KG ZA 17-320
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 18 juli 2017
inzake
STICHTING LAAT DE LAIRESSE,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. J.J.O. Zandt te Amsterdam,
tegen
GEMEENTE AMSTERDAM,
zetelend te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna de Stichting en de Gemeente genoemd.
De Stichting is bij dagvaarding van 15 april 2017 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 7 april 2017, in kort geding gewezen tussen haar als eiseres en de Gemeente als gedaagde.
De appeldagvaarding bevat de grieven. Bij de appeldagvaarding zijn producties gevoegd. Ter rolle heeft de Stichting geconcludeerd overeenkomstig die dagvaarding.
De Gemeente heeft vervolgens een memorie van antwoord, met producties, ingediend.
Partijen hebben de zaak op 20 juni 2017 doen bepleiten, de Stichting door mr. Zandt voornoemd en de Gemeente door mr. F.A. Linssen, advocaat te Amsterdam, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Beide partijen hebben bij gelegenheid van het pleidooi nog producties in het geding gebracht en de Stichting heeft nog een akte genomen.
Ten slotte is arrest gevraagd.
De Stichting heeft bij de appeldagvaarding haar oorspronkelijke eis gewijzigd en geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis, toewijzing van haar gewijzigde eis en veroordeling van de Gemeente tot terugbetaling van al hetgeen de Stichting op grond van het bestreden vonnis aan de Gemeente heeft voldaan, met rente, met beslissing over de proceskosten, inclusief de nakosten en met rente.
De Gemeente heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met beslissing over de proceskosten, met rente.

2.Feiten

De voorzieningenrechter heeft in het vonnis onder 2.1 tot en met 2.13 de feiten opgesomd die zij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. In paragraaf 5 van de appeldagvaarding heeft de Stichting bezwaren geformuleerd tegen de feiten onder 2.2, 2.4, 2.6, 2.9 en 2.11. Het hof zal met deze bezwaren in het navolgende rekening houden. Voor het overige zijn de opgesomde feiten (behoudens hetgeen onder 3.16 zal worden overwogen) niet in geschil en dienen zij derhalve ook het hof als uitgangspunt. Die feiten zijn de volgende.
2.1
In 2010 is bij inspectie gebleken dat de De Lairessestraat en de (in het verlengde daarvan liggende) Cornelis Krusemanstraat in Amsterdam toe zijn aan groot onderhoud. Onder meer de riolering en losliggende tramplanten moeten worden vervangen en asfalt moet worden vernieuwd. De Gemeente heeft ervoor gekozen het onderhoud te combineren met herinrichting van de straten, met als doel onder meer verhoging van de verkeersveiligheid. In de huidige situatie is de ruimte tussen de bomenrijen aan weerszijden opgedeeld in een parkeerstrook direct naast de trottoirs, daarnaast (opeenvolgend, richting de as van de straat) een fietsstrook, een strook voor auto’s en een strook voor de tram en de bus, waarvan ook het andere snelverkeer gebruik mag maken.
2.2
De De Lairessestraat en de Cornelis Krusemanstraat zijn zogenaamde gebiedsontsluitingswegen, waar auto’s 50 kilometer per uur mogen rijden. Aan en in de directe nabijheid van beide straten zijn verscheidene scholen gelegen.
