2.1De rechtbank heeft in het in deze zaak gewezen tussenvonnis van 4 september 2013 onder 2.1 tot en met 2.13 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn gebleken uit de niet (voldoende) weersproken stellingen van partijen, komen de feiten neer op het volgende.
2.1.1.[appellanten] zijn sinds 30 december 2010 eigenaar van het perceel [adres 1] , kadastraal bekend als gemeente [gemeente 3] , sectie [sectie] , nummers [nummers 1] . [appellanten] hebben het perceel (hierna ook: het perceel van [appellanten] ), waarop zich een busstation met remise en tuin bevindt, aangekocht als beleggingsobject. Het perceel van [appellanten] wordt thans tot in ieder geval 17 juli 2019 verhuurd aan Connexxion Vastgoed B.V. (hierna: Connexxion), die voorheen eigenaar van het perceel was.
2.1.2.De Stichting heeft als doel het verwerven of bouwen van onroerend goed dat geëigend is als vergaderzaal voor het houden van openbare erediensten van de gemeenten van Jehovah’s Getuigen in Hilversum. Op 16 september 1966 heeft de Stichting het perceel [adres 2] , kadastraal bekend gemeente [gemeente 3] , sectie [sectie] , nummers [nummers 2] , in eigendom verkregen. De zich toen op het perceel (hierna ook: het perceel van de Stichting) bevindende garage is vervolgens verbouwd tot de thans aanwezige vergaderzaal (hierna: de vergaderzaal). De vergaderzaal heeft 110 zitplaatsen en twee nooddeuren in de achtergevel (hierna: de nooddeuren). De nooddeuren geven - via een afstapje - toegang tot het perceel van [appellanten] De afstand van de nooddeuren tot de openbare weg ( [naam weg] ) over het perceel van [appellanten] is ongeveer 100 meter.
2.1.3.Voorafgaand aan de koop van het onder 2.1.2 genoemde perceel heeft de Stichting de toenmalige eigenaar van het perceel van [appellanten] , N.V. Nederlandse Buurtvervoer Maatschappij (hierna: NBM), om toestemming gevraagd tot het aanbrengen van op het terrein van NBM uitkomende nooddeuren. In reactie daarop heeft NBM de Stichting bij brief van 23 mei 1966 het volgende geschreven, voor zover hier relevant:
“ (…) Zolang Uw gemeente eigenaresse dan wel huurster is van de garage, staande op het perceel [adres 3] (…), verlenen wij Utoestemmingtot het maken van 2 nooduitgangen van 70 cm. breedte in deze garage, welke nooduitgangen op ons terrein uitkomen, doch alleen ingeval van nood(brand e.a.) zullen worden gebruikt.
(…)
Mocht ons blijken, dat de uitgangen op andere wijze worden gebruikt dan in geval van nood, dan behouden wij ons het recht om onze toestemming in te trekken.
Bij beëindiging of intrekking van onze toestemming, dient e.e.a. op Uw kosten in de oorspronkelijke toestand te worden gebracht en opgeleverd. (…)”
2.1.4.Op 11 juli 1966 hebben Burgemeester en Wethouders (hierna: B & W) van de gemeente Hilversum de Stichting een bouwvergunning verstrekt, die een aantal voorwaarden bevat. Voorwaarde g van de bouwvergunning luidt als volgt, voor zover hier relevant:
“ g. (…)
De met VD (op de bouwtekening – hof) aangegeven deuren zijn vluchtdeuren; deze moeten naar buiten draaiend zijn afgehangen en van binnenuit eenvoudig zijn te openen zonder gebruikmaking van losse voorwerpen zoals sleutels e.d.”
2.1.5.Op 3 december 2003 heeft de commandant van de brandweer te Hilversum namens B&W van de gemeente Hilversum een gebruiksvergunning afgegeven aan de Stichting met betrekking tot de vergaderzaal. Daarin is het volgende opgenomen, voor zover hier relevant:
“ (…) Het aantal personen dat tegelijkertijd in het object aanwezig mag zijn is vastgesteld op 200 personen (…) rekening houdend met de beschikbare vluchtmogelijkheden.
De beide nooduitgangen dienen te worden voorzien van een traptrede aan de buitenzijde. Dit dient uiterlijk vijf maanden na het afgeven van de vergunning te zij uitgevoerd. (…)”
2.1.6.In overleg met de brandweer en de Stichting heeft Connexxion, toenmalig eigenaar van het perceel van [appellanten] , de onder 2.1.5. genoemde traptreden (hierna: de stoepjes) aangelegd op het perceel van [appellanten] Na een grondsanering in 2006 heeft Connexxion - toen nog steeds eigenaar van het perceel van [appellanten] - de stoepjes teruggeplaatst.
2.1.7.Bij brief van 16 maart 2011 heeft de raadsman van [appellanten] de Stichting gesommeerd de stoepjes te verwijderen, de nooddeuren vaststaand te maken en zich te onthouden van ieder gebruik van het perceel van [appellanten] Voorts heeft hij namens [appellanten] betwist dat er een erfdienstbaarheid is gevestigd of door verjaring is ontstaan en heeft hij de verjaring zo nodig gestuit.
2.1.8.Bij brief van 24 maart 2011 heeft de Stichting de raadsman van [appellanten] laten weten geen gehoor te zullen geven aan zijn sommatie omdat er volgens haar een erfdienstbaarheid van nooduitgang bestaat en zij op grond van de gemeentelijke bepalingen en brandweervoorschriften een redelijk belang heeft bij de blijvende uitoefening daarvan.
2.1.9.In overleg met [appellanten] heeft Connexxion in 2012 hekken laten plaatsen die het perceel van [appellanten] afsluiten van de openbare weg ( [naam weg] ). Hierdoor kan deze weg vanaf de nooddeuren niet meer door de Stichting worden bereikt.
2.1.10.Bij brief van 25 januari 2013 aan de Stichting heeft de raadsman van [appellanten] de bij brief van 23 mei 1966 door de rechtsvoorganger van [appellanten] verleende toestemming voor het maken van de nooddeuren opgezegd en de Stichting gesommeerd de situatie weer terug te brengen in de oorspronkelijke staat.
2.1.11.De Stichting heeft sinds 1966 nooit gebruik gemaakt van de nooddeuren.
2.1.12.Er is ten laste van het perceel van [appellanten] geen erfdienstbaarheid ingeschreven in de openbare registers, noch is daarvan in enige akte melding gemaakt.