ECLI:NL:GHAMS:2017:2888

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2017
Publicatiedatum
20 juli 2017
Zaaknummer
23-000271-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel, betrouwbaarheid aangeefsters, gewoontewitwassen en strafmaat

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van mensenhandel en andere delicten, maar het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de zittingen van 19, 20, 22 juni en 6 juli 2017. De tenlastelegging omvatte onder andere het werven, vervoeren en uitbuiten van meerdere slachtoffers in de prostitutie, alsook gewoontewitwassen van de opbrengsten van deze activiteiten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met zijn ex-partner, zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel door gebruik te maken van de kwetsbare positie van de slachtoffers, die afkomstig waren uit Hongarije. De verdachte heeft hen onder druk gezet en gedwongen om een groot deel van hun inkomsten af te staan. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden. Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding ingediend door de benadeelde partijen, waarvan er enkele zijn toegewezen en andere niet-ontvankelijk zijn verklaard. Het hof heeft de vorderingen beoordeeld en de schadevergoeding vastgesteld op basis van de bewezen feiten en omstandigheden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000271-14
datum uitspraak: 20 juli 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 januari 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-708083-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
[adres] .

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen hem onder 1 ten aanzien van [N.K.] (impliciet cumulatief) en onder 2 ten laste is gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19, 20 en 22 juni 2017 en 6 juli 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 15 juli 2012 te Amsterdam en/of Den Haag, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een of meer anderen te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [N.K.] en/of een of meer andere vrouwen
door dwang en/of geweld en/of een of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of dreiging met een of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [N.K.] en/of een of meer andere vrouwen
en/of
voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [N.K.] en/of een of meer andere vrouwen heeft aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [N.K.] en/of een of meer andere vrouwen in een ander land, te weten in Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en/of
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [N.K.] en/of een of meer andere vrouwen (telkens) met een van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en/of
met een of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of een of meer mededaders wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [N.K.] en/of een of meer andere vrouwen zich daardoor beschikbaar stelde(n) tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [N.K.] en/of een of meer andere vrouwen
en/of
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [N.K.] en/of een of meer andere vrouwen met een of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte en/of een of meer van zijn mededaders te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [N.K.] en/of een of meer andere vrouwen met of voor een derde,
bestaande die dwang en/of dat geweld en/of een of meer andere feitelijkheden en/of die dreiging met geweld en/of dreiging met een of meer andere feitelijkheden en/of die afpersing en/of die misleiding en/of dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of dat misbruik van een kwetsbare positie en/of dat werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en/of opnemen en/of dat dwingen en/of bewegen en/of dat handelingen ondernemen en/of dat voordeel trekken hierin dat hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededaders
(ten aanzien van die [slachtoffer 1] )
terwijl hij wist dat die [slachtoffer 1] in Nederland geen familie had en/of niemand kende en/of nergens terecht kon en/of de weg niet kende en/of slechts de Hongaarse taal sprak
  • die [slachtoffer 1] heeft/hebben gekocht en/of (vervolgens) naar Nederland heeft/hebben gebracht en/of heeft/hebben laten brengen om voor hem en/of zijn mededader(s) (in de prostitutie) te komen werken en/of
  • die [slachtoffer 1] een of meermalen in Amsterdam heeft/hebben gehuisvest en/of
  • een of meermalen een prostitutiekamer voor die [slachtoffer 1] heeft/hebben geregeld en/of betaald en/of
  • die [slachtoffer 1] (een of meermalen) onder druk heeft/hebben gezet en/of bedreigd dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een of meer van haar kinderen zou(den) ontvoeren en/of vermoorden althans in woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
  • die [slachtoffer 1] een of meermalen in haar gezicht heeft/hebben geslagen en/of
  • die [slachtoffer 1] een of meermalen heeft/hebben gecontroleerd terwijl zij in de prostitutie aan het werk was en/of
  • de verdiensten van die [slachtoffer 1] heeft/hebben afgepakt en/of afgenomen en/of die [slachtoffer 1] gedwongen haar verdiensten af te staan en/of
  • de werktijden van die [slachtoffer 1] heeft/hebben bepaald
en/of
(ten aanzien van die [slachtoffer 2] )
terwijl hij wist dat die [slachtoffer 2] in Nederland geen familie had en/of niemand kende en/of nergens terecht kon en/of de weg niet kende en/of slechts de Hongaarse taal sprak
  • die [slachtoffer 2] haar reiskosten, om te komen vanuit Hongarije naar Nederland, heeft/hebben voorgeschoten om voor hem en/of zijn mededaders (op fifty fitfy basis) in de prostitutie te komen werken en/of
  • die [slachtoffer 2] een of meermalen in Amsterdam heeft/hebben gehuisvest en/of
  • een of meermalen een prostitutiekamer voor die [slachtoffer 2] heeft/hebben geregeld en/of betaald en/of
  • die [slachtoffer 2] bescherming heeft/hebben (aan)geboden (bij haar prostitutiewerkzaamheden) en/of heeft/hebben geholpen met haar inschrijving bij de kamer van koophandel en/of sofinummer en/of adresregistratie en/of
  • die [slachtoffer 2] via Western Union een of meermalen geld heeft/hebben laten overmaken naar een of meer bankrekeningen en/of een of meer personen in Hongarije en/of
  • die [slachtoffer 2] heeft/hebben bedreigd met de woorden dat het haar laatste dag was, althans in woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
  • die [slachtoffer 2] een of meermalen de gehele of gedeeltelijke, door die [slachtoffer 2] verdiende, prostitutieverdiensten aan hem en/of zijn mededader(s) heeft laten afstaan
en/of
(ten aanzien van die [slachtoffer 3] )
terwijl hij wist dat die [slachtoffer 3] in Nederland geen familie had en/of niemand kende en/of nergens terecht kon en/of de weg niet kende en/of slechts de Hongaarse taal sprak
  • die [slachtoffer 3] heeft/hebben gekocht en/of (vervolgens) naar Nederland heeft/hebben gebracht en/of heeft/hebben laten brengen en/of om voor hem en/of zijn mededader(s) (in de prostitutie) te komen werken en/of
  • die [slachtoffer 3] (telkens) door voortdurend tegen haar te schreeuwen (o.a. als naar zijn/hun mening niet genoeg verdiende) onder psychische druk heeft/hebben gezet en/of gehouden en/of haar (telkens) heeft voorgehouden dat zij aan verdachte en/of zijn mededader(s) een schuld had in te lossen (die telkens opliep) omdat zij voor haar hadden betaald en/of vanwege de kost en inwoning en/of omdat zij onvoldoende met haar prostitutiewerkzaamheden verdiende en/of
  • die [slachtoffer 3] een of meermalen in Amsterdam heeft/hebben gehuisvest en/of
  • een of meermalen een prostitutiekamer voor die [slachtoffer 3] heeft/hebben geregeld en/of betaald en/of
