ECLI:NL:GHAMS:2017:2381

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 april 2017
Publicatiedatum
22 juni 2017
Zaaknummer
23-005032-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake verkeersdelict met zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 november 2015. De verdachte, geboren in 1966, was beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 11 november 2014 te Amsterdam, waarbij een voetganger, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel opliep. De tenlastelegging omvatte zowel een primair als een subsidiair verwijt van onvoorzichtig rijgedrag. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich als bestuurder van een bedrijfsauto niet voldoende heeft vergewist van de situatie op de weg, waardoor hij geen voorrang heeft verleend aan de voetganger op de oversteekplaats. Het hof oordeelde dat het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kon worden bewezen, en sprak de verdachte daarvan vrij. Echter, het subsidiair ten laste gelegde werd wel bewezen verklaard, en de verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor vier maanden, met een proeftijd van twee jaren. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de noodzaak van zijn rijbewijs voor zijn werk.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-005032-15
Datum uitspraak: 25 april 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 november 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-679017-15 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 april 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 11 november 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een bedrijfsauto, daarmee rijdende over de Banne Buiksloterlaan zich zodanig, te weten zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, te weten twee gebroken ribben en/of een hersenschudding en/of een knie uit de kom, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht, bestaande dat gedrag hieruit: verdachte heeft gereden over de Banne Buikslootlaan, komende uit de richting van de Kamperfoelieweg en gaande in de richting van de IJdoornlaan, - terwijl verdachte ter plaatse (zeer) bekend was, verdachte heeft zich, gekomen ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats gelegen ter hoogte van het Korvetpad (omdat verdachte was afgeleid door een auto), niet, althans niet tijdig en/of voldoende, vergewist en/of is zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende, van blijven vergewissen dat een voetganger, te weten voornoemde [slachtoffer], doende was voornoemde voetgangersoversteekplaats - gezien verdachtes (rij)richting van rechts naar links -, over te steken, verdachte heeft voornoemde voetganger geen voorrang verleend, althans niet voor laten gaan en/of heeft verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende, afgeremd en/of heeft verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende, af kunnen remmen en/of is verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende, uitgeweken en/of heeft verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende, uit kunnen wijken voor voornoemde voetganger, verdachte is (vervolgens) tegen voornoemde voetganger aangereden en/of aangebotst, waardoor aan voornoemde [slachtoffer] vorenomschreven zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
subsidiair:
hij op of omstreeks 11 november 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een bedrijfsauto, daarmee rijdende over de Banne Buikslootlaan zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt, bestaande dat gedrag hieruit: verdachte heeft gereden over de Banne Buikslootlaan, komende uit de richting van de Kamperfoelieweg en gaande in de richting van de IJdoornlaan, terwijl verdachte ter plaatse (zeer) bekend was, verdachte heeft zich, gekomen ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats gelegen ter hoogte van het Korvetpad (omdat verdachte was afgeleid door een auto), niet, althans niet tijdig en/of voldoende, vergewist en/of is zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende, van blijven vergewissen dat een voetganger, te weten [slachtoffer], doende was voornoemde voetgangersoversteekplaats - gezien verdachtes (rij)richting van rechts naar links -, over te steken, verdachte heeft voornoemde voetganger geen voorrang verleend, althans niet voor laten gaan en/of heeft verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende, afgeremd en/of heeft verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende, af kunnen remmen en/of is verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende, uitgeweken en/of heeft verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende, uit kunnen wijken voor voornoemde voetganger, verdachte is (vervolgens) tegen voornoemde voetganger aangereden en/of aangebotst.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak primair tenlastegelegde

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, nu de verdachte een voetgangster op een voetgangersoversteekplaats heeft aangereden, waardoor zij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en de verdachte, gelet op de verkeersomstandigheden ter plaatse, de voetgangster ruim van te voren had kunnen zien. Dit brengt met zich dat de verdachte, anders dan hij zelf heeft verklaard, langer dan een fractie van een seconde onoplettend moet zijn geweest.
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het primair tenlastegelegde niet kan worden bewezen, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof gaat daarbij uit van de volgende gang van zaken. Op 11 november 2014 reed de verdachte in een Cadillac Escalade over de Banne Buikslootlaan in de richting van de IJdoornlaan. Ter hoogte van de Schoenerstraat keek hij kort naar links, naar een auto van de Belastingdienst. Het was voor de verdachte niet direct duidelijk of de auto linksaf zou slaan, waardoor dit voertuig vóór hem op de Banne Buikslootlaan zou komen te rijden. De verdachte zag dat de betreffende auto rechtsaf sloeg. Op het moment dat hij weer vooruit keek, zag hij direct voor zijn auto het latere slachtoffer over de voetgangersoversteekplaats lopen. De verdachte, die naar eigen zeggen zijn snelheid reeds had geminderd, kon niet meer op tijd remmen. Bij de daarop volgende aanrijding heeft het slachtoffer letsel opgelopen.
Het hof stelt vast dat de verdachte zich heeft gehouden aan de ter plaatse geldende maximumsnelheid, maar geen voorrang heeft verleend aan het slachtoffer dat zich op de voetgangersoversteekplaats bevond. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bekend te zijn met de gevaarlijke situatie ter plaatse, maar het slachtoffer bij het naderen van de oversteekplaats niet te hebben gezien. Ook het slachtoffer zelf heeft ten overstaan van de politie verklaard dat zij op het moment van oversteken wel in beide richtingen heeft gekeken, maar geen auto zag naderen. Uit de foto’s in het dossier blijkt dat zich op de aanrijroute naar de oversteekplaats bomen langs de weg bevinden die voor de verdachte en het slachtoffer mogelijk het zicht op elkaar bij hun nadering van de oversteekplaats hebben kunnen belemmeren. Over de mate waarin dat het geval is geweest, verschaft het dossier geen volledig inzicht. Daarom kan, anders dan waarvan de advocaat-generaal is uitgegaan, naar het oordeel van het hof niet met een voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld hoe lang het slachtoffer voor de verdachte ononderbroken zichtbaar moet zijn geweest. Nu hierover onduidelijkheid bestaat, kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend of onachtzaam heeft gedragen. Het hof spreekt de verdachte dan ook vrij van het primair ten laste gelegde.
Het subsidiair ten laste gelegde acht het hof wel bewezen, nu de verdachte, hoewel bekend met de gevaarlijke situatie ter plaatse, zich onvoldoende ervan heeft vergewist dat het slachtoffer overstak, haar geen voorrang heeft verleend waar dat wel had gemoeten en niet tijdig genoeg heeft afgeremd, waardoor een gevaar op de weg is veroorzaakt en het slachtoffer is aangereden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 november 2014 te Amsterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een bedrijfsauto, daarmee rijdende over de Banne Buikslootlaan, zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt, bestaande dat gedrag hieruit:
  • verdachte heeft gereden over de Banne Buikslootlaan, komende uit de richting van de Kamperfoelieweg en gaande in de richting van de IJdoornlaan, terwijl verdachte ter plaatse zeer bekend was;
  • verdachte heeft zich, gekomen ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats gelegen ter hoogte van het Korvetpad, er niet voldoende van vergewist dat een voetganger, te weten [slachtoffer], doende was die voetgangersoversteekplaats - gezien verdachtes rijrichting van rechts naar links - over te steken;
  • verdachte heeft die voetganger geen voorrang verleend en niet tijdig afgeremd;
  • verdachte is vervolgens tegen die voetganger aangereden.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het subsidiair bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van de strafoplegging aangevoerd dat het van groot belang is dat de verdachte zijn rijbewijs behoudt, nu dit onmisbaar is bij de uitoefening van zijn werkzaamheden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich, als bestuurder van een personenauto, in het verkeer gevaarzettend gedragen door geen voorrang te verlenen en niet tijdig zijn auto tot stilstand te brengen toen een voetganger op een voetgangersoversteekplaats wilde oversteken. Door aldus te handelen heeft de verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en heeft hij een ander schade en letsel toegebracht door deze aan te rijden.
Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die naar voren zijn gekomen ter terechtzitting in hoger beroep. In aanmerking genomen dat de verdachte zijn rijbewijs nodig heeft bij de uitoefening van zijn werkzaamheden, zal het hof een
voorwaardelijkeontzegging van de rijbevoegdheid opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. M.J. Dubelaar, in tegenwoordigheid van
A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
25 april 2017.
Mrs. Kuiper en Dubelaar zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]