ECLI:NL:GHAMS:2017:2491

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 juni 2017
Publicatiedatum
27 juni 2017
Zaaknummer
13/684096-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van voorlopige hechtenis van een jeugdige verdachte na ernstige feiten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 juni 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een jeugdige verdachte, geboren in 2001, die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 3 mei 2017, die de verlenging van zijn gevangenhouding beval. Daarnaast was er een hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft de advocaat-generaal, deskundigen van de Jeugdbescherming, de Raad voor de Kinderbescherming, de ouders van de verdachte en de verdachte zelf gehoord, bijgestaan door zijn raadsman, mr. K.H.T. van Gijssel.

Het hof heeft de ernst van de feiten, waarbij bejaarde personen op grove wijze zijn overvallen, in overweging genomen. Ondanks de jeugdige leeftijd van de verdachte en het feit dat hij nog niet eerder met justitie in aanraking is gekomen, heeft het hof geoordeeld dat er zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden moeten zijn voor schorsing van de voorlopige hechtenis. Het hof beschikte over een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, waarin de persoonlijke omstandigheden van de verdachte werden toegelicht en voorwaarden werden geformuleerd om het recidivegevaar te reduceren. De ouders van de verdachte hebben hun medewerking toegezegd aan het voorgestelde plan.

Uiteindelijk heeft het hof besloten het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis toe te wijzen, met oplegging van voorwaarden. Het hof heeft echter het voorstel van de Raad voor de Kinderbescherming om 'So Cool' als voorwaarde op te leggen, afgewezen, omdat dit aan de zittingsrechter is om te bepalen. De beschikking is gegeven in raadkamer, en de advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.

Uitspraak

13/684096-17
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[appellant] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
wonende te [adres]
thans verblijvende in [detentie] ,
tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 3 mei 2017, voor zover houdende bevel tot verlenging van de geldigheidsduur van zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 4 mei 2017, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beschikking van die rechtbank. Tevens is aan de orde het namens de verdachte op 23 mei 2017 ingestelde hoger beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van 23 mei 2017.
Het hof heeft gezien de beslissingen waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal, de deskundigen van de Jeugdbescherming en de Raad voor de Kinderbescherming, de ouders van de verdachte en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. K.H.T. van Gijssel.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beslissingen waarvan beroep, voor zover aan het hof onderworpen, en de gronden waarop de beslissingen berusten.
Gelet op de uitzonderlijke ernst van de feiten waarbij veelal bejaarde personen op een grove manier zijn overvallen, welke feiten zich in een zeer korte tijd hebben afgespeeld, is het hof van oordeel dat de door de raadsman bestreden gronden onverkort van toepassing zijn.
Met betrekking tot het door de verdachte mondeling gedane verzoek tot schorsing overweegt het hof dat er sprake is van een zeer ernstige feiten en een geschokte rechtsorde. Onder die omstandigheden kan van een schorsing alleen sprake zijn als zich zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden voordoen. Die bijzondere omstandigheden zouden kunnen liggen in de jeugdige leeftijd van de verdachte en het feit dat hij niet eerder contact heeft gehad met justitie. Voor een schorsing is dan noodzakelijk dat er een gedegen plan van aanpak ligt, bijvoorbeeld van de Raad voor de Kinderbescherming. Daarvan is in de onderhavige zaak sprake. Het hof beschikt over een rapport van 15 juni 2017 van de Raad voor de Kinderbescherming met een begeleidende brief van diezelfde datum. Daarin zijn de persoonlijke omstandigheden van de verdachte toegelicht en zijn concrete voorwaarden geformuleerd waarmee het recidivegevaar geacht kan worden in toereikende mate te kunnen worden gereduceerd. De heer [naam 1] van de Raad voor de Kinderbescherming en mevrouw [naam 2] van de Jeugdbescherming hebben dit advies ter zitting toegelicht en onderschreven. De ouders van de verdachte hebben hun medewerking toegezegd. Om die reden zal het hof het verzoek van de verdachte toewijzen en de voorlopige hechtenis schorsen onder oplegging van voorwaarden. Het door de Raad voor de Kinderbescherming gesuggereerde voorstel om So Cool als voorwaarde op te leggen zal door het hof niet worden gevolgd, in aanmerking genomen dat het vooralsnog aan de zittingsrechter 13/684096-17
is om te bepalen of So Cool als leerstraf zal worden opgelegd.

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beslissingen.
WIJST TOE het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
SCHORST het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van
donderdag 22 juni 2017 te 12:00 uurtot aan de inhoudelijke behandeling van zijn zaak, welke beslissing afzonderlijk zal worden geminuteerd.
Deze beschikking is gegeven op 21 juni 2017 in raadkamer van dit hof door
mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, voorzitter,
mrs. A.M. van Woensel en N.R.A. Meerbeek, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 21 juni 2017,
de advocaat-generaal