  • die [slachtoffer 3] een of meermalen in haar gezicht heeft/hebben geslagen en/of die [slachtoffer 3] een of meermalen geschopt en/of getrapt en/of
  • die [slachtoffer 3] een of meermalen heeft gecontroleerd terwijl zij in de prostitutie aan het werk was en/of
  • die [slachtoffer 3] heeft/hebben geïnstrueerd welke antwoorden zij moest geven als zij door de politie werd gecontroleerd en/of
  • de (prostitutie)verdiensten van die [slachtoffer 3] (telkens) heeft/hebben afgepakt en/of afgenomen en/of die [slachtoffer 3] gedwongen haar gehele of gedeeltelijke verdiensten aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of
  • de werktijden van die [slachtoffer 3] heeft/hebben bepaald
en/of
(ten aanzien van die [slachtoffer 4] )
terwijl hij wist die [slachtoffer 4] in Nederland geen familie had en/of niemand kende en/of nergens terecht kon en/of de weg niet kende en/of slechts de Hongaarse taal sprak
  • die [slachtoffer 4] een of meermalen in Amsterdam heeft/hebben gehuisvest en/of
  • een of meermalen een prostitutiekamer voor die [slachtoffer 4] heeft/hebben geregeld en/of betaald en/of
  • die [slachtoffer 4] heeft/hebben geholpen bij het verkrijgen van een sofinummer en/of adresregistratie en/of die [slachtoffer 4] hiermee een schuld heeft/hebben laten opbouwen aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
  • met die [slachtoffer 4] heeft/hebben afgesproken dat zij (van haar prostitutieverdiensten) elke dag 50 euro zou betalen aan hem en/of haar mededader(s) en/of te werken op fifty-fifty basis om zodoende haar schuld af te lossen en/of
  • die [slachtoffer 4] te kennen heeft/hebben gegeven dat zij, de prostitutiekamer in Den Haag van zijn verdachtes mededader diende te betalen en/of
  • die [slachtoffer 4] heeft/hebben gezegd dat zij haar kind (die woonde bij die [slachtoffer 4] ' moeder in Hongarije) niet meer mocht zien zolang zij haar schuld nog niet had afbetaald aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
  • die [slachtoffer 4] heeft/hebben gedreigd haar familie (in Hongarije) te verwittigen van haar prostitutiewerkzaamheden en/of die [slachtoffer 4] heeft/hebben gedreigd geld te vragen aan haar, die [slachtoffer 4] ' moeder, en/of
  • die [slachtoffer 4] heeft/hebben gedreigd dat als ze erachter zouden komen dat zij, die [slachtoffer 4] , (nadat zij bij verdachte en/of zijn mededader(s) was weggegaan) in Amsterdam aan het werk zou zijn, zij haar achterna zouden komen en in elkaar zouden slaan
en/of
(ten aanzien van die [N.K.] )
terwijl hij een liefdesrelatie met die [N.K.] onderhield en/of wist dat die [N.K.] van hem hield en/of bij hem, verdachte, wilde blijven, en/of terwijl hij en die [N.K.] samen een kind hebben, welk kind verblijft bij de familie van verdachte in Hongarije)
  • die [N.K.] naar Nederland heeft/hebben gebracht en/of heeft/hebben laten brengen en/of om voor hem en/of zijn mededader(s) (in de prostitutie) te komen werken en/of
  • die [N.K.] een of meermalen in Amsterdam en/of Den Haag heeft/hebben gehuisvest en/of
  • voor die [N.K.] een of meermalen een prostitutiekamer heeft/hebben geregeld en/of betaald en/of
  • die Kis een of meermalen heeft/hebben gecontroleerd als zij in de prostitutie aan het werk was en/of
  • de (prostitutie)verdiensten van die [N.K.] heeft/hebben afgepakt en/of afgenomen en/of door die [N.K.] aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) geheel of gedeeltelijk heeft/hebben laten afstaan;
2:
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2012 tot en met 15 juli 2012 te Amsterdam, althans in Nederland en/of te Szeged, althans in Hongarije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 8] ( [1997] ) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer 8] , terwijl deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt
en/of
voornoemde [slachtoffer 8] heeft aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 8] in een ander land, te weten in Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en/of
die [slachtoffer 8] door dwang en/of geweld en/of een of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of dreiging met een of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie (telkens) heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en/of
met een of meer van voornoemde middelen en/of omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en of een of meer mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 8] zich daardoor beschikbaar stelde(n) tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en/of
die [slachtoffer 8] ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 8] enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 8] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingen, terwijl die [slachtoffer 8] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt;
immers heeft verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met zijn mededader(s)
  • via internet (facebook) en per telefoon contact gemaakt en/of onderhouden met die [slachtoffer 8] en/of die [slachtoffer 8] doen geloven dat hij van haar houdt en/of haar nooit ontrouw zou zijn en/of
  • die [slachtoffer 8] in Hongarije opgezocht en/of haar bij haar vader ten huwelijk gevraagd en/of haar vader geld heeft geboden en/of gegeven, zodat hij toestemming kreeg van die vader om die [slachtoffer 8] mee te nemen naar Amsterdam en/of
  • (onder meer ten behoeve van seksadvertenties) een of meer naaktfoto’s gemaakt van die [slachtoffer 8] terwijl zij stond te douchen en/of
  • die [slachtoffer 8] naar Nederland gebracht en/of de reis van die [slachtoffer 8] betaald en/of die [slachtoffer 8] gedurende haar periode in Nederland gehuisvest en/of
  • die [slachtoffer 8] voorgespiegeld dat haar vader en de rest van haar gezin ook naar Amsterdam zou(den) kunnen komen en/of
  • met die [slachtoffer 8] (meermalen) seks gehad (onder meer) teneinde haar de prostitutiewerkzaamheden te leren en/of
  • die [slachtoffer 8] meegenomen naar de Amsterdamse wallen en/of gezocht naar een
prostitutielocatie voor die [slachtoffer 8] en/of gezocht naar mogelijkheden om de minderjarige [slachtoffer 8] in de prostitutie laten werken;
3:
hij in of omstreeks de periode van 15 juni 2012 tot en met 15 juli 2012 te Amsterdam, met [slachtoffer 8] ( [1997] ), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 8] , hebbende verdachte (meermalen) zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 8] geduwd/gebracht;
4:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 15 juli 2012, te Amsterdam en/of Den Haag, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, in bovengenoemde periode bij wijze van gewoonte, een of meer (contante) geldbedragen en/of voorwerpen, te weten (telkens) een groot deel van de verdiensten uit de door [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [N.K.] en/of een of meer andere vrouwen verrichte prostitutiewerkzaamheden, verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruikt gemaakt terwijl hij wist dat bovenomschreven geldbedrag(en) en/of voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof deels tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Geldigheid van de dagvaarding

De rechtbank heeft de tenlastelegging ten aanzien van de onder 1 opgenomen zinsneden ‘ [slachtoffer 5] ’, ‘ [slachtoffer 6] ’, ‘ [slachtoffer 7] ’ en ‘een of meer andere vrouwen’ partieel nietig verklaard, omdat de tenlastelegging ten aanzien van die onderdelen niet voldoet aan de in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) gestelde eisen. Het hof verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dit berust en neemt dat oordeel over. Het hof zal de dagvaarding in zoverre dan ook partieel nietig verklaren.

