ECLI:NL:GHAMS:2017:2488
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Schorsing van voorlopige hechtenis in hoger beroep met betrekking tot gevangenisstraf
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 juni 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1988 en thans verblijvende in detentie, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, die op 23 mei 2017 een bevel tot gevangenhouding had gegeven. Het hof heeft de akte van de griffier van de rechtbank en de stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis bestudeerd en heeft zowel de advocaat-generaal als de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw, gehoord.
Het hof heeft geconcludeerd dat er voldoende ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte, ondanks de argumenten van de raadsvrouw. Het hof oordeelt dat het uitzitten van een onherroepelijk opgelegde gevangenisstraf in beginsel als alternatief kan dienen voor voorlopige hechtenis. Dit kan, behoudens contra-indicaties, een grond voor schorsing opleveren. Het hof heeft besloten de voorlopige hechtenis van de verdachte tijdelijk te schorsen, zodat hij de opgelegde gevangenisstraf in een andere zaak kan ondergaan. De schorsing is ingegaan op 22 juni 2017 om 12:00 uur en blijft van kracht tot de detentie in de andere zaak eindigt of tot de detentiefasering begint.
De beschikking bevat ook voorwaarden waaraan de verdachte moet voldoen, zoals het niet onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis en het meewerken aan identificatieprocedures. Het hof heeft het beroep tegen de bestreden beschikking afgewezen voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, maar heeft het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis toegewezen.