2.3
Het Dagelijks Bestuur van de Bestuurscommissie Zuid heeft in maart 2014 een Nota van Uitgangspunten vastgesteld waarin de criteria zijn opgenomen waaraan het ontwerp van de herinrichting moet voldoen. Nadien is deze nota op punten nog aangepast. In de laatste versie, van januari 2016, staat onder meer het volgende:
(…)
Ruimtelijk beeld
 handhaven van de beeldbepalende bomenrijen;
(…)
 er worden 37 bomen verwijderd die te dicht op het fietspad in verband met de door de brandweer gewenste doorgangsbreedte van 3 meter. De bomen worden gekapt en herplant. Van de te verwijderen bomen verkeren er twee in twijfelachtige en zeven in slechte conditie; (…)
2.4
De Nota van Uitgangspunten is opgesteld in samenspraak met de Centrale Verkeerscommissie (hierna: de CVC). De CVC toetst herinrichtingsplannen voor de Gemeente en adviseert haar daarover. In de CVC zijn vertegenwoordigd: de brandweer, de politie, het GVB en de gemeentelijke Diensten Ruimte en Duurzaamheid, Veiligheid en Openbare Orde en Metro en Tram. De Fietsersbond en het Cliëntenbelang (een organisatie die de belangen behartigt van mensen met een psychische, lichamelijke of verstandelijke beperking, chronisch zieken, kwetsbare ouderen en mantelzorgers) zijn als vaste adviseurs aan de CVC verbonden. Bij de beoordeling van plannen en ontwerpen toetst de CVC of wordt voldaan aan wet- en regelgeving, of de gevolgen voor verkeersveiligheid, bereikbaarheid, toegankelijkheid en doorstroming zijn onderzocht en of een verantwoorde belangenafweging is gemaakt. Daarbij maakt zij gebruik van een leidraad, die de volgende paragraaf bevat:
2.3
Duurzaam veilig
  • Als basis voor het inrichten van wegen zijn voortkomend uit het Duurzaam Veiligheidsbeleid landelijk een aantal (voorlopige) criteria en eisen geformuleerd. Deze zijn in algemene zin ook van toepassing op het Amsterdamse wegennet, naast de specifiek per verkeersdeelnemer geformuleerde ontwerprichtlijnen. (…)
  • Basis voor de toetsing van verkeersontwerpen vormt voorts de in de verkeerswereld gangbare handboeken, waaronder diverse CROW publicaties. In “het Amsterdamse” wordt echter door de compactheid van met name de oudere stadsdelen soms een afwijkende maatvoering gehanteerd, of worden er onderdelen toegevoegd zoals bijvoorbeeld voor de tram.
2.5
Op basis van de Nota van Uitgangspunten heeft het Algemeen Bestuur van de bestuurscommissie Zuid een Voorlopig Ontwerp vastgesteld. In het Voorlopig Ontwerp is voorzien in vrijliggende fietspaden aan weerszijden van de straat, met zogenoemde schampstroken (bufferzones) van 50 cm, met daarnaast (richting de as van de straat) een parkeerstrook en een rijbaan voor al het overige verkeer. Het onderstaande plaatje geeft daarvan een impressie.
2.6
De Gemeente heeft een bovenaanzicht van het Voorlopig Ontwerp als bijlage bij een huis-aan-huisbrief van 3 augustus 2016 verspreid onder de bewoners van de De Lairessestraat en de Cornelis Krusemanstraat en de zijstraten daarvan tot aan de eerste hoeken. In de brief heeft de Gemeente een toelichting op het ontwerp gegeven. Ook heeft de Gemeente een enquêteformulier meegestuurd, met het verzoek aan de bewoners hun mening over het plan te geven en eventuele aandachtspunten onder de aandacht van de Gemeente te brengen, zodat die punten - indien mogelijk - zouden kunnen worden meegenomen in het Definitief Ontwerp (hierna: DO).
2.7
De huis-aan-huisbrief van de Gemeente heeft veel vragen opgeroepen. Dit is voor de Gemeente aanleiding geweest om twee inloop-informatieavonden te organiseren, op 29 september 2016 en 5 oktober 2016.
2.8
Op 1 december 2016 is de Stichting opgericht door een aantal bewoners die zich niet kunnen verenigen met de bovengenoemde plannen van de Gemeente. De Stichting heeft een alternatief plan gemaakt, waarin de positie van de parkeerstroken en de vrijliggende fietspaden is omgedraaid. Het onderstaande plaatje geeft daarvan een impressie.