Bespreking van verweren strekkend tot bewijsuitsluiting

Ten aanzien van [slachtoffer 1]
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft uitsluiting van het bewijs bepleit van de verklaringen van [slachtoffer 1] wegens onbetrouwbaarheid daarvan. [slachtoffer 1] heeft op essentiële onderdelen en hoofdlijnen zeer verschillend, innerlijk tegenstrijdig en inconsistent, aantoonbaar onjuist en in strijd met de overige stukken in het dossier verklaard.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich - kort gezegd - op het standpunt gesteld dat [slachtoffer 1] op onderdelen wisselvallig heeft verklaard, hetgeen vragen oproept omtrent haar betrouwbaarheid. Dit brengt mee dat er substantieel steunbewijs moet zijn om ten aanzien van haar tot een bewezenverklaring voor mensenhandel te kunnen komen, vooral daar waar het de cruciale onderdelen van de tenlastelegging betreft: de handelingen, de dwangmiddelen en de uitbuiting. Hij meent dat dit steunbewijs kan worden gevonden in de door [slachtoffer 3] in de strafzaak tegen [J.N.] tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring.
Oordeel van het hof
algemeen
Ter beoordeling van de betrouwbaarheid van een afgelegde verklaring staan in het algemeen diverse wegen open. Zo kan onder meer worden gekeken of hetgeen met betrekking tot een bepaalde verdachte of overigens is verklaard overeenkomt met of steun vindt in - zo te noemen - objectieve feitelijke gegevens, of de betreffende verklaring ‘uit zichzelf’ (dat wil zeggen, zonder wetenschap vooraf van hetgeen uit het onderzoek reeds naar voren is gekomen) is afgelegd, of de verklaring op andere onderdelen steeds consistent is en of onderdelen van de verklaring zich verdragen met andere in het onderzoek naar voren gekomen gegevens. Daarnaast kunnen de ouderdom en de complexiteit van de feiten waarover is verklaard bij de beoordeling een rol spelen, evenals een mogelijk motief voor het afleggen van de verklaring. Dat de betreffende verklaringen (mede) zouden zijn afgelegd uit wraak dan wel in de verwachting hierdoor een verblijfsvergunning te verkrijgen, maakt dit niet anders. Dit aspect speelt immers in het beoordelingskader reeds een rol en dient te worden bezien en gewogen in samenhang met de overige aanknopingspunten voor de toetsing van de betrouwbaarheid.
de verklaringen van [slachtoffer 1]
Het hof heeft geconstateerd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] niet op alle onderdelen consistent zijn. Met name daar waar het gaat om de vraag voor wie zij werkte (en aan wie zij haar geld moest afstaan) en gedurende welke periode zij voor diegene in Nederland in de prostitutie heeft gewerkt, zijn haar verklaringen tegenstrijdig.
Zo heeft [slachtoffer 1] in haar eerste verklaring gezegd dat [J.N.] , wiens naam op haar linker onderbeen (“Jani”) is getatoeëerd, haar pooier is, dat zij de verdachte kent, dat de verdachte ook een pooier is en dat hij vijf vrouwen voor zich heeft werken. In haar tweede verklaring stelde ze aanvankelijk dat zij in Amsterdam in een huis woonde met vier andere vrouwen en dat die vrouwen allemaal voor de verdachte werkten, alleen zij niet. Later in diezelfde verklaring stelde zij aan de verdachte te zijn verkocht en voor hem te hebben gewerkt van mei 2010 tot 17 juni 2010 (op welke dag ze naar Hongarije is gevlucht, waar ze 3 tot 4 maanden ondergedoken heeft gezeten voordat ze weer werd gevonden en weer aan [J.N.] en [Z.B.] is verkocht). Daarna zou ze vanaf december 2011 weer voor de verdachte hebben gewerkt voor een periode van ongeveer vier maanden. Weer later verklaarde zij de gehele periode vanaf mei 2010 tot december 2011 voor de verdachte te hebben gewerkt. In haar derde verklaring op 9 augustus 2012 verklaarde zij dat ze van 22 april 2010 tot februari 2011 voor de verdachte en [N.K.] heeft gewerkt. Zij stelde verder dat zij ook is uitgebuit door [J.N.] en [Z.B.] . In haar vijfde verklaring op 20 augustus 2012 deed ze aangifte tegen [J.N.] ( [J.N.] ) en verklaarde dat de verdachte haar geld afpakte en aan [J.N.] gaf en dat de verdachte [J.N.] in december 2010 heeft weggestuurd, waarna zij alleen nog voor de verdachte en [N.K.] werkte. Op 3 december 2012 verklaarde zij bij de rechter-commissaris dat zij door onder anderen [J.N.] van Oostenrijk naar Nederland is gebracht, dat dat eind mei 2010 was, dat [J.N.] en [verdachte] aanvankelijk de verdiensten deelden, maar dat [verdachte] later al haar geld opeiste en dat ze tot februari 2012 voor [verdachte] en [N.K.] heeft gewerkt. Op 17 september 2013 ter terechtzitting als getuige gehoord, verklaarde zij dat de verdachte haar pooier was, dat [J.N.] ook geld van haar afpakte en dat [J.N.] dat afgepakte geld aan de verdachte gaf. Ook stelde ze [J.N.] pas in Amsterdam te hebben leren kennen en van eind april 2010 tot december 2011 (op een week in november 2010 na) voor de verdachte en [N.K.] te hebben gewerkt. Ten slotte verklaarde ze dat ze niet wist voor wie ze werkte.
