ECLI:NL:GHAMS:2017:2609

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2017
Publicatiedatum
4 juli 2017
Zaaknummer
200.199.514/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen ongegrond verklaard verzet in de gerechtsdeurwaarderswet

In deze zaak heeft klaagster op 18 september 2016 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam van 2 september 2016, waarin haar verzet tegen een eerdere beschikking van 10 maart 2015 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De gerechtsdeurwaarder heeft op 21 december 2016 een verweerschrift ingediend. De zaak is behandeld op de openbare terechtzitting van 8 juni 2016, waar klaagster en de gerechtsdeurwaarder niet verschenen. Het hof heeft kennisgenomen van de stukken van de eerste instantie en de ingediende stukken.

Het hof heeft vastgesteld dat klaagster een klacht had ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder, welke klacht door de plaatsvervangend voorzitter van de kamer als kennelijk ongegrond werd afgewezen. Klaagster heeft verzet ingesteld, maar volgens artikel 39, lid 4 van de gerechtsdeurwaarderswet staat er geen rechtsmiddel open tegen de beslissing van de kamer op het verzet. Dit rechtsmiddelenverbod kan alleen worden doorbroken als er een fundamenteel rechtsbeginsel is veronachtzaamd, wat in deze zaak niet is gesteld of gebleken.

Daarom heeft het hof geoordeeld dat klaagster niet kan worden ontvangen in haar hoger beroep. De beslissing is op 27 juni 2017 openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.199.514/01 GDW
nummer eerste aanleg : 274.2015
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 27 juni 2017
inzake
[naam] ,
wonend te [plaats] ,
appellante,
tegen
[naam] ,
gerechtsdeurwaarder te [plaats] ,
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante (hierna: klaagster) heeft op 18 september 2016 een beroepschrift met bijlagen bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 2 september 2016 (ECLI:NL:TGDKG:2016:98).
1.2.
De kamer heeft in de bestreden beslissing het verzet van klaagster tegen de beschikking van de plaatsvervangend voorzitter van de kamer van 10 maart 2015, waarbij de klacht van klaagster tegen geïntimeerde (hierna: de gerechtsdeurwaarder) als kennelijk ongegrond was afgewezen, ongegrond verklaard.
1.3.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 21 december 2016 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.4.
De zaak is, voor zover het betreft de ontvankelijkheid van klaagster in het hoger beroep, behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 8 juni 2016. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De gerechtsdeurwaarder is - met berichtgeving vooraf - evenmin verschenen.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken

3.De ontvankelijkheid van klaagster in het hoger beroep

3.1.
Klaagster heeft een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder heeft verweer gevoerd. De plaatsvervangend voorzitter van de kamer heeft vervolgens bij beschikking van 10 maart 2015 de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Deze beschikking is op 25 maart 2015 aan klaagster toegezonden, waarna klaagster bij e-mail van 26 maart 2015 verzet heeft ingesteld tegen deze beschikking. Het verzetschrift is behandeld op de terechtzitting van 24 juni 2016. De kamer heeft bij beslissing van 2 september 2016 het verzet ongegrond verklaard.
3.2.
Artikel 39, lid 4 gerechtsdeurwaarderswet (Gdw) bepaalt dat tegen de beslissing van de kamer op het verzet voor de klager geen rechtsmiddel openstaat. Dat is ook vermeld onder de beslissing waarvan beroep. Van het in voormeld wetsartikel opgenomen rechtsmiddelenverbod kan slechts worden afgeweken, indien bij de totstandkoming van de beslissing een zo fundamenteel rechtsbeginsel is veronachtzaamd, dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken. Dit laatste is gesteld noch gebleken.
3.3.
Het voorgaande leidt ertoe dat klaagster niet kan worden ontvangen in haar hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 2 september 2016.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2017 door de rolraadsheer.