ECLI:NL:GHAMS:2017:2386

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 juni 2017
Publicatiedatum
22 juni 2017
Zaaknummer
23-001513-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van een voertuig en toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een politieambtenaar

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1994, was aangeklaagd voor diefstal van een Mercedes en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een politieambtenaar tijdens een achtervolging. De feiten vonden plaats op 17 februari 2013, toen de verdachte samen met een medeverdachte een mobiele telefoon en autosleutels uit een woning heeft gestolen en vervolgens met de gestolen Mercedes op de vlucht is geslagen voor de politie. Tijdens de achtervolging heeft de verdachte met hoge snelheid op een politievoertuig ingereden, waarbij de agent, [verbalisant 1], zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder gebroken ribben. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar achtte de diefstal en de zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 jaar. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, de politieagent, tot schadevergoeding van € 4.500,00 toegewezen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001513-16
Datum uitspraak: 7 juni 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 april 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-654035-13 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
adres: [adres 1]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 november 2016, 24 mei 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 17 februari 2013 te Amsterdam, omstreeks 02.00 uur, althans gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning (gelegen aan de [adres 2] ) heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk iPhone 4S) en/of (een) autosleutel(s) (behorende bij een (personen)auto van het merk Mercedes, kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming in voornoemde woning;
2 primair:
hij op of omstreeks 17 februari 2013 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (personen)auto (merk Mercedes, kenteken: [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen (personen)auto onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht met behulp van de door diefstal verkregen autosleutel(s), in elk geval door middel van een valse sleutel;
2
subsidiair:
hij op of omstreeks 17 februari 2013 te Amsterdam en/of te Laren, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een (personen)auto (merk Mercedes, kenteken: [kenteken] ) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3
primair:
hij op of omstreeks 17 februari 2013 te Laren, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk [verbalisant 1] (agent van politie Gooi & Vechtstreek), van het leven te beroven, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met de door hem, verdachte en/of zijn mededader(s) bestuurde (personen)auto (van het merk Mercedes, kenteken [kenteken] ) met (relatief) hoge snelheid is ingereden op voornoemde [verbalisant 1] , die op dat moment in een opvallend dienstvoertuig zat en daarmee de weg versperd had (teneinde de doorgang voor verdachte en/of zijn medededader(s) te blokkeren), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
subsidiair:
hij op of omstreeks 17 februari 2013 te Laren tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [verbalisant 1] (agent van politie Gooi & Vechtstreek), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een of meer gebroken rib(ben)), heeft toegebracht, immers heeft hij, verdachte, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), met de door hem, verdachte en/of zijn mededader(s) bestuurde (personen)auto (van het merk Mercedes, kenteken [kenteken] ) met (relatief) hoge snelheid ingereden op voornoemde [verbalisant 1] , die op dat moment in een opvallend dienstvoertuig zat en daarmee de weg versperd had (teneinde de doorgang voor verdachte en/of zijn medededader(s) te blokkeren);
3
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 17 februari 2013 te Laren, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk [verbalisant 1] (agent van politie Gooi & Vechtstreek), zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met de door hem, verdachte en/of zijn mededader(s) bestuurde (personen)auto (van het merk Mercedes, kenteken [kenteken] ) met (relatief) hoge snelheid is ingereden op voornoemde [verbalisant 1] , die op dat moment in een opvallend dienstvoertuig zat en daarmee de weg versperd had (teneinde de doorgang voor verdachte en/of zijn medededader(s) te blokkeren), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3 uiterst subsidiair:
