ECLI:NL:GHAMS:2017:2896

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2017
Publicatiedatum
20 juli 2017
Zaaknummer
23-000157-17.a
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen en medeplichtigheid aan woninginbraak met geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van medeplegen en medeplichtigheid aan een woninginbraak met geweld, gepleegd op 26 april 2016 in Wormer. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van een handtas en sieraden uit de woning van een 91-jarige vrouw, waarbij geweld en bedreiging met een vuurwapen werd gebruikt. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 16 mei en 6 juli 2017 heeft de verdachte ontkend betrokken te zijn geweest bij de inbraak en verklaarde hij slechts als chauffeur te hebben gefungeerd. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor een vooropgezet plan en dat de rol van de verdachte niet wijst op betrokkenheid bij de inbraak. De verklaringen van de medeverdachten ondersteunden de stelling van de verdachte dat hij niet op de hoogte was van de inbraak. Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte niet in nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten heeft gehandeld en heeft hem vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte werd vrijgesproken van de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000157-17
datum uitspraak: 20 juli 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 29 december 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-860091-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 mei 2017 en 6 juli 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op of omstreeks 26 april 2016 te Wormer, gemeente Wormerland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres 2] heeft/hebben weggenomen een handtas met inhoud en/of een hoeveelheid sieraden/bijouterie en/of een hoeveelheid tafelzilver, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdacht en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededaders) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die handtas en/of die sieraden en/of dat tafelzilver onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking (immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders het sleutelkastje waarin de sleutel van de woning hing ten behoeve van de thuiszorg geforceerd)en/of door gebruikmaking van een valse sleutel (namelijk de huissleutel uit dat sleutelkastje) en welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij en/of zijn mededader(s)naar de slaapkamer van die [slachtoffer] is/zijn gegaan (waar zij op dat moment lag te slapen) en/of de dekens van die [slachtoffer] heeft/hebben afgetrokken en/of die [slachtoffer] een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) heeft/hebben getoond enof dat (op een ) vuurwapen (gelijkende voorwerp) op die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij zou schieten (toen die [slachtoffer] aangaf de politie te zullen bellen);
Subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
op of omstreeks 26 april 2016 te Wormer, gemeente Wormerland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres 2] heeft/hebben weggenomen een handtas met inhoud en/of een hoeveelheid sieraden/bijouterie en/of een hoeveelheid tafelzilver, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdacht en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededaders) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die handtas en/of die sieraden en/of dat tafelzilver onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking (immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders het sleutelkastje waarin de sleutel van de woning hing ten behoeve van de thuiszorg geforceerd) en/of door gebruikmaking van een valse sleutel (namelijk de huissleutel uit dat
sleutelkastje) en welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij en/of zijn mededader(s) naar de slaapkamer van die [slachtoffer] is/zijn gegaan (waar zij op dat moment lag te slapen) en/of de dekens van die [slachtoffer] heeft/hebben afgetrokken en/of die
[slachtoffer] een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) heeft/hebben getoond enof dat (op een ) vuurwapen (gelijkende voorwerp) op die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij zou schieten (toen die [slachtoffer] aangaf de politie te zullen bellen)
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 26 april 2016 te Almere en/of Wormer, gemeente Wormermeer, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] met zijn, verdachtes, auto van Almere naar Wormer te brengen en/of
als chauffeur te dienen voor die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of
te wachten op die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] (terwijl deze inbraken in genoemde woning te Wormer) en/of
op de uitkijk te staan en/of
door zijn auto ter beschikking te stellen (als vluchtauto).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan
6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Vrijspraak

De raadsman heeft vrijspraak van de verdachte bepleit, aangezien onvoldoende bewijs voorhanden is dat hij een zodanige bijdrage aan de ten laste gelegde inbraak heeft geleverd dat hij als medepleger of medeplichtige kan worden aangemerkt.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte van meet af aan consistent heeft verklaard over de aanwezigheid van een vierde persoon en dat hij slechts is opgetreden als chauffeur, die niet op de hoogte was van de ophanden zijnde inbraak in Wormer. De verklaring van de verdachte is bevestigd, zowel door de medeverdachte [medeverdachte 2] in zijn verklaring bij de rechter-commissaris als door de medeverdachte [medeverdachte 1] , gehoord als getuige ter terechtzitting in hoger beroep, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Na een melding van een poging tot inbraak op 26 april 2016 omstreeks 03:55 uur, zagen politieambtenaren drie personen rennen naar een auto die stond geparkeerd op een parkeerplaats bij een sporthal aan de Spatterstraat in Wormer. Zij zagen de auto, merk Seat, met gedoofde lichten met grote snelheid wegrijden. Verscheidene politieambtenaren hebben de achtervolging ingezet en zagen dat tijdens de achtervolging uit de auto diverse voorwerpen werden gegooid. Later is gebleken dat het ging om onder meer een breekijzer en sieraden.
