ECLI:NL:GHAMS:2017:2753

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 maart 2017
Publicatiedatum
13 juli 2017
Zaaknummer
23-002810-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van een snorfiets met bewijsproblemen rondom herkenning door verbalisanten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van diefstal van een snorfiets op 8 februari 2016 te Haarlem. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van de snorfiets met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, waarbij de verdachte samen met anderen handelde. Tijdens de zitting in hoger beroep op 17 februari 2017 heeft de raadsvrouw van de verdachte betoogd dat er onvoldoende bewijs was voor een veroordeling, met name omdat de herkenning van de verdachte door verbalisanten op basis van camerabeelden niet betrouwbaar zou zijn. Het hof heeft echter geoordeeld dat de camerabeelden van voldoende kwaliteit waren en dat de herkenning door de verbalisanten op basis van kleding, houding en postuur voldoende was om de verdachte te identificeren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de diefstal van de snorfiets. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer: 23-002810-16
Datum uitspraak: 3 maart 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 14 juli 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-100691-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 februari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 februari 2016 te Haarlem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een snorfiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die weg te nemen snorfiets onder zijn bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof zich niet met het vonnis kan verenigen, aangezien het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg en de aantekening mondeling vonnis verschillende kwalificaties vermelden.

Bewijsmotivering

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw aangevoerd dat op basis van het dossier geen bewezenverklaring kan volgen. De verdachte zou op 8 februari 2016 te Haarlem samen met anderen een snorfiets hebben gestolen. Van deze diefstal zijn camerabeelden en verschillende verbalisanten hebben aan de hand van stills van deze beelden de verdachte herkend. Naast deze herkenningen is er geen enkel bewijsmiddel waaruit volgt dat de verdachte bij de diefstal betrokken is. De herkenningen zijn niet betrouwbaar nu er geen specifieke persoonskenmerken worden genoemd, de kwaliteit van de beelden niet goed is, de verdachte niet met zijn gezicht in beeld is en onduidelijk is hoe vaak de desbetreffende verbalisanten en de verdachte elkaar hebben ontmoet. Tenslotte is er de mogelijkheid geweest dat de verbalisanten onderling hebben overlegd, aangezien zij dezelfde bewoordingen gebruiken en de verdachte pas op de stills is herkend nadat op 26 februari 2016 een foto is gemaakt van de verdachte met dezelfde kleding aan als de dader die te zien is op de stills.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof acht de zich in het dossier bevindende stills van de camerabeelden van voldoende kwaliteit en voldoende duidelijk om als basis voor herkenning te dienen. Zeven stills van de camerabeelden zijn door verbalisant [verbalisant 1] via een e‑mail verspreid onder de politiemedewerkers dienstdoende in Haarlem met de vraag of iemand de personen op de stills herkende. Een aantal verbalisanten heeft de verdachte op de stills herkend, waarbij de verbalisanten hebben aangegeven waaraan zij de verdachte hebben herkend, te weten aan de kleding, houding en postuur. Voorts relateren de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] dat zij regelmatig direct en indirect betrokken zijn geweest bij aanhoudingen van de verdachte. Gelet op bovenstaande verwerpt het hof het verweer van de raadsvrouw dat de herkenning niet betrouwbaar is.
Voorts is de enkele opmerking van de raadsvrouw dat de verbalisanten overlegd zouden hebben, voordat zij de verdachte herkenden op de stills
,niet voldoende feitelijk onderbouwd. Dit blijkt niet uit het dossier en er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verbalisanten niet onafhankelijk van elkaar de stills van de diefstal hebben bekeken en hun bevindingen hebben geverbaliseerd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 februari 2016 te Haarlem tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een snorfiets, toebehorende aan [slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van één maand.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan het stelen van een snorfiets. Diefstal op straat veroorzaakt niet alleen veel hinder en overlast voor de gedupeerde, maar draagt tevens bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 31 januari 2017 is hij eerder ter zake van vermogensdelicten veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G. Oldekamp, mr. H.A. van Eijk en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 maart 2017.
[...]