ECLI:NL:GHAMS:2017:2418

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 juni 2017
Publicatiedatum
23 juni 2017
Zaaknummer
200.197.960/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging voor het plaatsen van een scootmobiel in gemeenschappelijke ruimte van een appartementencomplex

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen de Vereniging van Eigenaren (VvE) van het gebouw 'Het Wuiver' te Spanbroek en een eigenaar van een appartementsrecht, aangeduid als [geïntimeerde]. De VvE had eerder besloten dat het stallen van vervoermiddelen in de gemeenschappelijke ruimten van het appartementencomplex niet is toegestaan. [geïntimeerde] heeft hiertegen bezwaar gemaakt, omdat zij gezondheidsklachten heeft en haar scootmobiel in de gemeenschappelijke ruimte moet kunnen stallen. De kantonrechter heeft haar verzoek toegewezen, wat de VvE in hoger beroep aanvecht.

Tijdens de mondelinge behandeling op 4 april 2017 en een daaropvolgende descente op 9 mei 2017, waarbij partijen tot een minnelijke regeling zijn gekomen, heeft het hof vastgesteld dat de scootmobiel van [geïntimeerde] in de lift past, mits het stuur licht wordt gedraaid. De partijen hebben een regeling getroffen waarbij [geïntimeerde] haar scootmobiel onder bepaalde voorwaarden in de gemeenschappelijke hal mag plaatsen. Deze voorwaarden omvatten onder andere dat de scootmobiel niet in de hal op de begane grond mag worden achtergelaten en dat de VvE het recht heeft om de toestemming in te trekken indien de voorwaarden niet worden nageleefd.

Het hof heeft de eerdere beschikking van de kantonrechter vernietigd en de machtiging verleend aan [geïntimeerde] om haar scootmobiel te plaatsen in de gemeenschappelijke hal, zoals overeengekomen in de regeling. De kostenveroordeling is in beide instanties afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team 1
zaaknummer : 200.197.960/01
zaak/repnummer rechtbank Noord-Holland: 4896768 \ EJ VERZ 16-123
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 20 juni 2017
inzake
VERENIGING VAN EIGENAREN VAN HET GEBOUW “HET WUIVER”
TE SPANBROEK,
gevestigd te Spanbroek, gemeente Opmeer,
appellante,
advocaat: mr. N. Lubach te Alkmaar,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M. Zwennes te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna de VvE en [geïntimeerde] genoemd.
De VvE is bij beroepschrift met producties, ontvangen ter griffie van het hof op
29 augustus 2016, in hoger beroep gekomen van de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de kantonrechter) onder bovengenoemd nummer op 29 juli 2016 heeft gegeven tussen [geïntimeerde] als verzoekster en de VvE als verweerster.
Op 7 november 2016 is ter griffie van het hof een verweerschrift in hoger beroep met producties van [geïntimeerde] ingekomen.
Op 4 april 2017 heeft de mondelinge behandeling van het hoger beroep plaatsgevonden, waarbij mr. Lubach (namens de VvE) en mr. Zwennes (namens [geïntimeerde] ) het woord hebben gevoerd. Beide advocaten hebben zich bediend van aan het hof overgelegde aantekeningen. Voorts hebben partijen inlichtingen verschaft. Het hof heeft ter zitting een descente gelast.
Op 9 mei 2017 heeft de descente plaatsgevonden in het appartementengebouw in aanwezigheid van [geïntimeerde] , mr. Zwennes, mr. Lubach en mevrouw [A] (werkzaam bij Dekra). Partijen zijn bij deze gelegenheid tot een vergelijk gekomen en hebben ermee ingestemd dat het hof overeenkomstig dat vergelijk zal beslissen. Van de descente is proces-verbaal opgemaakt. Ten slotte is de uitspraak bepaald op heden.

