Uitspraak
De feiten en de rechtsgang
De beoordeling
De beslissing
De beoordeling
De beslissing
donderdag 22 juni 2017 te 12:00 uurtot aan de inhoudelijke behandeling van zijn zaak,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 juni 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de officier van justitie tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 2 juni 2017. De rechtbank had de vordering tot gevangenhouding van de verdachte afgewezen. Het hof heeft de stukken van de zaak bestudeerd, waaronder de akte van de griffier van de rechtbank en de verklaringen van de advocaat-generaal en de raadsvrouw van de verdachte, mr. C.M. Buisman. Het hof oordeelt dat de recidivegrond van toepassing is, gezien de documentatie van de verdachte en het feit dat hij in een proeftijd liep ten tijde van het tenlastegelegde. De ernst van de verdenking, die een gevangenisstraf van twaalf jaren of meer kan opleveren, rechtvaardigt de voorlopige hechtenis. Het hof is van mening dat de vrijlating van de verdachte maatschappelijke onrust zou veroorzaken, maar ziet geen aanleiding voor vluchtgevaar.
De raadsvrouw heeft een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis ingediend, waarbij zij heeft aangetoond dat de verdachte zich vrijwillig heeft gemeld bij hulpverleningsinstanties. Het hof heeft dit verzoek toegewezen, onder de voorwaarde dat de verdachte zich aan bepaalde voorwaarden houdt, zoals het niet onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis en het verschijnen bij justitiële instanties. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de gevangenhouding van de verdachte voor de duur van 90 dagen bevolen, met ingang van 22 juni 2017.