Daarnaast acht het hof van belang dat [slachtoffer 1] heeft verklaard wraak te willen nemen op ‘de pooiers’.
beoordeling
Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, nopen voornoemde inconsistenties en de kennelijke behoefte aan wraak niet tot het geheel terzijde stellen van de verklaringen van [slachtoffer 1] . Wel brengen deze met zich mee dat deze verklaringen slechts bruikbaar zijn voor het bewijs voor zover zij verankering vinden in andere bewijsmiddelen.
Dat [slachtoffer 1] in Amsterdam in de prostitutie heeft gewerkt en in de woning van de verdachte en [N.K.] heeft verbleven, staat buiten twijfel. Uit die feiten en omstandigheden blijkt evenwel niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid dat [slachtoffer 1] voor de verdachte (en/of [N.K.] ) werkte en dat zij aan hem/hen haar verdiende geld moest afstaan. De verklaringen van de verdachte en [N.K.] dat [slachtoffer 1] , zoals zij ook zelf aanvankelijk heeft verklaard, voor [J.N.] werkte, vinden op hun beurt steun in de verklaringen van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , waarbij het hof opmerkt dat deze ten aanzien van [slachtoffer 1] niet in helderheid uitblinken. Met betrekking tot de verklaring van [slachtoffer 3] in de zaak tegen [J.N.] , waarnaar de advocaat-generaal heeft verwezen, merkt het hof nog het volgende op. Het hof acht deze verklaring, bezien in het licht van de overige vier verklaringen van deze getuige, niet van doorslaggevend belang, nu ook [slachtoffer 3] over degenen voor wie [slachtoffer 1] werkte wisselend heeft verklaard.
conclusie
Anders dan de advocaat-generaal is het hof op grond van voornoemde feiten en omstandigheden van oordeel dat de (inconsistente) verklaringen van [slachtoffer 1] op relevante onderdelen, namelijk daar waar het verdachtes betrokkenheid - en in het verlengde daarvan de betrokkenheid van [N.K.] - bij de uitbuiting van [slachtoffer 1] betreft, onvoldoende steun vinden in ander (objectief) bewijsmateriaal.
Het hof zal de verklaringen van [slachtoffer 1] daarom niet bezigen voor het bewijs. Nu uit hetgeen zich overigens in het dossier bevindt het bewijs van uitbuiting van [slachtoffer 1] door de verdachte niet kan worden afgeleid, zal het hof de verdachte daarvan vrijspreken.
Hetgeen de raadsvrouw op dit punt overigens naar voren heeft gebracht, behoeft gelet op het hiervoor overwogene, verder geen bespreking.
Ten aanzien van [slachtoffer 3]
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bewijsuitsluiting bepleit van de verklaringen van [slachtoffer 3] nu deze onvoldoende betrouwbaar zijn omdat verbalisant Szekely haar heeft beïnvloed, gestuurd en onder druk heeft gezet, waardoor [slachtoffer 3] haar verklaringen niet in vrijheid heeft kunnen afleggen.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [slachtoffer 3] zowel op hoofdlijnen als op detail betrouwbaar zijn te achten.
Oordeel van het hof
Het hof verwerpt het verweer. Het hof verenigt zich met hetgeen de rechtbank ter zake in paragraaf 4.1.3 (“Bewijsuitsluiting van de verklaring van [slachtoffer 3] , het oordeel van de rechtbank”) van het vonnis heeft overwogen en neemt deze overwegingen over.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs ten aanzien van feit 1

Beoordelingskader mensenhandel algemeen
De in artikel 273f Sr verboden gedragingen beïnvloeden de wil, waaronder is begrepen de keuzemogelijkheid van het slachtoffer, in die zin dat zij leiden tot het ontbreken van vrijwilligheid waartoe ook behoort het ontbreken of de vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken. Dit gebrek aan een vrije keuze komt nader tot uitdrukking in de verschillende bestanddelen die van artikel 273f Sr deel uitmaken.
Met betrekking tot het bestanddeel ‘uitbuiting’ geldt dat de vraag of - en zo ja, wanneer - sprake is van uitbuiting sterk is verweven met de omstandigheden van het geval. In het geval dat sprake is van een tewerkstelling komt onder meer betekenis toe aan de aard en duur van die tewerkstelling, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. Bij de weging van de relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd.
Met betrekking tot het bestanddeel ‘misbruik van uit feitelijk overwicht voorvloeiende verhoudingen’ geldt dat, waar het de prostitutie betreft, dit misbruik kan worden verondersteld indien de prostitué(e) in een situatie verkeert of komt te verkeren die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostitué(e) in Nederland pleegt te verkeren. Die omstandigheden doen zich voor wanneer de prostitué(e) niet of slechts in verminderde mate de mogelijkheid heeft een vrije keuze te maken met betrekking tot het al dan niet aangaan of voortzetten van zijn of haar relatie tot de exploitant. Onder meer het niet kunnen beschikken over eigen financiële middelen wordt als een uitbuitingssituatie aangemerkt.
Met betrekking tot het bestanddeel ‘een kwetsbare positie’ geldt dat dit begrip in de wet inmiddels is gedefinieerd in die zin dat daaronder mede wordt begrepen: ‘een situatie waarin een persoon geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan’ (artikel 273f, lid 6, Sr). Het hof is van oordeel dat aan voornoemd bestanddeel ook in tenlastegelegde periode deze betekenis toekwam.
De dwangmiddelen
Het hof overweegt met betrekking tot de dwangmiddelen als volgt.