De Seat is van de weg geraakt en uiteindelijk in een sloot beland. De inzittenden hebben geprobeerd te vluchten. De medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) is direct aangehouden. Na een achtervolging werden ook de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) aangehouden. De uit de auto gegooide sieraden en andere voorwerpen zijn (deels) afkomstig van een inbraak die even daarvoor, omstreeks 03:00 uur, was gepleegd in de woning van [slachtoffer] , een vrouw van 91 jaar. Deze woning ligt aan de [straat 1] op de hoek met de [straat 2] in Wormer. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben bekend met een ander persoon de inbraak te hebben gepleegd. Een eventuele vierde medeverdachte is niet aangehouden.
De volgende vragen dienen eerst te worden beantwoord: is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de derde persoon was die met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] heeft ingebroken.
Indien dat niet het geval is, heeft hij dan een zodanige rol bij de inbraak gespeeld dat deze geduid kan worden als medepleger of medeplichtige?
De verdachte heeft, zoals voorheen, ter terechtzitting in hoger beroep ontkend dat hij ervan op de hoogte was dat de medeverdachten een inbraak zouden gaan plegen.
Hij heeft daarover het volgende verklaard.
Hij is met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en een vierde persoon, van wie hij geen gegevens wil verstrekken, vanuit Almere in zijn auto naar Wormer gereden. De verdachte bestuurde de auto. Hij heeft de auto geparkeerd op de parkeerplaats bij een sporthal. Hij en zijn metgezellen hebben een aantal joints gerookt. Daarna zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en de vierde persoon naar een kennis van [medeverdachte 1] gegaan. De verdachte is bij de auto gebleven en is op een gegeven moment op de bijrijdersstoel gaan zitten. Hij had vanwege de joints die hij had gerookt al voordat de anderen wegliepen afgesproken dat de vierde persoon de auto op de terugweg zou besturen. Op enig moment zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en de vierde persoon bij de auto teruggekomen. De verdachte zag hen pas toen een dreun op de auto werd gegeven. Hij vond dat de mannen zich erg druk gedroegen. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn achterin gaan zitten en de vierde persoon is de auto gaan besturen. Zij werden achtervolgd door de politie. Op een gegeven moment raakte de auto in een sloot en is de verdachte te voet gevlucht. De verdachte droeg twee broeken over elkaar. Dat doet hij vaker als het koud is.
[medeverdachte 1] is ter terechtzitting in hoger beroep als getuige gehoord. Hij heeft het volgende verklaard.
Hij heeft aan de verdachte gevraagd hem van Almere naar Wormer te rijden. [medeverdachte 1] had in Wormer met iemand afgesproken dat hij geld zou terugkrijgen dat hij aan die persoon had geleend. De verdachte heeft [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en een vierde man die [medeverdachte 1] kent onder de naam “Boefje” naar Wormer gereden. Nadat de verdachte de auto had geparkeerd bij een sporthal, zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en Boefje naar de kennis van [medeverdachte 1] , genaamd [naam] , gegaan. De verdachte is bij de auto achtergebleven. Nadat bleek dat [naam] de lening niet kon terugbetalen, zijn [medeverdachte 1] en zijn metgezellen van diens woning weggelopen.
Zij zagen onderweg een woning, toen is het plan ontstaan om daar in te breken. [medeverdachte 1] is teruggegaan naar [naam] om een breekijzer te lenen. Daarna heeft hij met de twee anderen ingebroken. Tenslotte zijn ze naar de auto van de verdachte gegaan en weggereden. Ze werden door de politie achtervolgd en aangehouden. [medeverdachte 1] droeg twee broeken over elkaar. Dat is niet ongewoon voor hem.
