Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
hij op of omstreeks 7 maart 2016 te Haarlem op de Azieweg [slachtoffer] heeft mishandeld door hem een of meermalen een vuistslag in het gezicht te geven;
hij op of omstreeks 7 maart 2016 te Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen bij Albert Heijn op de [adres 2], een of meer flessen wijn, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Vonnis waarvan beroep
Bespreking van een bewijsverweer in hoger beroepTer terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken op de grond dat in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. Zij heeft daartoe aangevoerd dat uit het dossier lijkt te volgen dat de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen van 14 maart 2016 uit dezelfde bron afkomstig zijn, namelijk de camerabeelden. Deze camerabeelden zijn niet meer beschikbaar, zodat de daarop gebaseerde waarnemingen niet kunnen worden gecontroleerd.
Bewezenverklaring
hij op 7 maart 2016 te Haarlem op de Aziëweg [slachtoffer] heeft mishandeld door hem een vuistslag in het gezicht te geven;
hij op 7 maart 2016 te Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen bij Albert Heijn, op de [adres 2] flessen wijn toebehorende aan Albert Heijn.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
€ 200,00 (tweehonderd euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
€8,93 (acht euro en drieënnegentig cent).
€ 200,00 (tweehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.