ECLI:NL:GHAMS:2017:2385

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 mei 2017
Publicatiedatum
22 juni 2017
Zaaknummer
23-001917-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake rijden met ongeldig rijbewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 3 februari 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1979, werd beschuldigd van het besturen van een motorrijtuig terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De tenlastelegging betrof een incident op 3 december 2014 te Amsterdam, waar de verdachte als bestuurder van een personenauto op de Bijlmerdreef reed, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs voor de categorie B ongeldig was. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de vereisten van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft gepleegd. De verdachte werd eerder onherroepelijk veroordeeld voor verkeersdelicten, waaronder het rijden met een ongeldig rijbewijs. Het hof heeft de ernst van het feit en de recidive van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. Ondanks de ernst van het feit, heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn zorg voor zijn 10-jarige zoon en zijn inspanningen om werk te vinden en schulden af te betalen. Het hof heeft uiteindelijk besloten om een taakstraf op te leggen van 50 uren, in plaats van een gevangenisstraf, en heeft de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf toegewezen, maar deze omgezet in een taakstraf.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001917-16
Datum uitspraak: 10 mei 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 3 februari 2016 in de strafzaak onder de parketnummers 96-115753-15 en 96-093445-14 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 mei 2017.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 3 december 2014, te Amsterdam, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten rijbewijs B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Bijlmerdreef, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 december 2014 te Amsterdam, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten rijbewijs B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, de Bijlmerdreef, als bestuurder een personenauto, van die categorie heeft bestuurd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis.
De verdachte heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met zijn persoonlijke omstandigheden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het besturen van een personenauto, terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Daarmee heeft hij laten zien zich weinig aan te trekken van de jegens hem met het oog op de verkeersveiligheid genomen beslissing door het bevoegde gezag.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 april 2017 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld wegens verkeersdelicten, waaronder het rijden tijdens een ongeldigverklaring van het rijbewijs. Dat de verdachte hieruit geen lering heeft getrokken weegt sterk in zijn nadeel.
De ernst van het bewezen verklaarde feit rechtvaardigt mede in het licht van de recidive van de verdachte in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof houdt echter in het voordeel van de verdachte rekening met de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Zo is de verdachte belast met de zorg voor en de opvoeding van zijn 10 jaar oude zoon. De moeder van die laatste woont in België, evenals drie dochters van de verdachte die hij regelmatig bezoekt. De verdachte heeft verder aannemelijk gemaakt er hard aan te werken om in zijn nieuwe woonplaats een baan te vinden en zijn schulden af te betalen. Voorts heeft de verdachte blijk gegeven de laakbaarheid van zijn handelen in te zien. Om deze redenen is het hof van oordeel dat het opleggen van een vrijheidsbenemende straf bij de huidige stand van zaken een te grote wissel op het leven van de verdachte zou trekken.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 augustus 2014 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 15 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof zal de vordering tot tenuitvoerlegging toewijzen, omdat de verdachte het in onderhavige zaak bewezenverklaarde feit heeft begaan in de aan de voorwaardelijke straf gekoppelde proeftijd, die is ingegaan op 15 november 2014.
Op grond van hetgeen hiervoor omtrent de persoonlijke situatie van de verdachte is overwogen, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 augustus 2014, parketnummer 96-093445-14, te weten van een gevangenisstraf van 15 dagen, te vervangen door een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. M. Jurgens en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 mei 2017.
mr. M. Jurgens is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.