Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
- (een gewoonte maken van het plegen van) witwassen, en/of
- valsheid in geschrift, en/of
- een feit als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voorbereiden of bevorderen door te trachten een ander te bewegen om dat feit te plegen, mede te plegen of uit te lokken, en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen, en/of door te trachten zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit te verschaffen, en/of door voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, en/of
- opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder A en/of onder B en/of onder C van de Opiumwet gegeven verbod, en/of
- afpersing en/of
- bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, en/of
- (zware) mishandeling en/of
- een ander door geweld of enige andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid, gericht hetzij tegen die ander hetzij tegen derden, wederrechtelijk dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, en/of
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Vonnis waarvan beroep
Vordering van het openbaar ministerie
Het bewijs van het tenlastegelegde
Doppiote Hilversum, waarbij [medeverdachte 2] aan zijn gesprekspartners [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en nog een persoon, mededeelt dat hij nog een bedrag van 35.000 euro tegoed heeft van ‘ [naam] , die kamper’, waarmee hij het kennelijk over de verdachte heeft. Opgemerkt zij dat de stelling van de verdachte dat niet hij degene is die in dit gesprek door [medeverdachte 2] met ‘ [naam] , die kamper’ wordt aangeduid, onaannemelijk is, nu tussen de gespreksgenoten kennelijk niet de minste twijfel aanwezig is wie daarmee wordt bedoeld en de verdachte met deze aanduiding toch in ieder geval de voor de hand liggende persoon is, nu [naam] zijn voornaam is en hij op een woonwagenkamp woonachtig is en niemand anders in het dossier naar voren komt op wie de aanduiding “ [naam] , die kamper” betrekking zou kunnen hebben.