ECLI:NL:GHAMS:2017:2498
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Klacht tegen een gerechtsdeurwaarder met betrekking tot onjuiste beslagvrije voet en onvriendelijke bejegening
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een gerechtsdeurwaarder. De klacht bestond uit twee onderdelen: ten eerste dat de gerechtsdeurwaarder gedurende een lange periode een onjuiste beslagvrije voet heeft gehanteerd, ondanks een toezegging aan klaagster dat deze zou worden verhoogd. Ten tweede werd de gerechtsdeurwaarder verweten dat klaagster telefonisch onvriendelijk is bejegend. Het hof heeft de klacht gegrond verklaard met betrekking tot het eerste onderdeel en heeft de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opgelegd. Het tweede onderdeel van de klacht werd ongegrond verklaard.
De zaak begon met een beroepschrift van de gerechtsdeurwaarder tegen een eerdere beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders, die de klacht van klaagster gegrond had verklaard. Klaagster had in haar verzoeken om terugbetaling en schadevergoeding geen kans van slagen, aangezien de tuchtprocedure hiervoor niet de juiste weg biedt. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de kamer waren vastgesteld, en heeft de argumenten van beide partijen gehoord tijdens de openbare zitting op 13 april 2017.
Het hof concludeerde dat de gerechtsdeurwaarder de toezegging tot aanpassing van de beslagvrije voet niet is nagekomen, wat leidde tot financiële en persoonlijke problemen voor klaagster. De gerechtsdeurwaarder had echter voldoende bewijs geleverd dat klaagster niet onvriendelijk was bejegend. De beslissing van de kamer werd vernietigd, en het hof legde een berisping op aan de gerechtsdeurwaarder, zonder aanzegging, omdat er geen structurele tekortkomingen waren aangetoond.