In deze zaak gaat het om een klacht van klager tegen een notaris en een kandidaat-notaris. Klager verwijt de notarissen dat zij bij de levering van een recreatiewoning in 2006 niet hebben gesproken over de noodzaak van het opstellen van een testament voor zijn partner, die later is overleden zonder testament. Klager stelt dat hij en zijn partner niet zijn gewezen op de gevolgen van het ontbreken van een testament. Daarnaast verwijt klager de notaris dat deze kort en ongemotiveerd heeft gereageerd op een brief van klager waarin hij zijn bezorgdheid over de situatie uitdrukt. De kamer voor het notariaat heeft de klacht van klager ongegrond verklaard, en het hof bevestigt deze beslissing. Het hof oordeelt dat de notaris niet nalatig is geweest, omdat hij wel degelijk informatie heeft verstrekt en dat het aan de partner was om een testament op te stellen. De klacht wordt afgewezen, en het hof bevestigt de beslissing van de kamer.