2.9
Een concept DO is voorgelegd aan de CVC in haar vergadering van 31 januari 2017. In die vergadering is een afvaardiging van de Stichting in de gelegenheid gesteld om haar alternatieve plan toe te lichten. De CVC heeft het alternatieve plan van de Stichting afgewezen.
2.1
Op 7 februari 2017 heeft het Dagelijks Bestuur van de Bestuurscommissie Zuid het DO vastgesteld, samen met een Nota van Beantwoording. In de Nota van Beantwoording staan de ontvangen reacties vermeld en is uitgelegd hoe de Gemeente daarmee is omgegaan. Uit de Nota van Beantwoording blijkt dat het DO onder meer als gevolg van een nieuw vervoerplan van het GVB op onderdelen is aangepast ten opzichte van het Voorlopig Ontwerp. Volgens de nota is in het DO voorzien in een toename van het aantal parkeerplaatsen en bomen ten opzichte van de huidige situatie. Ten slotte staat in de Nota van Beantwoording dat er meer aandacht zal worden gegeven aan extra laad- en losplekken en dat dit uit de bewonersconsultatie naar voren is gekomen. Het is de bedoeling van de Gemeente het surplus aan parkeerplaatsen in te zetten om extra laad- en losplekken te maken.
2.11
Na enige aanpassingen heeft de CVC het DO goedgekeurd op 28 februari 2017. De vrijliggende fietspaden zijn hierin in stand gebleven.
2.12
De Gemeente is op 1 maart 2017 met de werkzaamheden gestart.
2.13
In een e-mail van 28 maart 2017 heeft [X] , de manager van het project, aan de advocaat van de Gemeente een tabel gestuurd met onder andere de meest actuele gegevens over de aantallen parkeerplaatsen en bomen. Blijkens die tabel zullen er 44 bomen bij komen en 15 parkeerplaatsen.

3.Beoordeling

3.1
Bij inleidende dagvaarding van 22 maart 2017 heeft de Stichting gevorderd dat de Gemeente in kort geding wordt bevolen (primair) het DO te wijzigen conform het alternatieve plan van de Stichting, althans conform een vergelijkbaar alternatief plan dat voorziet in een flexibele weginrichting van de De Lairessestraat met behoud van bomen en parkeerplaatsen en (subsidiair) constructief overleg met de Stichting te voeren over aanpassing van het DO conform het alternatieve plan van de Stichting of een vergelijkbaar alternatief plan dat voorziet in een flexibele weginrichting van de De Lairessestraat met behoud van bomen en parkeerplaatsen en onder de voorwaarde dat als de Gemeente na constructief overleg met de Stichting concludeert dat dit geen aanleiding geeft tot aanpassing van het DO, de Gemeente de herinrichting conform het DO slechts mag uitvoeren indien uit een second opinion van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV), althans een andere door partijen gezamenlijk overeen te komen onafhankelijke deskundige, volgt dat het ontwerp van de Gemeente de voorkeur verdient boven het alternatieve plan van de Stichting en/of boven een vergelijkbaar alternatief plan dat voorziet in een flexibele weginrichting, alsmede de Gemeente te gebieden de herinrichtingswerkzaamheden op te schorten tot over het DO conform het voorgaande is beslist, op straffe van verbeurte van een dwangsom. De Stichting heeft aan die vorderingen ten grondslag gelegd dat het DO op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen en inhoudelijk gebrekkig is. Zij stelt dat het onrechtmatig is om op basis van een kennelijk gebrekkige afweging van belangen en feiten de herinrichting overeenkomstig het DO uit te voeren. De Gemeente heeft de vorderingen en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de Stichting afgewezen.
3.2
In hoger beroep heeft de Stichting haar primaire vordering laten vallen en in haar subsidiaire vordering het overleg facultatief gesteld.
