ECLI:NL:GHAMS:2017:2640

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 juni 2017
Publicatiedatum
7 juli 2017
Zaaknummer
23-000877-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugwijzing van een strafzaak naar de rechtbank wegens onregelmatige dagvaarding

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 8 december 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in Suriname en thans zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hem ten laste was gelegd dat hij op 5 oktober 2015 te Amstelveen als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was bij een verkeersongeval en de plaats van het ongeval had verlaten. Tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat de dagvaarding in eerste aanleg niet op rechtsgeldige wijze was betekend, omdat deze niet was betekend op de bekende adressen van de verdachte in Suriname en Almere. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in eerste aanleg niet was verschenen, omdat hij niet op de juiste wijze op de hoogte was gesteld van de zitting. Gezien deze onregelmatigheden heeft het hof geoordeeld dat de politierechter niet had mogen beslissen over de hoofdzaak. Het hof heeft daarom het vonnis van de politierechter vernietigd en de zaak teruggeworpen naar de rechtbank Amsterdam voor verdere behandeling. De beslissing van het hof is genomen in aanwezigheid van de meervoudige strafkamer, waarbij de griffier ook aanwezig was. De oudste raadsheer was echter niet in staat om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000877-17
datum uitspraak: 21 juni 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 december 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-024036-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1968,
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
adres in buitenland: [adres 1] (Suriname).

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 juni 2017.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 5 oktober 2015, te Amstelveen, als degene door wiens gedraging als bestuurder van een motorrijtuig een verkeersongeval was veroorzaakt of die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval op of aan de Beneluxlaan, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer]) letsel en/of schade was toegebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven. Het hof overweegt daartoe als volgt.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep het hof verzocht de strafzaak terug te wijzen naar de politierechter in de rechtbank Amsterdam, omdat de verdachte in eerste aanleg niet op rechtsgeldige wijze is gedagvaard, aangezien is verzuimd de dagvaarding te betekenen op zijn adres in Suriname ([adres 1] Paramaribo) alsmede op zijn adres in Almere (Isadora Duncanweg 12), terwijl het openbaar ministerie vanwege een andere tegen de verdachte aanhangige strafzaak en in het bijzonder een schorsingsbeslissing van het gerechtshof Den Haag van 12 april 2016 in die zaak van beide adressen op de hoogte was.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep opgemerkt het standpunt van de raadsman te delen.
Het hof stelt voorop dat, overeenkomstig vaste jurisprudentie, op grond van artikel 423, tweede lid, Wetboek van Strafvordering, terugwijzing dient plaats te vinden wanneer de eerste rechter ter terechtzitting aan de behandeling ten gronde niet had mogen toekomen, omdat een van de personen die een kernrol vervullen bij het onderzoek ter terechtzitting - waartoe de verdachte wordt gerekend - aldaar niet is verschenen, terwijl hij niet op de bij de wet voorgeschreven wijze op de hoogte is gebracht van de dag van de terechtzitting en zich evenmin een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat die dag hem tevoren bekend was.
Het hof stelt allereerst vast dat het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg van 8 december 2016 heeft plaatsgevonden buiten aanwezigheid van de verdachte. Gebleken is voorts dat het gerechtshof Den Haag op 12 april 2016 een verzoek tot schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte in de strafzaak met parketnummer 22-001418-14 heeft toegewezen. Als bijzondere voorwaarde is in deze beslissing opgenomen dat de verdachte te allen tijde voor het openbaar ministerie bereikbaar is via het opgegeven verblijfsadres [adres 2] Almere. Aldus was ten tijde van het dagvaarden van de verdachte in onderhavige zaak bij het openbaar ministerie een relatief recent adres van de verdachte bekend. Gelet hierop had de dagvaarding (ook) op dat adres moeten worden betekend, hetgeen niet is gebeurd. Nu de verdachte in eerste aanleg niet is verschenen, volgt hieruit – nu zich evenmin een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de dag van de terechtzitting hem tevoren bekend was - dat de rechter in eerste aanleg heeft beslist over de hoofdzaak, terwijl hij niet had mogen toekomen aan de behandeling ten gronde.
Bij deze stand van zaken moet het vonnis in eerste aanleg worden vernietigd en moet de zaak worden teruggewezen naar de rechtbank Amsterdam, teneinde de zaak op de inleidende dagvaarding te berechten en af te doen in de stand waarin het onderzoek zich bevond op het tijdstip van het uitroepen van de zaak op de terechtzitting in eerste aanleg. In zoverre wijst het hof het verzoek van de raadsman toe.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep.
Wijst de zaak terug naar de rechtbank Amsterdam, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 juni 2017.
De oudste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.