ECLI:NL:GHAMS:2017:2730
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijkheid en proceskostenveroordeling in civiele zaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij de appellante niet-ontvankelijk is verklaard in haar hoger beroep. De zaak betreft een eerdere uitspraak van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 15 januari 2016. De appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. C.J.P. Liefting, had hoger beroep ingesteld, maar het hof oordeelde dat er geen rechtsgeldige opdracht aan de advocaat was gegeven om dit hoger beroep in te stellen. Dit leidde tot de bindende eindbeslissing dat de appellante niet kon worden ontvangen in haar hoger beroep.
Het hof heeft in een eerder tussenarrest op 4 april 2017 al overwogen dat de appellante niet ontvankelijk was, omdat de opdracht tot het instellen van hoger beroep ontbrak. De advocaat heeft in een akte geprobeerd het hof te verzoeken terug te komen op deze beslissing, maar het hof verwierp dit verzoek. De stelling dat het bewind van de appellante per 20 januari 2017 was opgeheven, werd als irrelevant beschouwd voor de ontvankelijkheid van het hoger beroep. Ook de poging van de advocaat om de opdracht tot hoger beroep te bekrachtigen werd als tardief en niet geldig beoordeeld.
Het hof heeft uiteindelijk de proceskosten aan de zijde van de geïntimeerde, Woningstichting Eigen Haard, toegewezen aan de advocaat van de appellante, op grond van artikel 245 Rv. De kosten zijn begroot op € 718 voor verschotten en € 1.788 voor het salaris van de advocaat. Het arrest is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.