Het hof leidt uit de bewijsmiddelen af dat [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zich op eigen initiatief bij de verdachte en [N.K.] hebben gemeld voor onderdak in Amsterdam, om van daaruit in de prostitutie werkzaam te zijn. Daartoe werden financiële afspraken gemaakt, die ten aanzien van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] inhielden dat zij, naast een bijdrage voor kost en inwoning, dagelijks de helft van het verdiende bedrag moesten afdragen en ten aanzien van [slachtoffer 4] dat zij dagelijks € 50 moest afstaan. [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zagen die afspraken als een noodzakelijk kwaad: er stond geen noemenswaardige tegenprestatie tegenover, maar andere pooiers eisten nog meer en zelfstandig werken was ten gevolge van problemen met de taal en de onbekendheid met de Nederlandse situatie geen optie. Daarom gingen zij met deze ongunstige voorwaarden akkoord. Eenmaal aan het werk werden [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] (door met name [N.K.] ) gecontroleerd tijdens hun werk, werden zij onder druk gezet om meer te verdienen, werd er tegen hun geschreeuwd, werd er soms gedreigd en werden er in sommige gevallen instructies gegeven over hoe te reageren op vragen van de politie. Het hof leidt uit deze feiten en omstandigheden af dat ten aanzien van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] sprake was van dwang en dreiging met een feitelijkheid.
Uit de bewijsmiddelen leidt het hof voorts af dat [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , net als de verdachte en [N.K.] , afkomstig zijn uit Hongarije en naar Nederland zijn gekomen om uit uiterst armoedige omstandigheden te ontsnappen. De verdachte en [N.K.] waren bekend met de moeizame posities - ten gevolge van slechte behandeling door voormalige pooiers, het hebben van schulden en (in het geval van [slachtoffer 3] ) het leiden van een zwervend bestaan - waarin [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] verkeerden toen zij zich bij de verdachte en [N.K.] meldden. Over [slachtoffer 4] wisten zij dat [slachtoffer 4] een dochtertje in Hongarije had en dat zij niet wilde dat haar ouders op de hoogte raakten van het werk wat zij deed. Het hof leidt uit deze feiten en omstandigheden af dat [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zich in een kwetsbare positie bevonden en dat de verdachte daar misbruik van heeft gemaakt door zich een groot deel van hun inkomsten uit prostitutie toe te eigenen. Deze omstandigheden leveren ook een uit de feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht van de verdachte op [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] op.
Het hof is gelet op dit alles van oordeel dat [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zich in een uitbuitingssituatie bevonden. Weliswaar was aan hun kant sprake van de wens om in de prostitutie werkzaam te zijn, maar niet kan worden gezegd dat zij een werkelijk vrije keuze had bij het aangaan en voortzetten van hun relatie met de verdachte en [N.K.] . Dat de alternatieven nog slechter waren brengt immers niet met zich mee dat hun situatie naar in Nederland geldende maatstaven aanvaardbaar was. Gelet op de verplichting een groot deel van hun inkomsten af te staan en gelet op wat zij zich gedurende de werkrelatie allemaal moesten laten welgevallen - zoals uit de bewijsmiddelen naar voren komt -, acht het hof hun situatie niet gelijk aan die van een in Nederland werkzame mondige prostituee.
De verdachte heeft- samen met [N.K.] - op deze uitbuiting ook het oogmerk gehad. Door het samen met haar verrichten van de hieronder bewezenverklaarde handelingen, onder toepassing van de bewezenverklaarde dwangmiddelen, moet de verdachte hebben beseft dat hij [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] in een uitbuitingssituatie heeft gebracht en gehouden.
Voor wat de overige onderdelen betreft is het hof van oordeel dat de onderbouwing van de bewezenverklaring rechtstreeks uit de bewijsmiddelen voortvloeit.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs ten aanzien van feit 4

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit aangezien geen sprake was van uitbuiting. Daar komt bij dat van de witwasser, voor een bewezenverklaring van het witwassen van de opbrengsten van een eigen misdrijf, in beginsel een handeling wordt gevergd om zijn criminele opbrengsten veilig te stellen. Het enkele voorhanden hebben van die opbrengsten is onvoldoende. Vereist is een daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst ervan. Naast dat verhullingshandelingen niet zijn tenlastegelegd, is van verhulling geen sprake. De verdachte dient dan ook van dit feit te worden vrijgesproken, dan wel te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof heeft hiervoor overwogen dat de verdachte zich, samen met [N.K.] , schuldig heeft gemaakt aan uitbuiting van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] door delen van hun inkomsten uit prostitutie af te nemen. Zodoende beschikten de verdachte en [N.K.] over gelden die uit misdrijf afkomstig waren.
[N.K.] voerde met de verdachte een gezamenlijke huishouding, gefinancierd door de inkomsten uit de prostitutie van [N.K.] en voornoemde aangeefsters. Doordat de verdachte alle gelden beheerde, zijn de legale opbrengsten van [N.K.] vermengd met de van misdrijf afkomstige opbrengsten van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . In dat geval geldt dat het aldus vermengde vermogen kan worden aangemerkt als "mede" of "deels" uit misdrijf afkomstig.
Uit vaste jurisprudentie ter zake van witwassen volgt dat in het geval dat het witwassen betrekking heeft op gelden afkomstig uit eigen misdrijf, sprake moet zijn van een gedraging die meer omvat dan het enkele verwerven of voorhanden hebben en die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van die door eigen misdrijf verkregen gelden gericht karakter heeft.
De bewijsmiddelen houden in dat de verdachte en [N.K.] de gelden hebben aangewend voor hun eigen levensonderhoud en vermaak (kleding, uitgaan, uiterlijke verzorging, gokken enz.) en dat via Western Union geld is gestuurd naar familie in Hongarije. Aldus hebben zij de uit het misdrijf afkomstige gelden niet alleen verworven en voorhanden gehad, maar hebben zij die ook overgedragen, omgezet en hebben zij daarvan gebruik gemaakt, en aldus de criminele herkomst van het vermogen verhuld. Het verweer, dat geen verhullingshandelingen zijn tenlastegelegd, gaat voorbij aan het feit dat aan het te bewijzen ‘overgedragen’, ‘omgezet’ en ‘daarvan gebruik gemaakt’ feitelijke betekenis kan worden toegekend.
Gelet op de duur van de periode, waarin dit alles heeft plaatsgevonden - te weten ruim één jaar - is het hof van oordeel dat het onder 4 bewezen verklaarde feit als gewoontewitwassen dient te worden gekwalificeerd.
