ECLI:NL:GHAMS:2017:290

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2017
Publicatiedatum
9 februari 2017
Zaaknummer
23-001466-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de kantonrechter inzake APV-overtreding met betrekking tot (nep)drugs

Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam op 31 januari 2017 in hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 15 maart 2016. De verdachte, geboren in 1988, is beschuldigd van het zich ophouden op de Oudezijds Achterburgwal in Amsterdam met de intentie om middelen als bedoeld in de Opiumwet aan te bieden. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte volgens artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich op 14 maart 2015 op de weg heeft opgehouden met de intentie om middelen te verkopen, en heeft dit bewezen verklaard. De verdachte is vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen zijn.

Uitspraak

parketnummer: 23-001466-16
datum uitspraak: 31 januari 2017
VERSTEK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 15 maart 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-090646-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 januari 2017.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 maart 2015 te Amsterdam zich op en/of aan de weg, te weten de Oudezijds Achterburgwal, heeft opgehouden, terwijl aannemelijk is, dat zulks gebeurde om middelen als bedoeld in art. 2 of 3 van de Opiumwet althans daarop gelijkende waar, en/of slaapmiddelen en/of kalmeringsmiddelen en/of stimulerende middelen of daarop gelijkende waar te kopen en/of te koop aan te bieden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij zich op 14 maart 2015 te Amsterdam op de weg, te weten de Oudezijds Achterburgwal, heeft opgehouden, terwijl aannemelijk is dat zulks gebeurde om middelen als bedoeld in art. 2 van de Opiumwet althans daarop gelijkende waar te koop aan te bieden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 2.7, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 van Amsterdam.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 300,-, subsidiair 6 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 250,-, subsidiair 5 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft met zijn handelen overlast en hinder veroorzaakt op de openbare weg. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 januari 2017 is hij eerder voor een soortgelijke overtreding veroordeeld. Het hof ziet, ook indien rekening wordt gehouden met het bepaalde in artikel 63 Wetboek van Strafrecht, onvoldoende aanleiding om tot een lagere straf te komen dan de kantonrechter eerder heeft opgelegd. Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2.7 en 6.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 Amsterdam en de artikelen 23, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 300,00 (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. A.M. van Woensel en mr. H.M.J. Quaedvlieg, in tegenwoordigheid van mr. S. Ourahma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 31 januari 2017.
Mr. A.M. van Woensel is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.