dat hij op of omstreeks 17 februari 2013 te Laren, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een(personen)auto, van het merk Mercedes, kenteken [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg, de Hilversumseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met (relatief) hoge snelheid heeft gereden over voornoemde weg en/of niet (tijdig) zijn voornoemde motorrijtuig heeft gestopt en/of niet (tijdig) is uitgeweken met zijn voornoemde motorrijtuig, waardoor een ander ( [verbalisant 1] , agent van politie Gooi & Vechtstreek) zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer gebroken rib(ben), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 3 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte heeft samen met zijn mededader, [medeverdachte] , de iPhone, autosleutels en de Mercedes van aangever [benadeelde 1] weggenomen en is vervolgens met de gestolen Mercedes gaan rijden. De politie heeft de achtervolging van de Mercedes ingezet. Na een dollemansrit, waarbij de verdachte met zeer hoge snelheid heeft gereden, is de Mercedes op de lange, rechte en verlichte Hilversumseweg komen te rijden, met politieauto’s achter zich aan en twee politieauto’s die hem tegemoet kwamen. De zwaailichten van al deze politievoertuigen stonden aan. Op deze weg is de verdachte met hoge snelheid doorgereden en zonder af te remmen of uit te wijken, opzettelijk ingereden op het vóór hem op de rijbaan geplaatste politievoertuig van [verbalisant 1] . De verdachte heeft dit gedaan terwijl hij voldoende tijd had om te reageren en te anticiperen op het stilstaande politievoertuig van [verbalisant 1] en er ook voldoende ruimte was om dit voertuig te passeren. Derhalve heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de bestuurder van het politievoertuig, [verbalisant 1] , zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft primair bepleit dat de verdachte van de ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken omdat niet bewezen kan worden dat de verdachte de Mercedes heeft bestuurd. De verklaring van de medeverdachte is onbetrouwbaar en daarom niet bruikbaar voor het bewijs, terwijl het DNA-materiaal van de verdachte door secundaire overdracht op de bestuurdersairbag terecht kan zijn gekomen, zodat ook dit niet aantoont dat de verdachte de bestuurder is geweest.
Subsidiair, indien de verdachte wel als bestuurder wordt aangemerkt, heeft de raadsman vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde bepleit, omdat niets kan worden vastgesteld over door de verdachte in verband met feit 1 verrichte handelingen, terwijl uit het enkele feit dat de verdachte de gestolen Mercedes heeft bestuurd niet kan worden afgeleid dat hij verantwoordelijk is voor het (medeplegen van het) stelen van de autosleutels en de Mercedes.
Het subsidiaire betoog strekkende tot vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde wijst op een gebrek aan bewijs voor opzet op de ten laste gelegde handelingen. Het uitgevoerde (nader) onderzoek maakt niet aannemelijk dat de verdachte de aanrijding kon voorkomen. De tijdspanne van twee seconden tussen het tot stilstand komen van de auto van [verbalisant 1] en de aanrijding was daarvoor te kort. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat het bestaan van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel van [verbalisant 1] niet kan worden bewezen, nu uit algemene ervaringsregels volgt dat wanneer een dienstvoertuig dwars op de weg is geplaatst om een ‘verdachte’ auto tot stilstand te brengen, de politieambtenaar niet meer aanwezig is in dit voertuig. De verdachte had er dan ook op mogen vertrouwen dat het politievoertuig leeg was. Bovendien heeft de verdachte de al dan niet bestaande aanmerkelijke kans op een aanrijding met het politievoertuig niet aanvaard. Het gedrag van de verdachte zou immers leiden tot een gevolg dat hij juist trachtte te vermijden: hij wilde ontsnappen en door in te rijden op het voertuig zou hij juist worden aangehouden. Daarnaast zou hij het risico lopen zelf gewond te raken. Die kans op aanhouding en eigen letsel, vormen, net als in het Porsche arrest, contra-indicaties voor het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans op de aanrijding.
Oordeel van het hof
Het hof acht bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en verwerpt de verweren van de raadsman op grond van de hiernavolgende overwegingen.