Het hof merkt nog op dat is gebleken dat de verdachte gedurende een zekere periode geld heeft ontvangen van [J.N.] , welk geld afkomstig was uit de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1] . Nu echter op grond van het aan het hof voorliggende dossier niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat [slachtoffer 1] door [J.N.] is uitgebuit, acht het hof niet bewezen dat deze gelden van misdrijf afkomstig waren. Het hof spreekt de verdachte in zoverre dan ook vrij.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
onder 1:hij in de periode van 1 mei 2011 tot en met 15 juli 2012 te Amsterdam en Den Haag, tezamen en in vereniging met een ander,
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
door dwang en een of meer andere feitelijkheden en door dreiging met een of meer andere feitelijkheden en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie
heeft gehuisvest, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
en
voornoemde [slachtoffer 2] heeft medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 2] in een ander land, te weten in Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en
die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en met een van de voornoemde middelen heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en
met een of meer van de voornoemde middelen en omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan zij, verdachte en haar mededader wisten, althans redelijkerwijs moesten vermoeden dat die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zich daardoor beschikbaar stelden tot het verrichten van arbeid of diensten te weten: prostitutiewerkzaamheden
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
en
die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] met een of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden heeft gedwongen en/of bewogen haar, verdachte en haar mededader te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] met of voor een derde,
bestaande die dwang en die andere feitelijkheden en die dreiging met een of meer andere feitelijkheden en dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en dat misbruik van een kwetsbare positie en dat huisvesten en dat dwingen en/of bewegen en dat handelingen ondernemen en dat voordeel trekken hierin dat zij, verdachte en haar mededader
ten aanzien van die [slachtoffer 2]
  • die [slachtoffer 2] haar reiskosten, om te komen vanuit Hongarije naar Nederland, hebben voorgeschoten om voor haar en haar mededader op fifty fifty basis in de prostitutie te komen werken en
  • die [slachtoffer 2] in Amsterdam hebben gehuisvest en
  • eenmaal een prostitutiekamer voor die [slachtoffer 2] hebben betaald en
  • die [slachtoffer 2] bescherming hebben aangeboden (bij haar prostitutiewerkzaamheden)
  • die [slachtoffer 2] via Western Union geld heeft laten overmaken naar personen in Hongarije en
  • die [slachtoffer 2] meermalen de gedeeltelijke, door die [slachtoffer 2] verdiende, prostitutieverdiensten aan haar en haar mededader heeft laten afstaan
en
ten aanzien van die [slachtoffer 3]
  • die [slachtoffer 3] telkens door tegen haar te schreeuwen (onder andere als zij naar hun mening niet genoeg verdiende) onder psychische druk hebben gezet en gehouden en haar hebben voorgehouden dat zij aan verdachte en/of haar mededader een schuld had in te lossen
  • die [slachtoffer 3] in Amsterdam hebben gehuisvest en
  • die [slachtoffer 3] een of meermalen heeft gecontroleerd terwijl zij in de prostitutie aan het werk was en
  • die [slachtoffer 3] hebben geïnstrueerd welke antwoorden zij moest geven als zij door de politie werd gecontroleerd en
  • die [slachtoffer 3] gedwongen haar gedeeltelijke prostitutieverdiensten aan haar, verdachte en haar mededader af te staan
en
ten aanzien van die [slachtoffer 4]
  • die [slachtoffer 4] in Amsterdam hebben gehuisvest en
  • met die [slachtoffer 4] hebben afgesproken dat zij van haar prostitutieverdiensten elke dag 50 euro zou betalen aan haar en haar mededader
  • die [slachtoffer 4] te kennen heeft gegeven dat zij de prostitutiekamer in Den Haag van haar, verdachte diende te betalen en
  • die [slachtoffer 4] heeft gezegd dat zij haar kind, dat woonde bij de moeder van die [slachtoffer 4] in Hongarije, niet meer mocht zien zolang zij haar schuld nog niet had afbetaald aan hem, verdachte en zijn mededader en
  • die [slachtoffer 4] heeft gedreigd haar familie in Hongarije te verwittigen van haar prostitutiewerkzaamheden en die [slachtoffer 4] heeft gedreigd geld te vragen aan de moeder van [slachtoffer 4] .
onder 3:
hij in de periode van 15 juni 2012 tot en met 15 juli 2012 te Amsterdam, met [slachtoffer 8] , [1997] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 8] , hebbende verdachte meermalen zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 8] gebracht;
onder 4:hij in de periode van 1 mei 2011 tot en met 15 juli 2012, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, telkens tezamen en in vereniging met een ander, in bovengenoemde periode bij wijze van gewoonte, contante geldbedragen, te weten telkens een groot deel van de verdiensten uit de door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] verrichte prostitutiewerkzaamheden, verworven en voorhanden gehad en overgedragen en omgezet en daarvan gebruikt gemaakt terwijl hij wist dat bovenomschreven geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen onder 1, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze zijn opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van gewoontewitwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde en voor het in eerste aanleg onder 1, 3 en 4 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar met aftrek van de tijd die hij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek van de tijd die hij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich, samen met zijn ex-partner, gedurende een periode van ongeveer anderhalf jaar schuldig gemaakt aan mensenhandel. Ook heeft hij in die periode een gewoonte gemaakt van het witwassen van de opbrengsten daarvan.
Mensenhandel is een ernstig feit, omdat het leidt tot de schending van fundamentele mensenrechten, waarbij inbreuk wordt gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid van de slachtoffers. Daarom past daarop in beginsel slechts een gevangenisstraf. Ook witwassen is een ernstig strafbaar feit, omdat daardoor de integriteit van het financiële verkeer in het geding is. Geld dat van misdrijf afkomstig is wordt als legaal verkregen geld uitgegeven en overgeboekt. Ook voor dergelijke feiten plegen gevangenisstraffen te worden opgelegd.
Bij de beslissing over de vraag hoe hoog de straf moet zijn en of die onvoorwaardelijk of (deels) voorwaardelijk moet worden opgelegd, spelen diverse factoren een rol. Sommige daarvan zijn strafverzwarend, andere juist strafverminderend.
