In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van diefstal van een snorfiets op 8 februari 2016 te Haarlem. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van de snorfiets met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, waarbij de verdachte samen met anderen handelde. Tijdens de zitting in hoger beroep op 17 februari 2017 heeft de raadsvrouw van de verdachte betoogd dat er onvoldoende bewijs was voor een veroordeling, met name omdat de herkenning van de verdachte door verbalisanten op basis van camerabeelden niet betrouwbaar zou zijn. Het hof heeft echter geoordeeld dat de camerabeelden van voldoende kwaliteit waren en dat de herkenning door de verbalisanten op basis van kleding, houding en postuur voldoende was om de verdachte te identificeren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de diefstal van de snorfiets. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.