ECLI:NL:GHAMS:2017:2441

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 juni 2017
Publicatiedatum
26 juni 2017
Zaaknummer
23-000944-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en vrijspraak poging tot zware mishandeling met veroordeling voor bedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor een poging tot zware mishandeling en bedreiging. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en is tot een andere bewezenverklaring gekomen. De verdachte is vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling, omdat niet wettig en overtuigend was bewezen dat hij opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Echter, het hof heeft wel bewezen verklaard dat de verdachte de subsidiair ten laste gelegde bedreiging met zware mishandeling heeft gepleegd. Dit gebeurde op 23 december 2015 te Wormerveer, waar de verdachte dreigend een steen in de richting van het slachtoffer gooide.

De strafbaarheid van het bewezen verklaarde is niet uitgesloten, en de verdachte is strafbaar bevonden. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, maar het hof heeft in hoger beroep besloten om een taakstraf op te leggen van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Het hof heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf gelast, maar deze is vervangen door een taakstraf. De beslissing van het hof is genomen na afweging van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000944-16
datum uitspraak: 13 juni 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 3 maart 2016 in de strafzaak onder de parketnummers 15-259328-15 en 13-200600-14 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
30 mei 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 december 2015 te Wormerveer, gemeente Zaanstad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen een steen, althans een hard voorwerp heeft gegooid in de richting van het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 23 december 2015 te Wormerveer, gemeente Zaanstad, een eprsoon, te weten [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend meermalen een steen gegooid in de richting van het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Vrijspraak

Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdachte dient dan ook van het primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 december 2015 te Wormerveer, gemeente Zaanstad, een persoon, te weten [slachtoffer], heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend meermalen een steen gegooid in de richting van het lichaam van die [slachtoffer].
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstaf voor de duur van drie weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 40 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Toen een medewerker van een fietsenstalling de vrouw in verdachte’s gezelschap waarschuwde, omdat zij de spoorrails overstak op een gevaarlijke plaats, heeft de verdachte stenen in de richting van die medewerker gegooid. Hiermee heeft hij zich schuldig gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling en heeft hij gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer en in de samenleving in het algemeen veroorzaakt. Blijkens het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 mei 2017 is de verdachte bovendien eerder verschillende malen wegens bedreiging veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt. Mede daarom ziet het hof geen aanleiding om met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht af te zien van het opleggen van een straf of maatregel.
Het hof acht, gelet op het voorgaande, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte – hij heeft inmiddels werk en een verblijfplaats gevonden – ziet het hof echter aanleiding om te volstaan met een werkstraf, zij het een van grotere omvang dan door de advocaat-generaal geëist.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 december 2014 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van één week met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
In hetgeen hierboven omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte/veroordeelde is overwogen, ziet het hof aanleiding om – gelijk is verzocht door de raadsman en gevorderd door de advocaat-generaal – in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van na te melden duur gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 december 2014, parketnummer 13-200600-14, te weten een gevangenisstraf van 1 week met een proeftijd van 2 jaren, te vervangen door een
taakstrafvoor de duur van
14 (veertien) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. J.L.M. Boek, in tegenwoordigheid van S.E.F. Rahimbaks, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
13 juni 2017.
mr. J.L.M. Boek is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.