3.3
In het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter overwogen dat de bevoegdheid van de civiele rechter gegeven is, nu voor de Stichting geen bestuursrechtelijke weg open staat om te voorkomen dat de definitief vastgestelde herinrichtingsplannen worden uitgevoerd. Het hof maakt dit oordeel tot het zijne.
3.4
De voorzieningenrechter heeft voorts geoordeeld dat de Stichting in haar vordering kan worden ontvangen en spoedeisend belang daarbij heeft omdat de Gemeente al is begonnen met de uitvoering van de plannen en het gelet op de hoge kosten, betaald uit gemeenschapsgelden, en de hoeveelheid tijd die zijn gemoeid met de herinrichtingswerkzaamheden, niet wenselijk is dat pas op de vordering van de Stichting zou worden beslist als die werkzaamheden al zijn uitgevoerd. Het hof deelt ook dit oordeel.
3.5
Met betrekking tot de in dit geding aan te leggen maatstaf heeft de voorzieningenrechter als volgt overwogen. Uitgangspunt bij de beoordeling is dat de Gemeente een ruime beoordelingsmarge toekomt bij het invullen van de openbare ruimte. Het is aan de Gemeente om alle verschillende belangen die daarbij betrokken zijn, tegen elkaar af te wegen. Bij de beoordeling van het handelen van de Gemeente dient de civiele rechter zich terughoudend op te stellen. Ingrijpen van de rechter is alleen geoorloofd als de Gemeente de betrokken belangen op zodanig onevenwichtige wijze heeft afgewogen dat zij in redelijkheid niet heeft kunnen komen tot de door haar gemaakte keuzes, bijvoorbeeld als zij door die keuze een onveilige situatie laat voortbestaan of creëert. De juistheid van deze maatstaf is door partijen (terecht) niet bestreden. Ook het hof zal de zaak aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
3.6
De voorzieningenrechter is tot het oordeel gekomen dat de Gemeente in redelijkheid heeft kunnen komen tot de door haar in het DO gemaakte keuzes. Tegen dit oordeel en de overwegingen die daaraan ten grondslag liggen, is de Stichting in hoger beroep opgekomen met een groot aantal bezwaren en tegenwerpingen, die zich lenen voor gezamenlijke behandeling.
3.7
Aangaande de wijze waarop het DO tot stand is gekomen heeft de Stichting in hoger beroep betoogd, kort gezegd, dat er nooit een serieus te nemen mogelijkheid heeft bestaan voor omwonenden en de Stichting om op de besluitvorming over de herinrichtingsplannen werkelijke invloed uit te oefenen. Pas in een zeer laat stadium, na vaststelling van het Voorlopig Ontwerp, is ruchtbaarheid gegeven aan de plannen. De Gemeente had haast om tot uitvoering over te gaan (de aannemer was al gecontracteerd) en had zich vastgebeten in haar uitgangspunt van de vrijliggende fietspaden, aldus de Stichting. Het hof oordeelt als volgt.
3.8
De Gemeente heeft ervoor gekozen de mening van het publiek te vragen aan de hand van een reeds vastgesteld Voorlopig Ontwerp. Hoewel het ook anders had gekund, is die keuze niet op voorhand onzorgvuldig te noemen. Na de vaststelling van het Voorlopig Ontwerp zijn informatiebrieven verzonden, met daarbij enquêteformulieren, en informatieavonden georganiseerd. De Stichting heeft de gelegenheid gekregen een aantal malen het Algemeen Bestuur van de bestuurscommissie Zuid over deze kwestie toe te spreken en twee maal de gemeenteraad. Ook heeft de Stichting haar visie kunnen uiteenzetten in een vergadering van de CVC. Aan een aantal van de door de omwonenden en door de Stichting tegen de plannen aangevoerde bezwaren is tegemoetgekomen in het DO en in het later nog gewijzigde DO. In de Nota van Beantwoording heeft de Gemeente uitgelegd hoe de reacties zijn verwerkt. De Gemeente heeft echter vastgehouden aan het principe van de vrijliggende fietspaden en de positionering van de parkeerstroken tussen de rijweg en de fietspaden in. Dit laatste rechtvaardigt echter niet de conclusie dat er nooit werkelijk naar afwijkende meningen is geluisterd. De Gemeente heeft aan de hand van de formele gunning betoogd dat de opdracht aan de aannemer voor de werkzaamheden op grond van het DO pas is gegeven nadat het DO was vastgesteld en de Stichting heeft het tegendeel niet voldoende aannemelijk gemaakt. Vast staat wel dat de Gemeente haast had om te beginnen met de werkzaamheden in verband met de samenhang van de planning van de werkzaamheden met die van werkzaamheden aan andere grote wegen in de buurt, maar dat zij daarom niet meer open stond voor de mogelijkheid dat haar plannen tot onwenselijke gevolgen zouden leiden, heeft de Stichting niet aannemelijk gemaakt.