Het hof constateert dat de verdachte en [N.K.] zich gedurende ruim één jaar met de uitbuiting van vrouwen in de prostitutie hebben beziggehouden en daarbij drie slachtoffers hebben gemaakt. Het enige motief voor dit handelen lijkt de hang naar geld te zijn geweest.
De verdachte had een leidende rol. [N.K.] ondersteunde hem daarbij actief. De slachtoffers waren net als de verdachten afkomstig uit Hongarije en naar Nederland gekomen om uit uiterst armoedige omstandigheden te ontsnappen. Zij meldden zich vrijwillig bij de verdachte en [N.K.] voor onderdak in Amsterdam, om van daaruit in de prostitutie werkzaam te zijn. Zij moesten dan wel een belangrijk deel van hun inkomsten afstaan. De verdachte maakte daartoe een financiële afspraak die ten aanzien van twee van de slachtoffers inhield dat, naast een bijdrage voor kost en inwoning, dagelijks de helft van het verdiende bedrag moest worden afgedragen. Met het derde slachtoffer was, naast een bijdrage voor kost en inwoning, de afspraak dat € 50 per dag werd afgestaan. Die afspraak werd door de slachtoffers ervaren als een noodzakelijk kwaad: er stond geen tegenprestatie tegenover, maar andere pooiers eisten nog meer en zelfstandig werken was ten gevolge van problemen met de taal en de onbekendheid met de Nederlandse situatie geen optie. Daarom gingen zij met deze ongunstige voorwaarden akkoord. Daarbij kwam dat, eenmaal binnen en aan het werk, op de slachtoffers druk werd uitgeoefend om te verdienen. Wanneer niet genoeg werd verdiend, ontstond een schuld die moest worden terugbetaald. Er werd geschreeuwd en soms gedreigd. Anderzijds hadden de slachtoffers relatief veel vrijheid. Zij gingen af en toe terug naar Hongarije en kregen dan zo nodig van de verdachte geld mee, dat dan wel later weer moest worden terugbetaald. Ook konden zij alle drie de werkrelatie verbreken toen zij dat wilden.
Het hof merkt nog op dat het minder dan de advocaat-generaal waarde toekent aan de opmerking van de verdachte, in het afgeluisterde telefoongesprek met [N.K.] van 14 juli 2012, dat sprake was ‘psychische terreur’. Het hof wijst daartoe bijvoorbeeld op het gesprek van 10 juli 2012, waarin de verdachte [N.K.] vermanend toesprak dat zij niet zo tekeer moest gaan. In dat gesprek zei hij onder meer: “Niemand hoeft bedreigd worden, als iemand weg wil gaan dan moet hij gaan. Je kan het toch niet tegenhouden. We zijn toch geen Jozsi’s en zo.” Het dossier geeft de indruk dat sprake was van een enigszins ambivalente verhouding tussen de verdachte en [N.K.] enerzijds en de slachtoffers anderzijds. Het slachtoffer [slachtoffer 3] verwoordde het als volgt: “Het was hulp, maar ook dwang”. Het hof ziet dit als een adequate beschrijving van de situatie. Het hof concludeert dan ook dat zonder meer sprake is geweest van uitbuiting, met alle gevolgen voor de slachtoffers van dien, maar dat deze uitbuiting anderzijds niet met een ernstige mate van dwang en dreiging gepaard is gegaan.
Voor wat betreft het witwassen overweegt het hof dat het - populair gezegd - uitgeven van het met de mensenhandel buitgemaakte geld zozeer samenhangt met die mensenhandel dat het hof, hoewel sprake is van een afzonderlijk strafbaar feit, geen grond ziet een hogere straf op te leggen dan het gedaan zou hebben als dit feit niet was ten laste gelegd en bewezen verklaard.
Ten slotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met de destijds 15-jarige [slachtoffer 8] . De toen 34-jarige verdachte heeft [slachtoffer 8] , nadat hij haar via Facebook had leren kennen en haar in Hongarije bij haar ouders had opgezocht voor een vakantie meegenomen naar Nederland. Hoewel hij bekend was met jaar jeugdige leeftijd is hij een seksuele relatie met haar aangegaan. Door zijn handelen heeft de verdachte op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het nog minderjarige, kwetsbare slachtoffer. Dat het slachtoffer, naar uit de stukken kan worden opgemaakt, met deze relatie instemde, doet daaraan niet af. De verdachte heeft zich kennelijk geen rekenschap gegeven van de belangen van de slachtoffer en de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens voorop gesteld.
De raadsvrouw heeft er in dit verband op gewezen dat een meisje in de Roma-cultuur, waartoe zowel de verdachte en [slachtoffer 8] behoren, vanaf haar veertiende als huwbaar wordt gezien. Het hof overweegt daartoe dat dit zo moge zijn, maar dat dit onverlet laat dat het hebben van een seksuele relatie met een vijftienjarig meisje naar Nederlandse maatstaven strafbaar is.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 juni 2017 is hij niet eerder onherroepelijk veroordeeld.
Alles afwegend is het hof van oordeel dat voor de onderhavige feiten oplegging van een gevangenisstraf van 36 maanden passend zou zijn. Het hof is echter met de verdediging en de advocaat-generaal van oordeel dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is geschonden doordat de behandeling in hoger beroep, op het moment van de uitspraak, drie jaar en bijna zes maanden zal hebben geduurd, zonder dat sprake is van omstandigheden die een dergelijke lange duur rechtvaardigen. Het hof is dan ook van oordeel dat de redelijke termijn is overschreden met bijna achttien maanden. Het hof zal daarom de aan de verdachte op te leggen gevangenisstraf aanzienlijk matigen zoals hieronder vermeld.

Benadeelde partijen

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 127.400,00, bestaande uit € 122.400,00 aan materiële schade (gederfde inkomsten van € 300,00 per dag, zes dagen per week, in de periode van mei 2010 tot en met december 2011) en € 5.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 5.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de stukken in het dossier onvoldoende houvast bieden voor de vaststelling van de geleden schade. Er bestaat geen duidelijkheid omtrent de door [slachtoffer 1] gewerkte periode, de bedragen die zij heeft verdiend en de persoon of personen aan wie zij (een deel van) haar verdiensten moest afstaan. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat de gevolgen van de uitbuiting door haar cliënt, gelet op het complexe verleden van [slachtoffer 1] met diverse pooiers in verschillende landen, moeilijk zijn vast te stellen. De benadeelde partij dient om die redenen niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd de vordering toe te wijzen tot een bedrag van € 24.100,00 (te weten € 19.100,00 aan materiële schade (te weten 191 dagen - in de periode 22 april 2011 tot 1 december 2011 werkte zij zes dagen per week - tegen een vergoeding van € 100,00 per gewerkte dag) en de immateriële schade van € 5000,00).