De politie heeft onderzoek gedaan naar de bedoelde vierde persoon. Uit dat onderzoek is gebleken dat niet eenduidig kan worden vastgesteld dat er nog een vierde persoon bij de inbraak betrokken was, maar dat daarvoor wel aanwijzingen zijn. Eén van de verbalisanten heeft naast de aangehouden verdachten nog een persoon waargenomen met een ander signalement. In de woning van de aangeefster zijn schoensporen veiliggesteld die niet overeenkomen met het profiel op de schoenzolen van de aangehouden verdachten. Niet alle ontvreemde voorwerpen zijn teruggevonden.
Het hof stelt vast dat de verklaring van de verdachte dat een vierde persoon bij de inbraak was betrokken wordt ondersteund door de verklaring van [medeverdachte 1] en niet wordt weerlegd door de overige bewijsmiddelen, zodat de juistheid van die stelling niet kan worden uitgesloten.
Als vaststaand kan worden aangenomen dat drie personen in de woning van aangeefster [slachtoffer] zijn geweest en daar voorwerpen hebben weggenomen.
Niet vast te stellen valt dat de verdachte naast [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] als derde persoon in die woning is geweest. [medeverdachte 1] heeft (als verdachte gehoord voorafgaand aan zijn inbewaringstelling) wel verklaard dat hij de inbraak met de verdachte en [medeverdachte 2] heeft gepleegd, maar hij heeft deze verklaring uitdrukkelijk herroepen als getuige in de strafzaak van de verdachte bij de rechter-commissaris. [medeverdachte 1] is als getuige ter terechtzitting in hoger beroep scherp en diepgaand bevraagd en is consistent gebleven bij genoemde herroeping en bij details uit bedoelde getuigenverklaring bij de rechter-commissaris.
Het hof stelt vast dat de verdachte in de late avond of nacht verscheidene personen van Almere naar Wormer in zijn auto heeft vervoerd, waarna die personen een inbraak hebben gepleegd. Het is moeilijk voorstelbaar dat de medeverdachten na aankomst in Wormer spontaan besloten in een woning in te breken; temeer daar de verklaringen van de verdachte en [medeverdachte 1] niet gelijkluidend zijn met betrekking tot de reden van de tocht naar Wormer. In zoverre geeft de verklaring van de verdachte dat hij niet wist van de inbraak te denken. Het geeft eveneens te denken dat zowel de verdachte als [medeverdachte 1] twee broeken over elkaar droegen en dat geen telefoons waren meegenomen naar Wormer.
Dat neemt niet weg dat het dossier geen redengevend bewijs bevat dat daadwerkelijk sprake was van een vooropgezet plan om in te breken en dat de verdachte daarvan wetenschap had. Evenmin kan worden vastgesteld dat de verdachte, anders dan het vervoeren van de medeverdachten naar Wormer, een zodanige rol heeft vervuld die wijst op betrokkenheid bij de inbraak.
Het hof komt daarom tot de conclusie dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet blijkt dat de verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten de ten laste gelegde inbraak heeft gepleegd, noch dat hij opzettelijk behulpzaam is geweest bij de inbraak of daartoe opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft zodat hij moet worden vrijgesproken van het medeplegen en de medeplichtigheid.
Dit leidt tot de slotsom dat de verdachte wordt vrijgesproken van hetgeen hem primair en subsidiair is ten laste gelegd.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 15.500, vermeerderd met de wettelijke rente en de proceskosten.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep gedeeltelijk en hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 6.200, vermeerderd met de wettelijke rente en de proceskosten, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding. De gemachtigde van de benadeelde partij, [gemachtigde] , heeft zich
– als nabestaande van de benadeelde partij [slachtoffer] – in hoger beroep opnieuw gevoegd tot het in eerste aanleg gevorderde bedrag. Het hof heeft in hoger beroep derhalve te oordelen over de in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde schadevergoeding van € 15.500, vermeerderd met de wettelijke rente en de proceskosten.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke en hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 6.200, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt, kan de benadeelde partij in de vordering niet worden ontvangen.
Aangezien door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, blijft een kostenveroordeling achterwege.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. F.M.D. Aardema en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. N.R. Achterberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 juli 2017.
Mr. F.M.D. Aardema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]