Het hof gaat uit van de volgende gang van zaken. Op 17 februari 2013 omstreeks 2.00 uur werden een mobiele telefoon (iPhone 4S) en een autosleutel behorende bij een Mercedes AMG, kenteken [kenteken] , uit de woning van aangever [benadeelde 1] weggenomen. Ook werd de betreffende Mercedes gestolen. De aangever, wakker geworden door het specifieke geluid van de motor van de Mercedes, belde onmiddellijk 112. Omstreeks 2.05 uur zagen verbalisanten de betreffende Mercedes op de A1 richting Amersfoort rijden. Zij zetten de achtervolging in. Tijdens de achtervolging zagen verbalisanten twee personen in de Mercedes zitten, beiden voorin. Omstreeks 2.20 uur reed de Mercedes, nog steeds achtervolgd, nu door een aantal politievoertuigen met zwaailichten, op de Hilversumseweg te Laren. Dit is een rechte, goed verlichte en overzichtelijke weg. Op deze weg reden twee politievoertuigen met zwaailichten de Mercedes tegemoet. Verbalisant [verbalisant 1] bestuurde het voorste voertuig en verbalisant [verbalisant] het achterste. Op een afstand van ongeveer 900 meter zag [verbalisant] de Mercedes naderen. Op het moment dat de Mercedes ongeveer 250 meter was verwijderd van het voertuig van [verbalisant 1] , plaatste deze zijn dienstvoertuig dwars op de rijbaan van de Mercedes in een poging deze tot stilstand te brengen. De verdachte reed met hoge snelheid door en botste frontaal op dit voertuig. Op het moment van de botsing was [verbalisant 1] bezig uit zijn dienstvoertuig te stappen. Hij liep door de aanrijding zwaar lichamelijk letsel op, waaronder gebroken ribben en kneuzingen van de nekwervels.
Kort na de aanrijding werden de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] dichtbij de plaats van de aanrijding aangehouden. Op de airbag aan de bestuurderszijde van de Mercedes werd DNA aangetroffen dat overeenkomt met het DNA van de verdachte. Op de airbag aan de zijde van de bijrijder werd DNA aangetroffen dat overeenkomt met het DNA van medeverdachte [medeverdachte] . Er werd geen DNA van de verdachte aangetroffen op de airbag aan de zijde van de bijrijder en evenmin DNA van de medeverdachte aan de zijde van de bestuurder.
Het hof acht de resultaten van het DNA-onderzoek redengevend voor het bewijs van het feit dat de verdachte als bestuurder van de Mercedes is opgetreden. De verdachte heeft geen deze redengevendheid ontzenuwende verklaring afgelegd, terwijl zijn medeverdachte een verklaring heeft afgelegd die steun biedt aan de conclusie die gelet op het DNA-onderzoek voor de hand ligt, te weten dat de verdachte als bestuurder is opgetreden. Gelet op de resultaten van het DNA-onderzoek is het ook uiterst onwaarschijnlijk dat het DNA-materiaal van de verdachte, zoals door de raadsman als mogelijkheid geopperd, door ‘secundaire overdracht’ op de bestuurdersairbag is terechtgekomen. Bij gebreke van enige verklaring of andere aanwijzing die steun kan bieden aan deze geopperde mogelijkheid, acht het hof ‘secundaire overdracht’ niet aannemelijk. In het licht van het voorgaande is het hof van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de gestolen Mercedes heeft bestuurd.
Het hof stelt voorts vast dat sprake is van een zeer kort tijdsbestek tussen het moment van de diefstal van de telefoon, de autosleutel en de Mercedes te Amsterdam en het moment waarop verbalisanten de Mercedes met twee inzittenden, die later de verdachte en zijn medeverdachte bleken te zijn, rijdend op de A1 signaleerden en de achtervolging inzetten, waaraan de verdachte en zijn mededader hebben geprobeerd te ontkomen. Het zeer korte tijdsbestek tussen de diefstal en het moment waarop de verdachte en zijn mededader in het bezit van het gestolene zijn aangetroffen, acht het hof in hoge mate redengevend voor het bewijs van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde. Dit tijdsbestek maakt immers een andere gang van zaken dan dat de verdachte en zijn medeverdachte tezamen en in vereniging de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde diefstallen hebben gepleegd, tot een bijna louter theoretische mogelijkheid. Het vluchtgedrag van de verdachte en zijn