ECLI:NL:GHAMS:2017:2647
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van mishandeling na onvoldoende bewijs in hoger beroep
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1985, was beschuldigd van mishandeling van een slachtoffer op 20 oktober 2016 in Amsterdam. De tenlastelegging hield in dat de verdachte het slachtoffer met kracht zou hebben geslagen in het gezicht. Tijdens de zitting in hoger beroep op 21 juni 2017 heeft de verdachte ontkend de mishandeling te hebben gepleegd en ook ontkend in het bezit te zijn van een trainingsbroek met drie Andreaskruizen, die door een getuige als kenmerkend voor de dader was genoemd.
Het hof heeft het proces-verbaal van aanhouding van de verbalisanten als onvoldoende concreet beoordeeld om tot een bewezenverklaring te komen. De verdachte werd aangehouden op basis van een signalement, maar het hof kon niet met zekerheid vaststellen dat zij de kleding droeg die door de getuige was beschreven. Gezien de ontkenning van de verdachte en het gebrek aan overtuigend bewijs, heeft het hof besloten het vonnis van de politierechter te vernietigen en de verdachte vrij te spreken van de ten laste gelegde mishandeling.
De beslissing van het hof benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken. Het hof heeft de vordering van het openbaar ministerie, die een veroordeling tot dezelfde straf als door de politierechter was opgelegd, afgewezen. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de voorzitter niet in staat was het arrest mede te ondertekenen.