Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
”
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is aangespannen door de vader van een 12-jarige minderjarige, die wilsbekwaam is bevonden, en die weigert chemotherapie te ondergaan na een operatie voor een hersentumor. De vader is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland, die zijn vordering om de gecertificeerde instelling (JGB) te verplichten een verzoek tot vervangende toestemming voor medische behandeling in te dienen, had afgewezen. De vader stelt dat JGB onrechtmatig handelt door dit verzoek niet in te dienen, terwijl de minderjarige wilsbekwaam is en zijn toestemming voor de behandeling weigert. JGB heeft zich beroepen op de wilsbekwaamheid van de minderjarige, zoals vastgesteld door de behandelend arts, en heeft geweigerd om een verzoek tot vervangende toestemming in te dienen. Het hof oordeelt dat JGB in redelijkheid tot deze beslissing heeft kunnen komen, gezien de wilsbekwaamheid van de minderjarige. De vader heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd om het oordeel van de artsen te betwisten. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter, met uitzondering van de proceskostenveroordeling, en wijst de vorderingen van de vader in hoger beroep af.