medeverdachte komt daar nog bij. De verdachte heeft geen deze redengevendheid ontzenuwende verklaring gegeven. In het licht van het vorenstaande is het hof dan ook van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte en zijn medeverdachte tezamen en in vereniging de telefoon, de autosleutel en de Mercedes hebben gestolen. Het hof acht het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Voorts stelt het hof vast dat na de afrit Muiden/Weesp op de Leeuwenveldseweg door politievoertuigen is getracht de Mercedes middels een autoprocedure tot stilstand te brengen. De verdachte wist te ontkomen en heeft met een aanzienlijke snelheid, en achtervolgd door verschillende politievoertuigen met zwaailichten over de A1, door het centrum van Laren en op de Hilversumseweg gereden. De verdachte moet zich aldus bewust zijn geweest van de politievoertuigen achter zich en, gelet op de omstandigheid dat de Hilversumseweg een rechte, goed verlichte en overzichtelijke weg is en mede gelet op de verklaring van verbalisant [verbalisant] dat zij de Mercedes van een afstand van 900 meter zag aankomen, van de politievoertuigen met zwaailichten die hem op de Hilversumseweg tegemoet kwamen. Ook moet de verdachte zich hebben gerealiseerd dat de hem tegemoetkomende politievoertuigen hem tot stoppen zouden proberen te brengen. In aanmerking genomen dat het politievoertuig van [verbalisant 1] ongeveer 2 seconden stil heeft gestaan voordat dit door de verdachte werd geraakt, en daaraan noodzakelijkerwijs een aantal seconden vooraf is gegaan waarin [verbalisant 1] zijn voertuig heeft afgeremd en schuin op de rijbaan heeft gemanoeuvreerd, is het hof van oordeel dat voor de verdachte voldoende tijd en gelegenheid heeft bestaan de Mercedes tot stilstand te brengen, althans in sterke mate af te remmen en/of (te proberen) het voertuig van [verbalisant 1] te ontwijken, waarvoor ook voldoende ruimte bestond. De verdachte heeft echter op geen enkele manier gereageerd of geanticipeerd op de situatie. Hij heeft geen gas teruggenomen, is niet uitgeweken, maar is in volle vaart doorgereden. Gelet op het korte tijdsbestek tussen het moment waarop [verbalisant 1] zijn voertuig stilzette en het moment van de aanrijding, moet de verdachte zich hebben gerealiseerd dat in dat voertuig nog een of meer personen zaten.
Door onder deze omstandigheden met een aanzienlijke en onverminderde snelheid in te rijden op het politievoertuig van [verbalisant 1] kan het, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm, niet anders dan dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [verbalisant 1] als gevolg daarvan zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Deze gang van zaken verschilt dan ook van de situatie in het door de raadsman genoemde Porsche-arrest, waarin sprake was van een gevaarlijke verkeersmanoeuvre en ongeval
vermijdendgedrag van de verdachte. Enige verklaring die eventueel een ander licht zou kunnen werpen op deze gang van zaken, heeft de verdachte niet afgelegd. Het hof verwerpt dan ook het verweer van de raadsman en acht het onder 3 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Voorwaardelijk verzoek

De raadsman heeft ter zitting in hoger beroep kanttekeningen gemaakt bij de inhoud van het verrichte nader onderzoek, zoals neergelegd in het proces-verbaal van bevindingen van [naam] , voor zover dat inhoudt dat uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat een gemiddeld persoon een reactietijd van ongeveer één seconde heeft en hij heeft vraagtekens geplaatst bij de deskundigheid en de objectiviteit van [naam] . Gelet op deze onduidelijkheden (waarmee, naar het hof begrijpt, wordt gedoeld op de genoemde reactietijd van één seconde en de deskundigheid en objectiviteit van [naam] ), heeft de raadsman het voorwaardelijk verzoek gedaan – in geval van veroordeling voor een van de onder 3 ten laste gelegde opzet varianten – nader onderzoek te laten verrichten door een onafhankelijke deskundige op het gebied van verkeersongevallen en een deskundige op het gebied van de psychologie, in het bijzonder met betrekking tot waarneming en reactievermogen.
