In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld tot hechtenis voor de duur van zes weken voor het aanbieden van harddrugs op de openbare weg, specifiek op de Warmoesstraat in Amsterdam, op 2 mei 2014. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd, omdat dit vonnis slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de vereisten van artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en heeft dit bewezen verklaard. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat in zijn nadeel weegt. Het hof heeft echter ook rekening gehouden met het tijdsverloop sinds het bewezen verklaarde feit en heeft besloten om geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen, maar in plaats daarvan een taakstraf van veertig uren. De beslissing is genomen op basis van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van de verdachte.
De toepasselijke wettelijke voorschriften zijn de artikelen 2.7 lid 2 en 6.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 Amsterdam en de artikelen 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van veertig uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, S.E.F. Rahimbaks, en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. J.L.M. Boek, die buiten staat was om te ondertekenen.