ECLI:NL:GHAMS:2017:2642

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 juli 2017
Publicatiedatum
7 juli 2017
Zaaknummer
23-000836-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake bedreiging van een Koninklijke Marechaussee wachtmeester

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Suriname in 1972, was aangeklaagd voor het bedreigen van een wachtmeester van de Koninklijke Marechaussee op 20 juli 2015 te Schiphol. De verdachte zou de woorden 'Snij je kop eraf' hebben geuit tegen de wachtmeester, die hem een boete had opgelegd voor het rijden zonder gordel. Het hof heeft vastgesteld dat de bedreiging wettig en overtuigend bewezen is, en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 250,00, subsidiair 5 dagen hechtenis, te betalen in vijf maandelijkse termijnen van € 50,00. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn recente werkloosheid en financiële problemen, en heeft besloten dat de geldboete in termijnen mag worden betaald. De vordering van de benadeelde partij tot immateriële schadevergoeding is afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften uit het Wetboek van Strafrecht toegepast, en heeft de verdachte als strafbaar verklaard voor de bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000836-17
datum uitspraak: 5 juli 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 18 augustus 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-157595-15 tegen
[verdachte],
geboren te distrikt Suriname (Suriname) op [geboortedag] 1972,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 juni 2017.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 juli 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer [naam] (Algemeen Opsporingsamtenaar (wachtmeester 1e klasse) bij de Koninklijke Marechaussee heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend voornoemde [naam] de woorden toegevoegd: "Snij je kop eraf" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 juli 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, [naam] , wachtmeester 1e klasse bij de Koninklijke Marechaussee, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend voornoemde [naam] de woorden toegevoegd: "Snij je kop eraf".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 250 subsidiair 5 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete zoals door de politierechter opgelegd, te voldoen in vijf maandelijkse termijnen van elk
€ 50.
De verdachte heeft ter terechtzitting zijn persoonlijke omstandigheden toegelicht. De verdachte is recent als gevolg van een faillissement van zijn werkgever zijn baan als taxichauffeur kwijt geraakt en zoekt thans een andere baan. Om deze reden is het van groot belang dat hij de mogelijkheid behoudt om een VOG te verkrijgen. De verdachte heeft samen met zijn echtgenote de zorg over hun twee kinderen, waarvan één kind speciale zorg behoeft. De verdachte heeft dusdanig veel schulden dat hij zich heeft aangemeld voor een schuldsaneringstraject.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Nadat het slachtoffer, een wachtmeester van de Koninklijke Marechaussee, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, de verdachte een boete had aangezegd wegens het rijden zonder gordel, heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een ernstige mondelinge bedreiging van het slachtoffer. Het hof rekent dit de verdachte aan, temeer daar deze bedreiging gebeurde op de openbare weg ten overstaan van omstanders. Een dergelijke bedreiging aan het adres van een ambtenaar die onder meer is belast met het handhaven van de openbare orde, tast het veiligheidsgevoel van deze ambtenaar in het bijzonder en van de samenleving in het algemeen aan.
Het hof heeft acht geslagen op de straf die in soortgelijke gevallen pleegt te worden opgelegd en waarvan de oplegging haar weerslag heeft gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.
In het voordeel van de verdachte weegt het hof mee dat uit een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 juni 2017 blijkt dat hij niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk is veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden. Vanwege de geringe draagkracht van de verdachte zal het hof bepalen dat deze geldboete in termijnen mag worden betaald.

Vordering van de benadeelde partij [naam]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot immateriële schadevergoeding. Deze bedraagt € 150. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening. Tevens is een schadevergoedingsmaatregel ter hoogte van € 150, subsidiair drie dagen hechtenis opgelegd.
De advocaat-generaal heeft het hof verzocht deze vordering geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2015 en oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.
De verdachte heeft ter terechtzitting het hof verzocht de vordering af te wijzen.
Naar het oordeel van het hof is aannemelijk dat de benadeelde partij zich, zoals hij heeft verklaard, bedreigd heeft gevoeld en hiervan last en hinder heeft ondervonden. Dit brengt echter niet zonder meer met zich dat sprake is van aantasting in de persoon zoals bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Daarvoor is immers nodig dat sprake is van geestelijk letsel, dan wel van een zeer ernstige inbreuk op de integriteit van zijn persoon. Het hof stelt vast dat de gestelde immateriële schade - behoudens een algemene weergave van de gevolgen - niet is onderbouwd met enig stuk. Evenmin is gesteld of anderszins gebleken dat sprake is geweest van dergelijk letsel of een dusdanige inbreuk op de integriteit van de persoon van de benadeelde, dat de vordering tot vergoeding van immateriële schade zonder meer toewijsbaar is.
Het hof is dan ook van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24a, 24c, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de
geldboetemag worden voldaan in
5 (vijf) termijnenvan
1 maand, elke termijn groot
€ 50,00 (vijftig euro).
Vordering van de benadeelde partij [naam]
Verklaart de benadeelde partij [naam] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 juli 2017.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[.......]