Oordeel hof
Nu de verdachte wordt vrijgesproken van mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1] , maar - kort gezegd - wel wordt veroordeeld wegens het witwassen van door uitbuiting verkregen geld, staat het hof voor de vraag of, en zo ja in hoeverre, dat geld mede afkomstig was van de uitbuiting van [slachtoffer 1] . Een vervolgvraag zou zijn in hoeverre [slachtoffer 1] door dit feit rechtstreeks schade heeft geleden.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de stukken komt weliswaar naar voren dat de verdachte van [J.N.] een deel ontving van de opbrengst van de werkzaamheden van [slachtoffer 1] , maar dat - voor zover uit die stukken al uit zou kunnen worden opgemaakt dat er sprake was van mensenhandel van [J.N.] jegens [slachtoffer 1] - deze onvoldoende inhouden op grond waarvan de omvang van dit bedrag kan worden vastgesteld of geschat. Ook overigens is hiertoe uit het dossier onvoldoende gebleken. Het hof komt dan ook tot de conclusie dat het vaststellen van het bedrag dat de verdachte en [N.K.] daaruit hebben verkregen een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Datzelfde geldt voor het vaststellen van eventuele immateriële schade. Aan de vervolgvraag komt het hof derhalve niet toe.
Het hof zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 19.700,00, bestaande uit € 12.200,00 aan materiële schade (gederfde inkomsten van € 100,00 per dag, gedurende een periode van 4 maanden) en € 7.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 17.500, te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het bedrag van de geleden materiële schade niet uit het dossier kan worden afgeleid. Ten aanzien van de immateriële schade heeft zij naar voren gebracht dat de gevolgen van de uitbuiting door haar cliënt moeilijk zijn vast te stellen. De benadeelde partij dient om die redenen niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd de vordering toe te wijzen op de wijze zoals door de rechtbank begroot.
Oordeel hof
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zich leent voor - hoofdelijke - toewijzing en wel tot na te noemen bedrag.
Het hof acht bewezen dat de benadeelde partij in de periode van 9 mei 2011 tot 1 september 2011 voor de verdachte en zijn (ex-)partner [N.K.] in de prostitutie heeft gewerkt. Het hof gaat daarom uit van een periode van 16,5 weken. Uit de verklaringen van de benadeelde partij blijkt dat zij in die periode zes dagen per week als prostituee werkzaam is geweest. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet exact wat de benadeelde per dag verdiende. Het hof acht evenwel gelet op de stukken in deze zaak en mede gelet op rechterlijke beslissingen in soortgelijke zaken aannemelijk dat de benadeelde partij per dag dat zij in de prostitutie werkte € 100,00 heeft afgedragen aan de verdachte. Op grond daarvan acht het hof een vergoeding voor gederfde inkomsten van € 100,00 per dag voor zes dagen in de week gedurende een periode van 16,5 weken (totaal € 9.900,00) als redelijke schatting voor toewijzing vatbaar en zal het de benadeelde partij voor het overige bedrag niet-ontvankelijk in haar vordering verklaren, nu - bij gebreke van een voldoende nadere onderbouwing van de vordering op dit punt - een en ander een nader onderzoek zou vereisen en dit tot een onevenredige belasting van het strafproces zou leiden.
Verder is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden.
Het enkele gegeven dat de benadeelde partij gedurende een periode van in totaal bijna vier maanden voor de verdachte en zijn (ex-)partner [N.K.] prostitutiewerkzaamheden heeft verricht onder de omstandigheden die hiervoor aan de orde zijn geweest, brengt immers mee dat immateriële schade daarvan het rechtstreekse gevolg is. Het hof acht, op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, een bedrag van € 5.000,00 als schadevergoeding redelijk en billijk en zal de vordering daarom ook op dit onderdeel en in zoverre toewijzen. Het hof zal de benadeelde partij voor het overige bedrag niet-ontvankelijk in haar vordering verklaren, nu - bij gebreke van een voldoende nadere onderbouwing van de vordering op dit punt - een en ander een nader onderzoek zou vereisen en dit tot een onevenredige belasting van het strafproces zou leiden.
De toe te wijzen bedragen zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2011.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [N.K.]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, inhoudende dat indien [N.K.] wordt veroordeeld voor mensenhandel van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en de rechtbank die vorderingen (gedeeltelijk) toewijst, de schade die [N.K.] als gevolg van die beslissing lijdt, aan de verdachte zal worden toegerekend. De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep te kennen gegeven deze vordering te handhaven. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep afgewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof stelt voorop dat, gelet op het bepaalde in artikel 51f Sv, binnen een strafrechtelijke procedure slechts ruimte is voor het toekennen van een schadevergoeding, indien de gevorderde schade het rechtstreeks gevolg is van een door de verdachte jegens dat slachtoffer gepleegd strafbaar feit, waarvoor de verdachte in die strafrechtelijke procedure wordt veroordeeld. Voor het overige is slechts de civiele rechter bevoegd tot het beoordelen van civiele vorderingen.
Nu [verdachte] in eerste aanleg van de uitbuiting van de benadeelde partij is vrijgesproken en deze vrijspraak inmiddels onherroepelijk is, is de vordering van de benadeelde partij in hoger beroep niet aan de orde. Het hof zal haar daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 47, 57, 245, 273f en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ten aanzien van [N.K.] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde en voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart de inleidende dagvaarding nietig ten aanzien van de onder 1 opgenomen zinsneden " [slachtoffer 5] ’, ‘ [slachtoffer 6] ’, ‘ [slachtoffer 7] ’ en ‘een of meer andere vrouwen’.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
32 (tweeëndertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 14.900,00 (veertienduizend negenhonderd euro) bestaande uit € 9.900,00 (negenduizend negenhonderd euro) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 september 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 14.900,00 (veertienduizend negenhonderd euro) bestaande uit € 9.900,00 (negenduizend negenhonderd euro) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
109 (honderdnegen) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 september 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [N.K.]
Verklaart de benadeelde partij [N.K.] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. A.E.M. Röttgering en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 juli 2017.