Nu het hof zijn bewijsoordeel niet baseert op voormeld proces-verbaal van bevindingen en de daarin neergelegde, door de raadsman in twijfel getrokken wetenschappelijke inzichten, is de voorwaarde waaronder dit verzoek is gedaan niet vervuld, zodat het hof ter zake geen beslissing behoeft te nemen. Voor zover de raadsman heeft willen betogen dat het door hem verzochte onderzoek ook zou moeten worden verricht indien het hof tot een veroordeling wegens een opzetdelict komt ook zonder gebruikmaking voor het bewijs van bedoeld proces-verbaal van [naam] , is het hof de noodzaak van dit onderzoek niet gebleken en wordt het verzoek afgewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 17 februari 2013 te Amsterdam, omstreeks 02.00 uur, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [adres 2] , heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk iPhone 4S) en een autosleutel behorende bij een personenauto van het merk Mercedes, kenteken [kenteken] , toebehorende aan [benadeelde 1]
2 primair:
hij op 17 februari 2013 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto, merk Mercedes, kenteken [kenteken] , toebehorende aan [benadeelde 1] , waarbij verdachte en zijn mededader de weg te nemen personenauto onder hun bereik hebben gebracht met behulp van de door diefstal verkregen autosleutel;
3 subsidiair:
hij op 17 februari 2013 te Laren aan een persoon genaamd [verbalisant 1] (agent van politie Gooi & Vechtstreek), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, immers heeft hij met dat opzet met de door hem bestuurde personenauto van het merk Mercedes, kenteken [kenteken] , met hoge snelheid ingereden op Jonkers, die op dat moment in een opvallend dienstvoertuig zat en daarmee de weg versperd had teneinde de doorgang voor verdachte te blokkeren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde onder 1, 2 primair en 3 subsidiair zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en de ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren.
De raadsman heeft verzocht om, in het geval van een bewezenverklaring, de straf te matigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich ’s nachts samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal van een telefoon en een autosleutel uit een woning en heeft vervolgens met die sleutel een personenauto gestolen. Vervolgens zijn de verdachte en zijn medeverdachte op de vlucht geslagen voor de politie, hetgeen heeft geresulteerd in een ongeveer twintig minuten durende gevaarlijke achtervolging over de A1, via Weesp en door Laren en omstreken. De verdachte is kilometers achtervolgd door verschillende politievoertuigen met zwaailichten, heeft daarbij met veel te hoge snelheden gereden en is uiteindelijk ingereden op een politievoertuig dat vóór hem op de rijbaan was geplaatst teneinde een einde te maken aan het gevaarlijke weggedrag en de verdachte te doen stoppen. De verdachte heeft met zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van gezagsdrager [verbalisant 1] en op het eigendom van [benadeelde 1] . Het hof rekent de verdachte deze handelingen zwaar aan.
De ernst van het bewezen verklaarde feit rechtvaardigt in beginsel oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid van aanzienlijke duur.
In het voordeel van de verdachte houdt het hof, mede gelet op zijn jeugdige leeftijd, in enige mate rekening met het tijdsverloop. Voorts merkt het hof op dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie niet eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld. Teneinde de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst aan strafbare feiten schuldig te maken, zal het hof een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en de ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [verbalisant 1]

De benadeelde partij [verbalisant 1] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.500,00, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij integraal zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft primair verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren en subsidiair de vordering te matigen.
Het hof overweegt als volgt.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De begroting van de omvang van immateriële schade is voorbehouden aan de rechter, die daarbij niet is gebonden aan de gewone regels omtrent stelplicht en bewijslast (HR 17 november 2000, NJ 2001/215). Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar maatstaven van billijkheid schatten op € 4500,00, waarbij in het bijzonder is gelet op:
  • de omstandigheid dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van de verdachte fysiek letsel heeft opgelopen, bestaande uit de zware kneuzing van een aantal rug- en nekwervels, symptomen die duidden op een kneuzing van de lever, twee gebroken ribben en vocht in een long;
  • de omstandigheid dat de benadeelde partij door het incident drie maanden volledig arbeidsongeschikt is geweest en anderhalf jaar lang niet in staat is geweest om zijn normale werkzaamheden te verrichten;
  • de omstandigheid dat de benadeelde partij door de aanrijding tot op de dag van vandaag lichamelijke klachten ondervindt, medicijnen moet innemen en terugvallen ervaart;
  • de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters wordt toegekend.
De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot het bedrag van € 4500,00 zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 302 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179a van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 primair en 3 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179a van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [verbalisant 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [verbalisant 1] ter zake van het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 4.500,00 (vierduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [verbalisant 1] , ter zake van het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 4.500,00 (vierduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
55 (vijfenvijftig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van
mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
7 juni 2017.
mr. A.E. Kleene-Krom is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]