3.9
De Stichting wijst erop dat de Fietsersbond en Cliëntenbelang geen deel uitmaken van de CVC, maar slechts een adviserende rol hebben en zij voert aan dat de CVC niet onafhankelijk is, maar een orgaan is van de gemeente, bestaande uit gemeenteambtenaren. Voor zover dat laatste al juist zou zijn - het wordt betwist - doet dat niet af aan de taak van de leden van de CVC om onafhankelijk te adviseren mede in het bijzonder met het oog op het specifieke belang dat een ieder in de CVC vertegenwoordigt. De Stichting heeft niet aannemelijk gemaakt dat de leden van de CVC door de Gemeente onder druk, laat staan oneigenlijke druk, zijn gezet om positief te adviseren over het concept DO of onvoldoende gelegenheid hebben gehad voor een behoorlijke gedachtenvorming.
3.1
Al met al is ook in hoger beroep niet gebleken dat het DO op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen.
3.11
Het marginale karakter van de door de civiele rechter bij een geschil als het onderhavige uit te voeren toets verhindert dat het hof beslissende betekenis toekent aan de gevolgen van het DO voor de bomen in de De Lairessestraat/Cornelis Krusemanstraat (de vervanging van een groot aantal bomen door meer, maar veel jongere en kleinere bomen) of voor de doorstroming van het verkeer. Dergelijke gevolgen, hoe belangwekkend ook, zijn in het algemeen niet van een zodanig zwaar gewicht dat zij grond kunnen geven voor de conclusie dat de Gemeente in redelijkheid niet tot vaststelling/uitvoering van het DO heeft kunnen komen. De Stichting heeft onvoldoende aangevoerd om tot een ander oordeel te komen.
3.12
Betoogd zou kunnen worden dat hetzelfde geldt voor het aantal parkeerplaatsen in de De Lairessestraat/Cornelis Krusemanstraat. Bovendien heeft de Stichting in hoger beroep juist bepleit dat het haar om het aantal parkeerplaatsen niet te doen is. Wat van een en ander verder ook zij, de Gemeente heeft ter zitting in hoger beroep gemotiveerd uitgelegd dat het standpunt van de Stichting dat het aantal parkeerplaatsen in het DO wel degelijk wordt verlaagd in plaats van verhoogd, berust op een verkeerde lezing van de ontwerptekeningen. Tegenover dit betoog heeft de Stichting haar stelling dat het aantal parkeerplaatsen wordt verlaagd en de Gemeente (ook) hier feiten voorspiegelt die “simpelweg onwaar of misleidend zijn”, onvoldoende aannemelijk gemaakt.
3.13
De Stichting heeft als productie 15 bij de inleidende dagvaarding een door haar verkeerskundig adviseur vervaardigd overzicht overgelegd van de voor- en nadelen van de drie ontwerpen van de De Lairessestraat/Cornelis Krusemanstraat (huidige situatie, DO en alternatief van de Stichting). In haar memorie van grieven heeft zij naar de inhoud daarvan verwezen. Het hof zal slechts ingaan op die kwesties waaraan de Stichting in de appeldagvaarding concreet aandacht heeft besteed, aangezien de grief voor het overige onvoldoende duidelijk naar voren is gebracht.
