2.1.Het gaat in dit incident om het volgende, waarbij het hof aanleiding ziet – gelet op de uitvoerige vaststelling van de feiten zoals deze in het arrest van 17 mei 2006, waarnaar het hof verwijst, al heeft plaatsgevonden – voor een goed begrip deze feiten nog eens, toegespitst op dit incident, weer te geven.
( i) [appellanten] hebben in 2007 gekocht en in eigendom verkregen het perceel met opstal, staande en gelegen aan de [adres 1] , kadastraal bekend als [plaats] (verder: [adres 1] ).
(ii) [geïntimeerden] hebben in 2010 van de Stichting Volkshuisvestingsgroep Wooncompagnie (verder: Wooncompagnie) gekocht en in eigendom verkregen het woonhuis met ondergrond, erf en verdere aanhorigheden, staande en gelegen aan de [adres 2] , kadastraal bekend als [plaats] , alsmede een achtererf met loods, kadastraal bekend als [plaats] (gezamenlijk verder: [adres 2] ). [geïntimeerden] hadden de woning tot 2010 gehuurd van Wooncompagnie.
(iii) [adres 2] en [adres 1] liggen naast elkaar, partijen zijn buren van elkaar. Tussen de panden aan de [adres 2] en [adres 1] ligt een erf (verder ook: het erf).
(iv) Het in 1970 gebouwde pand aan de [adres 1] van [appellanten] steekt deels uit voorbij de kadastrale erfgrens aan de zijde van [adres 2] . De oorspronkelijke zijgevel van het pand aan de [adres 1] bestond uit een stenen muur. [appellanten] hebben over de gehele lengte van de oorspronkelijke zijgevel heen een betimmering aangebracht, bestaande uit kunststof schroten.
( v) Sinds enige jaren zijn partijen in een geschil verwikkeld over de overbebouwing van de stenen zijgevel van de oorspronkelijke bebouwing uit 1970 en over de door [geïntimeerden] verlangde verwijdering van wat [appellanten] sinds 2007 hebben aangebracht voorbij de kadastrale erfgrens. Daarover gaat de onderhavige procedure.
(vi) De rechtbank Noord-Holland heeft bij het in dit hoger beroep bestreden vonnis van 8 juli 2015 (verder: het vonnis van 8 juli 2015), gewezen tussen [geïntimeerden] als eisers in conventie, verweerders in reconventie en [appellanten] als gedaagden in conventie, eisers in reconventie, samengevat en voor zover thans van belang, in conventie onder meer a) voor recht verklaard dat het gehele perceel [adres 2] tot aan de stenen zijgevel van het oorspronkelijke pand uit 1970 gelegen aan de [adres 1] de volle en onbelaste eigendom is van [geïntimeerden] en zij met uitsluiting van een ieder bevoegd zijn van dit perceel gebruik te maken, b) [appellanten] hoofdelijk bevolen een aantal opgesomde (bouw)werken en/of objecten te verwijderen, c) [appellanten] hoofdelijk veroordeeld de nooddeur te verwijderen en de opening dicht te metselen, d) [appellanten] hoofdelijk veroordeeld de aanwezige (riolerings)buizen en de (erfgrens)put te verwijderen, e) ten aanzien van de onder
b,
cen
dgenoemde bevelen bepaald dat ter zake bij niet nakoming een dwangsom wordt verbeurd van € 250,= per dag met een maximum van € 10.000,=.
(vii) Tegen dit vonnis hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld. [appellanten] hebben bij wege van incident gevorderd de uitvoerbaarheid bij voorraad van dit vonnis te schorsen totdat op het hoger beroep is beslist. Het hof heeft die vordering bij het tussenarrest van 17 mei 2016 afgewezen.
(viii) [geïntimeerden] hebben op 20 mei 2016 een afschrift van het arrest van 17 mei 2016 aan [appellanten] laten betekenen, waarbij [appellanten] is aangezegd dat binnen veertien dagen na betekening van het arrest de volledig verbeurde dwangsommen, in totaal een bedrag van € 10.000,=, dienen te worden voldaan.
(ix) Bij brief van 27 juni 2016 hebben [appellanten] Wooncompagnie gesommeerd om ervoor zorg te dragen dat het pad dat oorspronkelijk was gelegen tussen het pand van [geïntimeerden] en het pand van [appellanten] (verder: het litigieuze pad) en inmiddels als (gedeelte van de) tuin bij [geïntimeerden] in gebruik is, wordt hersteld en daartoe [geïntimeerden] te sommeren de situatie te herstellen conform hetgeen bij de akte van levering van 29 april 2010 door Wooncompagnie aan [geïntimeerden] is overgedragen. Daarbij is Wooncompagnie aansprakelijk gehouden voor de schade van [appellanten] voor zover Wooncompagnie niet aan deze sommatie gevolg geeft.