In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 3 februari 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1979, werd beschuldigd van het besturen van een motorrijtuig terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De tenlastelegging betrof een incident op 3 december 2014 te Amsterdam, waar de verdachte als bestuurder van een personenauto op de Bijlmerdreef reed, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs voor de categorie B ongeldig was. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de vereisten van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft gepleegd. De verdachte werd eerder onherroepelijk veroordeeld voor verkeersdelicten, waaronder het rijden met een ongeldig rijbewijs. Het hof heeft de ernst van het feit en de recidive van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. Ondanks de ernst van het feit, heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn zorg voor zijn 10-jarige zoon en zijn inspanningen om werk te vinden en schulden af te betalen. Het hof heeft uiteindelijk besloten om een taakstraf op te leggen van 50 uren, in plaats van een gevangenisstraf, en heeft de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf toegewezen, maar deze omgezet in een taakstraf.