3.14
De inrichtingsplannen van de Gemeente voor de De Lairessestraat/Cornelis Krusemanstraat kenmerken zich in het bijzonder door het streven om, in het belang van de verkeersveiligheid, de verschillende groepen verkeersdeelnemers, en dan met name de fietsers en het gemotoriseerde verkeer, van elkaar te scheiden en voor de fietsers een eigen afgescheiden fietspad te creëren. Omdat onwenselijk wordt geacht dat in- en uitparkerende auto’s het fietspad kruisen zijn de parkeervakken richting het midden van de weg verplaatst. Het fietspad is verhoogd aangelegd om te voorkomen dat het gemotoriseerde verkeer de grens daarvan overschrijdt.
3.15
De bewaren van de Stichting tegen het DO berusten in hoofdzaak op het uitgangspunt dat de De Lairessestraat te smal is om de verschillende groepen verkeersdeelnemers (wandelaars, fietsers, geparkeerde auto’s, gemotoriseerd verkeer) een voldoende brede eigen strook te geven. De maten in het DO voldoen volgens de Stichting niet aan de minimummaten in de Leidraad CVC. Dit betekent volgens de Stichting dat het ontwerp voor de straat flexibel moet zijn, in die zin dat het elk van de groepen verkeersdeelnemers de mogelijkheid biedt zo nodig uit te wijken naar de in beginsel voor de andere groepen bedoelde stroken. Het DO is juist inflexibel doordat het fietsers als het ware opsluit tussen een rij geparkeerde auto’s en een rij bomen. Tussen het fietspad en de geparkeerde auto’s ligt een te smalle schampstrook, terwijl ook de parkeerplaatsen zelf te smal zijn. Dit leidt ertoe dat automobilisten geneigd zullen zijn deels op het - toch al te smalle - fietspad te parkeren en dat fietspad te gebruiken om te manoeuvreren tijdens het inparkeren, terwijl het openen van portieren en het uitstappen uit de geparkeerde auto gevaar oplevert. Door de situering van het fietspad ten opzichte van de rijstrook en de stoep is het oversteken van de straat, met name voor kinderen, gevaarlijk. De ligging van het fietspad onttrekt de fietsers aan het zicht van de automobilisten, hetgeen bij kruisingen tot gevaarlijke situaties kan leiden. Voor invaliden wordt uitstappen uit de auto onmogelijk doordat het fietspad verhoogd is aangelegd. Voor de situaties die in het huidige ontwerp gevaarlijk zijn, de zogenoemde
black spots, de kruisingen, biedt het DO geen oplossing, terwijl voor het overige de De Lairessestraat in haar huidige uitvoering niet bijzonder gevaarlijk is, aldus steeds de Stichting. Daarnaast voert de Stichting aan dat in het DO niet is verzekerd dat de brandweer voldoende ruimte heeft om bij brand de brandweerauto neer te zetten waar dat nodig is. Het hof oordeelt als volgt.
3.16
De Gemeente is bij het opstellen van het DO uitgegaan van het in haar Meerjarenplan verkeersveiligheid 2012-2015 en 2016-2021 neergelegde beleid dat potentiële conflicten tussen langzaam verkeer en snelverkeer zo veel mogelijk worden beperkt, bijvoorbeeld door het aanleggen van vrijliggende fietspaden. Dat door het aanleggen van vrijliggende fietspaden bij 50-kilometerwegen het aantal verkeersslachtoffers kan worden verminderd, is ook het uitgangspunt van de SWOV, zoals onder meer neergelegd in het recente Manifest Verkeersveiligheid van 6 april 2017 van onder meer SWOV, ANWB en Veilig Verkeer Nederland.. De De Lairessestraat is een 50-kilometerweg. De Stichting heeft weliswaar in haar akte bij pleidooi betwist dat de De Lairessestraat een gebiedsontsluitingsweg is, waarop 50 km/uur als maximumsnelheid moet gelden, maar deze grief tegen de desbetreffende vaststelling door de voorzieningenrechter is tardief. Voorts is van belang dat door het kennisplatform CROW in de aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom ASVV 2012 de combinatie van fietsstroken met langsparkeren, zoals dat in de huidige situatie in de De Lairessestraat en in het alternatief van de Stichting voorkomt, wordt afgeraden.
