In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, waarin de vorderingen van [appellant] tot schadevergoeding werden afgewezen. [appellant] had op 30 januari 2004 een woning gekocht van [geïntimeerde], maar ontdekte in 2014 dat de serre niet goed was onderheid en was gezakt. Na een bouwkundige expertise door ir. [X] werd vastgesteld dat de serre een maximale afwijking had van 1,11% en dat de ondergrond was gezakt. [appellant] vorderde in eerste aanleg schadevergoeding van € 14.500,67 en expertisekosten, maar de kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van non-conformiteit, omdat [appellant] niet had aangetoond dat de gebreken het normaal gebruik van de woning belemmerden.
In hoger beroep heeft [appellant] zijn eis verminderd en zich gericht op de verlaging van de verkoopprijs van de woning. Het hof oordeelde dat de woning niet aan de overeenkomst voldeed, maar dat de gebreken niet zodanig waren dat ze het normaal gebruik van de woning in de weg stonden. De grieven van [appellant] werden verworpen, en het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter. [appellant] werd veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties.