ECLI:NL:GHAMS:2017:2384

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
22 juni 2017
Zaaknummer
23-003665-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld in vereniging gepleegd tegen een onbekende man in Hoorn met ernstige gevolgen voor het slachtoffer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1994, werd beschuldigd van openlijk geweld gepleegd tegen een onbekende man op 9 juli 2016 in Hoorn. De tenlastelegging omvatte het slaan en schoppen van het slachtoffer, ook nadat deze op de grond lag. Het hof heeft de zaak behandeld na een terechtzitting op 10 mei 2017, waar de verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging kwam.

De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat zijn recidive onderstreept. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. Ondanks de ernst van het geweld, heeft het hof besloten om een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, in combinatie met een onvoorwaardelijke taakstraf. Dit besluit is genomen in het belang van de verdachte en de samenleving, waarbij het hof de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte in overweging heeft genomen.

Daarnaast heeft het hof de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste voor materiële en immateriële schade, toegewezen. De totale vordering van € 685,00 werd toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf behandeld, maar in plaats daarvan een taakstraf opgelegd, rekening houdend met de actuele situatie van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003665-16
Datum uitspraak: 24 mei 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 23 september 2016 in de strafzaak onder de parketnummers 15-142094-16 en 15-800197-15 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 mei 2017.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 juli 2016 te Hoorn openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Roode Steen, in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde] , welk geweld bestond uit
- het slaan/stompen in het gezicht van de [benadeelde] en/of
- het meermalen schoppen/trappen tegen het lichaam van die [benadeelde] (ook nadat deze op de grond lag) en/of
- het meermalen schoppen/trappen in het gezicht/tegen het hoofd van die [benadeelde] (terwijl deze op de grond lag).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt dan de politierechter.

Bewijsmiddelen

Nu verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en er geen vrijspraak is bepleit, volstaat het hof gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met de navolgende opgave van de bewijsmiddelen:
1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1100-2016152916-1 van 17 juli 2016 in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , doorgenummerde pagina’s 81 en 82, houdende de verklaring van [benadeelde] .
2. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2016152916-40 van 11 juli 2016 in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina’s 59 en 60 (uitkijken camerabeelden).
3. De bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 10 mei 2017.

Bewezenverklaring

Het hof acht op grond van de hier boven opgesomde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 juli 2016 te Hoorn openlijk, te weten op de openbare weg, de Roode Steen, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde] , welk geweld bestond uit:
  • het slaan/stompen in het gezicht van [benadeelde] en
  • het meermalen trappen tegen het lichaam van [benadeelde] (ook nadat deze op de grond lag) en
  • het meermalen trappen tegen het hoofd van [benadeelde] , terwijl deze op de grond lag.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen waarvan 119 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren, waarbij als bijzondere voorwaarden dienen te worden gesteld (a) het naleven van een locatiegebod, welk gebod gedurende zes maanden dient te worden gecontroleerd met behulp van elektronisch toezicht, (b) deelname aan gedragsinterventies en (c) het naleven van een meldplicht bij de reclassering.
De raadsman heeft zich op hetzelfde standpunt gesteld als de advocaat-generaal. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat het onwenselijk is dat de intensieve begeleiding die de verdachte krijgt wordt doorkruist door een vrijheidsbenemende straf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich met twee anderen na een bezoek aan een café in Hoorn en de nodige alcoholische consumpties zonder enige kenbare aanleiding op schokkende wijze schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging door een hem volstrekt onbekende man stompen, onderuit te halen en vervolgens vol op het hoofd en het lichaam te trappen. Twee van de daders gaven elkaar daarop een ‘boks’, waarna de verdachte en zijn mededaders het slachtoffer op straat aan zijn lot overlieten. Laatstgenoemde is bij het incident bewusteloos geraakt, heeft diverse letsels opgelopen die het nodige ongemak hebben veroorzaakt en heeft gedurende twee weken alleen vloeibaar of zacht voedsel kunnen eten. De impact van het voorval was dusdanig dat hij zich genoodzaakt heeft gezien te verhuizen naar een andere stad. Feiten als het onderhavige maken ernstig inbreuk op de lichamelijke integriteit van slachtoffers en dragen bij aan in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid, in het bijzonder in het uitgaansleven en bij hen die daarvan slachtoffer of getuige zijn.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 april 2017 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld wegens soortgelijke feiten, in het bijzonder ook wegens uitgaansgeweld, begaan op 9 mei 2015. Dat de verdachte hieruit geen lering heeft getrokken weegt in zijn nadeel.
De ernst van het bewezen verklaarde feit rechtvaardigt mede in het licht van de recidive van de verdachte in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Het hof zal daartoe in dit bijzondere geval evenwel niet overgaan. Daartoe is het volgende redengevend.
Uit de rapportage van Reclassering Nederland van 22 september 2016 komt naar voren dat de verdachte een belaste voorgeschiedenis met opnames in gesloten jeugdinrichtingen kent. Hij functioneert op zwakbegaafd niveau, is gediagnostiseerd met een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling richting een antisociale persoonlijkheidsstoornis en kampt met autoriteitsproblemen. Ook het drankgebruik vormt een serieus probleem dat niet zelden tot geweldstoepassing leidt. Probleembesef heeft hij nauwelijks. Hij heeft bijna geen werkervaring, heeft een negatief sociaal netwerk en er zijn zorgen over zijn woonsituatie. In het verleden is gebleken dat hij niet in staat is op vrijwillige basis hulp te aanvaarden. Hij staat niet open voor interventies die zijn gericht op gedragsbeïnvloeding. Al met al kan het beeld dat uit het rapport oprijst buitengewoon zorgelijk worden genoemd.
Uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, in het bijzonder uit de verklaring van reclasseringswerker [reclasseringsmedewerker] (hierna: [reclasseringsmedewerker] ), is het hof gebleken dat zich veranderingen in de persoonlijke situatie van de verdachte hebben voorgedaan.
De verdachte is in aanmerking gebracht voor een persoonsgerichte aanpak voor (naar het hof begrijpt) criminele c.q. overlastgevende individuen in Hoorn. Daarbij zijn de gemeente, de politie, het maatschappelijk werk en de reclassering betrokken. De verdachte is in een ‘verdienwoning’ komen te wonen. Daarbij gelden als eisen dat er begeleiding wordt geaccepteerd, een bewindvoerder wordt aangesteld en er geen overlast wordt veroorzaakt. Aanvankelijk verliep de begeleiding van de verdachte niet goed, maar hij stelde zich al vrij snel begeleidbaar op. Het alcoholgebruik van de verdachte is gereduceerd. Het gebruik van cannabis vooralsnog niet; een (individuele) leefstijltraining kan hier mogelijk verandering in brengen. In overleg het UWV wordt de verdachte thans toegeleid naar een betaalde baan, waarbij wordt gedacht aan werk in de bouw of op de binnenvaart, of vrijwilligerswerk. Tot slot zal de verdachte over 2 maanden vader worden van een zoon. Dit heeft er mede toe geleid dat een kentering in de houding van de verdachte is opgetreden.
[reclasseringsmedewerker] heeft benadrukt dat het van belang is dat de verdachte naast de leefstijltraining ook de training GI-RN Stop relax! volgt. Het voorzetten van het ingezette traject in combinatie met een locatiegebod en een uitgaansverbod (gedurende 3 tot 6 maanden gecontroleerd door elektronisch toezicht) geniet in haar optiek de voorkeur boven onvoorwaardelijke detentie. Daarbij is volgens haar een proeftijd van 3 jaren aangewezen. Zij heeft verder aangetekend dat een werkstraf goed kan passen bij een arbeidstoeleidings-traject en dat in de toekomst mogelijk ambulante begeleiding door de GGZ of een LVG-instelling geïndiceerd is in verband met de eerder gesignaleerde persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte.
De verdachte heeft op de terechtzitting in hoger beroep verklaard gemotiveerd te zijn voor het ingezette traject en te weten waar hij ‘ja’ tegen zegt.
Het hof overweegt dat het leven van de verdachte, naar het zich laat aanzien, een nog prille maar positieve wending heeft genomen. Duidelijk is geworden dat de verdachte zich thans conformeert aan en zich inzet voor het voor hem uitgestippelde traject. Het hof acht het in het belang van de verdachte én van de samenleving dat deze positief te waarderen lijn wordt doorgetrokken, en deze ontwikkelingen niet worden doorkruist door het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur. Daarom zal het hof een gevangenisstraf opleggen waarvan het onvoorwaardelijk deel de duur van het reeds ondergane voorarrest niet overstijgt. Hiermee wordt de verdachte een voorlopig laatste kans gegund om buiten de muren van de Dienst Justitiële Inrichtingen zijn leven blijvend ten goede te keren.
Het hof is van oordeel dat daarnaast een onvoorwaardelijke taakstraf een passende reactie op het bewezen feit vormt, waarbij het hof als bijkomend voordeel ziet dat bij de uitvoering van deze taakstraf van de verdachte zelfdiscipline wordt verwacht en hem tegelijkertijd structuur en arbeidsritme wordt bijgebracht. De omvang van de taakstraf zal naar het oordeel van het hof aanzienlijk moeten zijn, omdat alleen op die manier wordt een evenwichtige balans gevonden tussen de noodzakelijk geachte vergelding en normbevestiging enerzijds en de speciale preventie anderzijds. Hieruit spreekt dat het hof van oordeel is dat de straf die de advocaat-generaal heeft gevorderd te zeer aan een ander voorbij gaat.
Ten einde de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken én hem ertoe te verplichten het traject dat in het kader van de persoonsgerichte aanpak voor hem is uitgezet te volgen, zullen aan het voorwaardelijk strafdeel de na te noemen, op de adviezen van [reclasseringsmedewerker] aansluitende bijzondere voorwaarden worden gesteld, waaronder een locatiegebod en een horecaverbod. Teneinde het toezicht op de naleving van de voorwaarden te vergemakkelijken zal worden bepaald dat de verdachte gedurende 6 maanden een enkelband dient te dragen; uit de rapportage van Reclassering Nederland van 8 mei 2017 is gebleken dat de woning van de verdachte geschikt is voor een dergelijke vorm van elektronisch toezicht.
Nu de verdere stabilisatie van de situatie van de verdachte naar verwachting nog geruime tijd in beslag zal nemen, zal een proeftijd van 5 jaren worden vastgesteld. Voor het stellen van een dergelijke proeftijd is vereist dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam. Daaraan is voldaan. Immers, vast staat de verdachte op 9 mei 2015 en 9 juli 2016 heeft schuldig gemaakt aan forse vormen van uitgaansgeweld. Aan de hand van een risicotaxatie-instrument is het recidiverisico door de reclassering op 21 september 2016 voorts ingeschat als hoog. Tot slot zijn de opwaartse ontwikkelingen in het leven van de verdachte nog bijzonder pril en is er geen reden om aan te nemen dat aan de persoonlijkheidsproblematiek waarmee de verdacht behept is op afdoende wijze het hoofd is geboden. Op dezelfde gronden is voldaan aan de voorwaarden om de te stellen bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Het hof zal dan ook een daartoe strekkend bevel geven.
Het hof acht, alles afwegende, een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 685,00, bestaande uit € 385 materiële schade en € 300 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij integraal zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman heeft zich niet over de vordering van de benadeelde partij uitgelaten.
Het hof overweegt als volgt.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade met een omvang van € 385 heeft geleden, gelet op de gemotiveerde stellingen van de benadeelde partij, die zijdens de verdachte niet zijn betwist. Dit deel van de vordering ligt dan ook voor toewijzing gereed.
Verder is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade met een omvang van € 300 heeft geleden. Daarbij is in aanmerking genomen dat de benadeelde partij ter staving van zijn vordering gemotiveerde stellingen heeft geponeerd en dat zijdens de verdachte deze stellingen niet uitdrukkelijk en gemotiveerd zijn weersproken, in het bijzonder niet ten aanzien van het optreden van de opgevoerde schade en de causale relatie daarvan met het bewezen verklaarde feit.
De begroting van de omvang van immateriële schade is voorbehouden aan de rechter, die daarbij niet is gebonden aan de gewone regels omtrent stelplicht en bewijslast (HR 17 november 2000, NJ 2001/215). Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar maatstaven van billijkheid schatten op € 300, waarbij in het bijzonder is gelet op:
  • de omstandigheid dat de benadeelde partij bij het gewelddadige incident hinderlijke fysieke letsels heeft opgelopen en hij gedurende twee weken nauwelijks heeft kunnen kauwen (en mitsdien genoodzaakt was slechts vloeibaar of vast voedsel tot zich te nemen) en zelfs anderhalve maand na het misdrijf nog steeds pijn aan zijn kaak ondervond wanneer hij at;
  • de omstandigheid dat de benadeelde partij door het gewelddadige incident psychische gevolgen heeft ondervonden, bestaande uit angstklachten die hem ertoe hebben gebracht te verhuizen naar een andere stad;
  • de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters wordt toegekend.
De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 27 augustus 2015 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van drie maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft voorgesteld dat er, in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de eerder in voorwaardelijke vorm opgelegde straf, een taakstraf van 140 uren wordt gelast. De raadsman heeft betoogd dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen.
Het hof is van oordeel dat er in beginsel alle aanleiding is de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen, omdat de verdachte het in onderhavige zaak bewezenverklaarde feit heeft begaan in de aan de voorwaardelijke straf gekoppelde proeftijd van 3 jaren, die is ingegaan op 11 september 2015.
Echter, gelet op hetgeen hiervoor omtrent de actuele persoonlijke situatie van de verdachte is overwogen, zal het hof, in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, een taakstraf van na te melden duur gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
239 (tweehonderdnegenendertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
5 (vijf) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 5 (vijf) jaren de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich meldt bij Reclassering Nederland, zolang en frequent de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van de persoonsgerichte aanpak in Hoorn door de daarbij betrokken begeleiders en (ook anderszins) door de reclassering worden gegeven en de afspraken die in verband met een en ander met hem worden gemaakt.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende zes maanden, of zoveel korter als de reclassering verantwoord acht, houdt aan
- ( a) het gebod om gedurende door de reclassering schriftelijk aan te wijzen tijdspannes te verblijven op het adres Stijl 9 te Hoorn (of een ander nader door de reclassering te accorderen adres) en
- ( b) het verbod om zich gedurende door de reclassering schriftelijk aan te wijzen tijdspannes te bevinden in uitgaans- en andere horecagelegenheden, zulks indien de reclassering dit noodzakelijk acht,
waarbij op de naleving van het gebod en het verbod wordt toegezien door middel van een elektronisch controlemiddel (enkelband) dat op een door de reclassering te bepalen dag en tijdstip op evengenoemd adres wordt aangesloten.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde deelneemt aan gedragsinterventies, te wetende GI-RN Stop en Relax! en een (individuele) leefstijltraining, of soortgelijke gedragsinterventies waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen die gedurende of in verband met die gedragsinterventies worden gegeven.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 685 (zeshonderdvijfentachtig euro) bestaande uit € 385,00 (driehonderdvijfentachtig euro) materiële schade en € 300 (driehonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 685 (zeshonderdvijfentachtig euro) bestaande uit € 385 (driehonderdvijfentachtig euro) materiële schade en € 300 (driehonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
13 (dertien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 27 augustus 2015, parketnummer 15-800197-15, te weten van gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd 3 jaren, te vervangen door een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
3 (drie) maanden hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. M. Jurgens en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 mei 2017.
mr. M. Jurgens is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]