ECLI:NL:GHAMS:2017:2486

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 juni 2017
Publicatiedatum
27 juni 2017
Zaaknummer
15/872136-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige hechtenis en afwijzing verzoek tot schorsing in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 juni 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1974 en thans verblijvende in het huis van bewaring De Geniepoort te Alphen aan den Rijn, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, die op 18 mei 2017 het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis had afgewezen. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft zowel de advocaat-generaal als de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. F.D.W. Siccama, gehoord.

Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd en is van oordeel dat er voldoende ernstige bezwaren zijn om de voorlopige hechtenis te continueren. Het hof heeft overwogen dat er sinds de eerdere beschikking van 4 januari 2017 geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die ten gunste van de verdachte zijn veranderd. De beoordeling van de bewijsvoering zal pas plaatsvinden bij de inhoudelijke behandeling van de zaak. Het hof heeft ook het verzoek van de verdachte tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen, omdat er sprake is van een zeer ernstig feit en een geschokte rechtsorde. Er zijn geen bijzondere persoonlijke omstandigheden aangetoond die een schorsing zouden rechtvaardigen.

De beslissing van het hof houdt in dat het beroep tegen de bestreden beslissing wordt afgewezen, evenals het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beschikking is gegeven in raadkamer en de advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.

Uitspraak

15/872136-16
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[appellant] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
wonende te [adres] ,
thans verblijvende in het huis van bewaring De Geniepoort te Alphen aan den Rijn,
tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 18 mei 2017, voor zover houdende afwijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 19 mei 2017, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beslissing van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beslissing waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman mr. F.D.W. Siccama.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beslissing waarvan beroep en de gronden waarop deze berust.
Het hof neemt over hetgeen de rechtbank heeft overwogen in het bevel gevangenhouding ten aanzien van de ernstige bezwaren. Het hof is van oordeel dat ook in dit stadium van de procedure voldoende ernstige bezwaren zijn om de voorlopige hechtenis te continueren. De vraag of er voldoende en deugdelijk bewijs is voor de feiten zal eerst bij de inhoudelijke behandeling aan de orde komen. Van een situatie waarbij op voorhand vast staat dat het dossier evident onvoldoende en/of slechts ondeugdelijk bewijs bevat, is geen sprake. Het hof merkt daarbij in het bijzonder op dat er sinds de beschikking van dit hof van 4 januari 2017 op dit punt niets ten gunste van de verdachte is veranderd. Het hof overweegt dat dit eveneens van toepassing is met betrekking tot de gronden die aan de voorlopige hechtenis ten grondslag liggen.
Het hof is van oordeel dat een omstandigheid als bedoeld in artikel 67a, derde lid, Sv zich thans niet voordoet en zal derhalve de voorlopige hechtenis niet opheffen.
Met betrekking tot het door de verdachte mondeling gedane verzoek tot schorsing overweegt het hof dat er sprake is van een zeer ernstig feit en een geschokte rechtsorde. Onder die omstandigheden kan van een schorsing alleen sprake zijn als zich zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden voordoen. Daarvan is niet gebleken. Om die reden zal het hof het verzoek van de verdachte afwijzen.
15/872136-16

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beslissing, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 21 juni 2017 in raadkamer van dit hof door
mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, voorzitter,
mrs. A.M. van Woensel en N.R.A. Meerbeek, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 21 juni 2017,
de advocaat-generaal