ECLI:NL:GHAMS:2017:2609
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen ongegrond verklaard verzet in de gerechtsdeurwaarderswet
In deze zaak heeft klaagster op 18 september 2016 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam van 2 september 2016, waarin haar verzet tegen een eerdere beschikking van 10 maart 2015 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De gerechtsdeurwaarder heeft op 21 december 2016 een verweerschrift ingediend. De zaak is behandeld op de openbare terechtzitting van 8 juni 2016, waar klaagster en de gerechtsdeurwaarder niet verschenen. Het hof heeft kennisgenomen van de stukken van de eerste instantie en de ingediende stukken.
Het hof heeft vastgesteld dat klaagster een klacht had ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder, welke klacht door de plaatsvervangend voorzitter van de kamer als kennelijk ongegrond werd afgewezen. Klaagster heeft verzet ingesteld, maar volgens artikel 39, lid 4 van de gerechtsdeurwaarderswet staat er geen rechtsmiddel open tegen de beslissing van de kamer op het verzet. Dit rechtsmiddelenverbod kan alleen worden doorbroken als er een fundamenteel rechtsbeginsel is veronachtzaamd, wat in deze zaak niet is gesteld of gebleken.
Daarom heeft het hof geoordeeld dat klaagster niet kan worden ontvangen in haar hoger beroep. De beslissing is op 27 juni 2017 openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.