2.Feiten

Het gaat in deze zaak - kort en zakelijk weergegeven - om het volgende.
2.1.
De VvE voert het beheer over de gemeenschappelijke gedeelten en zaken van
het in appartementsrechten gesplitste gebouw “Het Wuiver” te Spanbroek.
2.2.
[geïntimeerde] is eigenaar van het appartementsrecht [adres]. Zij is daar tevens woonachtig. Haar woning bevindt zich op de eerste verdieping. [geïntimeerde] bezit een scootmobiel.
2.3.
De algemene ledenvergadering (ALV) van de VvE heeft op 15 februari 2016 besloten dat het rijden en/of stallen van vervoermiddelen in de algemene ruimten
(het trappenhuis) van het appartementengebouw niet is toegestaan.
2.4.
[geïntimeerde] heeft op 10 maart 2016 een verzoekschrift bij de kantonrechter te
Alkmaar ingediend, strekkende tot vernietiging van het voornoemde besluit wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid. [geïntimeerde] heeft daartoe aangevoerd dat zij gezondheidsklachten heeft en dat zij haar scootmobiel om die reden in de gemeenschappelijke ruimte bij haar woning moet kunnen stallen. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van de zaak op 12 juli 2016 heeft [geïntimeerde] de kantonrechter aanvullend verzocht haar te machtigen de scootmobiel in de algemene ruimten van het appartementengebouw te plaatsen. De VvE heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter zowel het initiële als het aanvullende verzoek van [geïntimeerde] toegewezen en de VvE in de proceskosten veroordeeld.

3.Beoordeling

3.1.
[geïntimeerde] heeft bij gelegenheid van de descente verklaard dat zij de oorspronkelijk achterop de scootmobiel bevestigde ‘box’ heeft laten verwijderen. Het hof heeft geconstateerd dat de scootmobiel thans 151 cm lang en 67 cm [geïntimeerde] is en dat de scootmobiel in de lift past indien het stuur licht wordt gedraaid. [geïntimeerde] was tijdens de descente niet in staat op de scootmobiel de lift in te rijden. Zij kon alleen lopend, met de scootmobiel aan de hand, de lift betreden. Uitdrukkelijk is met [geïntimeerde] besproken en haar in overweging gegeven om bij de eventuele aanschaf van een nieuwe scootmobiel een kleiner model te kiezen, dat in de lift past zonder dat het stuur hoeft te worden gedraaid.
3.2.
Omdat het tijdens de descente gevoerde overleg heeft geleid tot een minnelijke regeling behoeven de grieven geen behandeling.
3.3.
De tussen partijen overeengekomen regeling houdt het volgende in:
- de VvE staat [geïntimeerde] toe dat zij de scootmobiel plaatst in de gemeenschappelijke hal op de eerste verdieping aan de kant van de trap naar de tweede verdieping (zoals te zien op de als productie 4 aan de ‘memorie van antwoord’ van
8 november 2016 gehechte foto).
- De toestemming wordt verleend onder de volgende voorwaarden:
a. a) de hiervoor (onder 3.1.) genoemde lengte en breedte van de scootmobiel blijven gehandhaafd;
b) [geïntimeerde] zal de scootmobiel bij het betreden van de lift steeds aan de hand nemen;
c) telkens nadat [geïntimeerde] met haar scootmobiel het appartementengebouw heeft verlaten of daarin is teruggekeerd zorgt zij ervoor dat de toegangsdeur op de begane grond van het appartementengebouw weer wordt gesloten;
d) [geïntimeerde] zal de scootmobiel nimmer in de hal op de begane grond achterlaten.
- de VvE is gerechtigd haar toestemming in te trekken indien [geïntimeerde] zich niet houdt aan een of meer van de hiervoor genoemde voorwaarden.
3.4.
De regeling brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en dat moet worden beslist zoals in de regeling is bepaald. Het hof zal die beslissing geven in de vorm van een machtiging als bedoeld in artikel 5:121 lid 1 BW.
3.5.
In de uitkomst van de zaak ziet het hof aanleiding in beide instanties geen kostenveroordeling uit te spreken.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
verleent machtiging aan [geïntimeerde] om haar scootmobiel overeenkomstig de hiervoor onder 3.3 genoemde regeling en voorwaarden te plaatsen in gemeenschappelijke hal op de eerste verdieping van het appartementengebouw Het Wuiver te Spanbroek;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het door [geïntimeerde] meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.J.M. Smit, J.C.W. Rang en E.P. Stolp en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2017.