Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
2.De feiten
3.De beoordeling
grief 1faalt.
grief 2evenmin kan slagen.
grief 3moet worden verworpen.
grief 4tevergeefs is voorgesteld.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering van de woningstichting Eigen Haard tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van een woning. De appellant, die sinds 28 maart 2007 huurde van Eigen Haard, werd beschuldigd van het exploiteren van een hennepkwekerij in de gehuurde woning. De kantonrechter had eerder in een vonnis van 1 september 2016 de vordering van Eigen Haard afgewezen, maar Eigen Haard ging in hoger beroep. De appellant betwistte de tekortkoming niet, maar voerde aan dat zijn medische problematiek niet voldoende was meegewogen in de belangenafweging. Het hof oordeelde dat de tekortkoming van de appellant, namelijk het exploiteren van een hennepkwekerij, een ernstige schending van de huurovereenkomst vormde. Het hof stelde vast dat de kantonrechter terecht had geoordeeld dat de vordering tot ontbinding en ontruiming toewijsbaar was, en dat de persoonlijke omstandigheden van de appellant niet opwogen tegen het belang van Eigen Haard bij handhaving van haar beleid. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij de appellant werd veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep.