ECLI:NL:GHAMS:2017:265
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de weigering van ABN AMRO om hypothecaire lening over te nemen na scheiding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. [appellant] was gehuwd met [V.] en samen hadden zij een hypothecaire lening afgesloten bij ABN AMRO voor hun gemeenschappelijke woning. Na hun scheiding wilde [appellant] het aandeel van [V.] in de hypothecaire lening overnemen, maar ABN AMRO weigerde dit verzoek omdat de leencapaciteit van [appellant] onvoldoende was. [appellant] stelde dat ABN AMRO onrechtmatig had gehandeld door niet met hem in overleg te treden over de overname van de lening en dat dit had geleid tot een restschuld en een negatieve BKR-codering, waardoor hij zijn werk als financieel adviseur niet meer kon uitoefenen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat ABN AMRO niet onrechtmatig had gehandeld en dat er geen schade was die in oorzakelijk verband stond met een eventuele schending van de zorgplicht. In hoger beroep heeft het hof de grieven van [appellant] verworpen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Het hof oordeelde dat ABN AMRO niet verplicht was om partij te kiezen in het geschil tussen [appellant] en [V.] en dat de verkoop van de woning door [V.] rechtmatig was. Het hof heeft [appellant] veroordeeld in de proceskosten van het geding in appel.