3.17
Hoewel dus de voorkeur van de Gemeente voor vrijliggende fietspaden langs wegen als de onderhavige in den lande breed wordt gedragen, betoogt de Stichting dat de omstandigheden in dit specifieke geval, in het bijzonder de afmetingen van de De Lairessestraat, meebrengen dat vrijliggende fietspaden hier juist onveilig zijn. Zij heeft rapporten overgelegd van verkeerskundigen die haar standpunt ondersteunen. De Gemeente heeft zich daar tegenover beroepen op het positieve advies van de CVC en met name de Fietsersbond en op een door haar in hoger beroep overgelegd rapport van een andere verkeerskundige.
3.18
Het hof acht zichzelf niet in staat en ook niet geroepen om een zelfstandig oordeel te geven over de verkeerskundige merites van de plannen van de Gemeente en van die van de Stichting, zoals de vraag of fietsers op de fietspaden en de automobilisten op de rijweg en in de parkeervakken voldoende ruimte zullen hebben en de vraag hoe groot de kans is dat automobilisten zullen gaan parkeren op het fietspad, met alle gevolgen van dien. Het hof stelt wel vast dat de Leidraad CVC in 2.5 de mogelijkheid biedt zo nodig af te wijken van de gewenste (minimum)maten. Gelet op het gemeentelijke en landelijke beleid, het positieve advies van de CVC en van de Fietsersbond en de inhoud van het door de Gemeente in hoger beroep overgelegde verkeerskundige rapport kan niet worden gezegd dat de Gemeente niet in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor vrijliggende fietspaden in de De Lairessestraat. Dat de Gemeente geen eigen onderzoek heeft gedaan naar de verkeerseffecten van vrijliggende fietspaden maakt het voorgaande niet anders. Voorts duidt het feit dat de Gemeente bij een aantal andere heringerichte straten wel heeft gekozen voor fietsstroken naar het oordeel van het hof niet op willekeur; de Gemeente heeft in haar memorie gemotiveerd uiteengezet waarom daar voor die oplossing is gekozen. Het is mogelijk dat die oplossing ook in het onderhavige geval in redelijkheid had kunnen worden gekozen, maar dat is niet de vraag waarom het in dit geding gaat.
3.19
Met betrekking tot de kwestie van het oversteken door voetgangers is de vraag gerezen of het veiliger of gevaarlijker is voor voetgangers om eerst het fietspad te kruisen, vervolgens een parkeervak en daarna de rijweg, dan het is om na het passeren van de geparkeerde auto’s op de fietsstrook terecht te komen, waarlangs direct de rijstrook ligt. Voor die vraag geldt hetzelfde als hiervoor is overwogen over de verkeerskundige merites van vrijliggende fietspaden: het hof kan deze beoordeling niet doen, en al helemaal kan het hof niet de afweging maken of de door de Stichting veronderstelde grotere onveiligheid bij het oversteken in het DO opweegt tegen de mogelijke voordelen die het DO voor andere weggebruikers heeft.
3.2
De Stichting heeft aangevoerd dat in de De Lairessestraat eigenlijk alleen de kruisingen gevaarlijk zijn
(black spots), terwijl het DO daarvoor nu juist geen oplossing biedt, sterker nog, de kruisingen voor de fietsers juist gevaarlijker maakt, omdat de vrijliggende fietspaden de fietsers aan het zicht van het gemotoriseerde verkeer onttrekken, waardoor bij de kruisingen de beide groepen onverwacht met elkaar worden geconfronteerd. In reactie op dit betoog heeft de verkeerskundige in het door de Gemeente in hoger beroep overgelegde rapport uiteen gezet dat en hoe (door het concentreren van de oversteekbewegingen naar de kruispunten met oversteekvoorzieningen, de vormgeving van de kruisingen en het opknippen en verkorten van de oversteek) het DO nu juist ongevallen met fietsers op de kruisingen voorkomt. Het is voor het hof (ook hier) niet evident dat de Gemeente en haar deskundigen het bij het verkeerde eind hebben.
3.21
De door de Gemeente in hoger beroep geraadpleegde deskundige deelt wel de visie van de Stichting dat het niveauverschil tussen de schampstrook en de parkeerstrook (blijkens de overgelegde tekening 10 cm) en tussen de parkeerstrook en de rijstrook (5 cm) het in en uit de auto stappen van minder validen kan belemmeren. Het Cliëntenbelang heeft onder meer om deze reden afwijzend geadviseerd over het DO. De Stichting meent dat het ontwerp om die reden in strijd is met het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Het hof begrijpt dat hier wordt gedoeld op de in artikel 9 van dat verdrag neergelegde verplichting van de overheid maatregelen te treffen ter bestrijding van obstakels voor de toegankelijkheid van de openbare ruimte, zoals wegen. Die verplichting is evenwel niet absoluut. De overheid zal ook hier een afweging moeten maken tussen alle betrokken belangen. Dat de bewegingsvrijheid van mensen met een handicap in de omgeving van de De Lairessestraat/Cornelis Krusemanstraat door de uitvoering van het DO onaanvaardbaar zal worden beknot is niet aannemelijk geworden, reden waarom de Gemeente ook op dit punt in redelijkheid voor het DO kon kiezen.
3.22
Op zichzelf is het juist dat, zoals de Stichting aanvoert, de belangen die de brandweer, de andere hulpdiensten en het GVB binnen de CVC behartigen, ook algemene belangen zijn die de Stichting zich mag aantrekken. De voorzieningenrechter heeft ongetwijfeld ook niet het tegendeel bedoeld met haar overweging dat die organisaties geacht mogen worden in staat te zijn hun eigen belangen te behartigen. Waar het om gaat is dat die organisaties bij uitstek deskundig zijn om te beoordelen of door de herinrichtingsplannen van de Gemeente de door de brandweer, andere hulpdiensten, het openbaar vervoer etc. behartigde belangen worden geschaad op een wijze die niet aanvaardbaar is. Nu de genoemde organisaties in de CVC positief hebben geadviseerd over de plannen, moet de Stichting wel met krachtige argumenten komen om aannemelijk te maken dat het DO op deze punten gebrekkig is. Daarin is zij ook in hoger beroep niet geslaagd.
3.23
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het DO zowel wat betreft de wijze van totstandkoming als wat betreft de inhoud, de door dit hof aan te leggen toets kan doorstaan. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de Stichting dan ook terecht afgewezen.
3.24
Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. De Stichting zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep, vermeerderd met wettelijke rente zoals gevorderd. Anders dan de Stichting betoogt, ontneemt het feit dat de advocaat van de Gemeente bij haar in dienstbreking is, de Gemeente niet haar aanspraak op een vergoeding voor het salaris van de advocaat, berekend volgens het liquidatietarief.
3.25
Gelet op deze uitkomst heeft de Gemeente geen belang bij beoordeling van haar bezwaar tegen de akte die de Stichting bij gelegenheid van het pleidooi heeft genomen.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt de Stichting in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van de Gemeente begroot op € 718,= aan verschotten en € 2.682,= voor salaris, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, R.J.M. Smit en L.R. van Harinxma thoe Slooten en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2017.